Sigur Rós - Muziek ontstegen
Vorst Nationaal, Brussel, 10 januari 2009
Betoverend, subliem, magisch, ongelofelijk, toverachtig, fantastisch, super, weergaloos, indrukwekkend, overweldigend, ontzaglijk, feeëriek, imposant, ontroerend, onaards. Sigur Rós ontsteeg gisteren in een uitverkocht Vorst Nationaal niet enkel zichzelf maar de volledige hedendaagse muziekcultuur.

Met de keuze om zowel de blazers als het strijkerskwartet Amiina thuis te laten, had het Ijslandse viertal het niet makkelijk gemaakt voor zichzelf en voor het publiek. In zekere zin zette Sigur Rós een stap terug op hun commerciële hoogtepunt. Een gewaagde zet, maar een die ervoor zorgde dat we getuige werden van een van de beste concerten in onze uitgebreide concertcarrière.
De spanning die in de zaal hing net voor het concert zou aanvangen was te snijden en het publiek werd op brutale wijze de mond gesnoerd met de ijzingwekkende openers Svefn-G-Englar en Ný Batterí. De strijkstok waarmee zanger Jónsi Birgisson zijn gitaar te lijf ging en die hij later tijdens Hafssól definitief aan stukken zou slaan, kreeg het onmiddellijk zwaar te verduren. Snel werd duidelijk dat het ontbreken van de strijkers en blazers gecompenseerd zou worden door hard te spelen. Loeihard.
En toch ging slechts zelden de subtiliteit die we van Sigur Rós gewend zijn verloren. De groep sleurde ons dan ook van het ene uiterste naar het andere. Zo kon je tijdens Fljótavík maar vooral tijdens de eerste bis All Alright letterlijk een speld horen vallen. Nooit gedacht dat achtduizend mensen zo’n gigantische stilte konden opbrengen. Datzelfde stille publiek werd dan weer behoorlijk euforisch tijdens pakweg Vid Spilum Endalaust, Inní Mér Syngur Vitleysingur of het werkelijk sublieme Hoppípolla. Het waren echter de meer dan negen minuten durende versies van E-Bow (de enige echte verrassing in de set) en Festival (die stilte, die falsetto, die uitbarsting!) die de echte hoogtepunten vormden.
Net zoals het absurd blijft om een groep als Sigur Rós in een uitverkocht Vorst Nationaal te zien spelen, blijft het op zijn minst even absurd om Birgisson ons te horen vragen om mee te zingen (Meo Blódnasir) of -klappen. Dat laatste zorgde overigens voor de klap op de vuurpijl genaamd Gobbledigook. Extra drummers van voorprogramma For a Minor Reflection, een zichtbaar opgewekte groep, confettikannonen en achtduizend mensen wiens harten overliepen van geluk zorgden voor het meest intense moment van de avond.
Maar dat was zonder Popplagið gerekend. Haast een kwartier lang hield Sigur Rós Vorst in zijn greep met deze weergaloze versie van hun vaste afsluiter die eindelijk de tranen over onze kaken deed rollen. Er bestaat geen adjectief krachtig genoeg om dit muziekstuk te omschrijven.
Niet enkel was dit het visueel mooiste, maar ook het muzikaal sterkste optreden dat we tot nu toe van de band zagen. Sigur Rós bewees niet enkel een buitenbeentje te zijn in de moderne muziekscene, ze plaatste zichzelf er integraal boven.
10 januari 2009