S'Acobla - Een bont allegaartje
Flagey, Brussel, 6 maart 2010
Bij het horen van de term “hedendaagse muziek” worden al snel wenkbrauwen gefronst. En terecht: daar waar het experiment de schoonheid overwoekert, schermt een mens al eens zijn oorschelpen af. S’Acobla werd aangekondigd als een mengelmoes van experimentele pop en noise en zo begon het ook. Het drietal trok met twee gitaren, een drumstel en wat elektronica een zenuwachtige glitchstad op die even later het decor vormde voor gitaarakkoorden en Catalaanse zanglijnen. De combinatie van elektronische soundscapes en verstilde pop deed ons denken aan het In The Fishtank-experiment dat de Oostenrijker Fennesz en Sparklehorse ooit opzetten: geslaagde laagjes klanken. De jongens wilden echter niet in een vakje geduwd worden en schakelden daarna over op rauwe postrock. Ondanks wat schoonheidsfoutjes in de drumfills bleek de opbouw geslaagd en ontstond er een aangename spanning tussen gekende harmonie en onbekend experiment. Het publiek, dat begin niet goed van einde kon onderscheiden, liet het applaus wijselijk achterwege en werd even later getrakteerd op een paar minuten pure rock. Eenvoudige akkoorden en voorspelbare drums konden het contrast met het eerste kwartier niet groter maken en toen het nummer weggleed in clichés werd het niets meer dan een ironische knipoog naar de britrock. Dat alles werd bevestigd doordat de gitaren de zang –enkele gesproken frases- volledig overstemden en de tweede gitarist herhaaldelijk “Qué dices?” (“Wat zeg je?”) prevelde. Dat S’Acobla niet goed weet wat het wil en weinig subtiel van het ene genre op het andere overstapt, heeft enerzijds zijn charmes -wie houdt er niet van eens gewoon op zijn gitaar te rammen- maar resulteert anderzijds ook in een wat flauw experimenteel allegaartje. De groep verzandt bovendien al te vaak in stereotiepe postrock en na de mooie gelaagdheid uit het openingskwartier verdwaalde het drietal tussen folk, rock, kleinkunst en zelfs plukjes fado. De teksten, die af en toe deden denken aan Spaanse vissersgezangen, werden een paar keer geprojecteerd en dat bleek geen slechte zet. Het publiek dat er geen snars van stapte kon zo toch in alle rust wat inhoud meepikken. De studio’s in Flagey met hun extreme, akoestische kwaliteiten vormden een prachtig decor voor een talentvolle, maar wat richtingloze band die sterk uit de startblokken schoot en nadien wat verder praatte en schreeuwde zonder een concreet doel. S’Acoblablabla zeg maar. Het Ars Musica Festival loopt nog tot 2 april. Meer informatie vindt u hier.
