Rock Werchter - Claustrofobisch
Werchter Weide, Werchter, 14 mei 2010
Voor het eerst sinds lang dreigde Rock Werchter geen machtige slotavond tegemoet te gaan. Met een drie uur durende Metallica-show en dorpsfiets Faithless keken we vooral uit naar wat de Marquee ons in de laatste uurtjes nog te bieden had.

Stijn was weer in grootste doen. Deze keer hield hij de hele marquee koelbloedig in bedwang. Als je de kans krijgt, ga hem deze zomer dan zeker zien, want na een dipje is hij weer helemaal de oude.
Ideaal voor een Werchterzondag was de roes die de liederen van de Cold War Kids teweeg brachten. Het voorprogramma van Two Gallants en hun daaropvolgende eigen tournee heeft hen duidelijk geen windeieren gelegd. Gitarist Jonnie Russel rende nog steeds het hele podium af om zijn maten strak in het gareel te houden nadat ze in opener We Used To Vacation al meteen fel te keer gingen. Wat volgde was een chaotische mokerslag met Tom Waits' Dirt In The Ground als ultiem kippenvelmoment. Hang Me Up To Dry sloot de garelen in volle euforie.
Met een moordende zon aan de hemel vatten de heren van Mastodon hun passage op het Werchterpodium aan. Het viertal krijgt na drie uitstekende en vernieuwende albums overal het label van ‘grootheid in wording’ opgeplakt, en bejubelde passages op Pukkelpop en Graspop dienen dat kracht bij te zetten. Het was in elk geval al een zegen om op dezelfde dag als metalicoon Metallica aan te mogen treden. Maar waar die laatsten vooral een levende jukebox zijn geworden, met weinig oog voor nieuw relevant materiaal, haalde Mastodon verwoestend uit. Met de flying V in de aanslag zorgde de band voor een ware geluidsmuur, waarin songs hulpeloos rondzwierven en af en toe boven kwamen drijven. Het oergeluid van Mastodon werd echter aanvankelijk vakkundig de nek omgewrongen door een allesoverheersende basdrum, die ervoor zorgde dat de virtuoze gitaarlicks verdwenen in een tsunami aan drum. Gaandeweg kwam het goed met het geluid, en het was juist dan dat de verwoestende kracht van de groep compleet toesloeg. Het was zelfs niet nodig om in de vloedgolf van geluid songs als Capillarian Crest of Colony of Birchmen te herkennen. De energie en de rauwe passie van de band kwam voor uit de nietsontziende stroom van ‘lawaai’ die de band voortbracht. Virtuoos lawaai echter, waarmee de band zichzelf naar een plaats bovenaan onze Werchter-favorietenlijst heeft gekatapulteerd.
Dandyisme, part 2. Een overdosis Oscar Wilde of een nieuwe boom van metroseksuele mannen? Geen idee, maar ook Maximo Park-frontman Paul Smith pronkt maar al te graag met zijn bolhoed en zwarte stropdas. Die zijn echter geen excuus voor de excentrieke voorman om furieus van start te gaan met een strak Girls Who Play Guitar, direct gevolgd door een snedig Graffiti. Maximo Park tracht in zijn openingskwartier de Marquee te bombarderen met songs als rake voetzoekers, waardoor de tent vrijwel meteen uit zijn dak gaat. Our Velocity zorgt nog voor de nodige punch, daarna blijven de energiestoten beperkt tot het hyperactieve gedrag van Smith.Want na een hevig openingskwartier zakt de set in elkaar als een oer-Britse plumpudding. Nogmaals wordt bewezen dat Maximo Park een band is die het eerder moet hebben van haar singles, die stuk voor stuk een hoge dans- en meezingbaarheidsfactor hebben. Dat heel ‘Our Earthly Pleasures’ passeert doorheen de setlist, is dan ook meer een vloek dan een zegen. Pas tegen het einde aan weten de Britten de draad weer op te pakken, met dank aan een vlotte stamper als Nosebleed. Publiekslieveling Apply Some Pleasure moet dan al niet veel meer doen dan zijn karamellenversen bovenhalen (“What happens when you lose everything/ you just start again/ you start all over again” – denk de cirkelvormige handbewegingen er zelf bij, en u begrijpt ons punt), Going Missing zet vlak daarna een slotakkoord aan wat dan ‘een wisselvallig optreden’ heet.
Net als !!! en The Kooks leed ook Interpol onder het veel te grote hoofdpodium. Met muziek die zwarter klinkt dan de nacht, is de groep dan ook gemaakt om een Marquee af te sluiten met een stemmige lichtshow. Ter compensatie van deze foute casting besloten de weergoden na een hele dag zonneschijn om tijdens The Heinrich Maneuver de hemelsluizen open te zetten. Maar voor dat gebeurde, hadden de Britten er al een wisselvallige set opzitten. Het gitzwarte Pioneers of the Fall, eveneens de opener van de nieuwe plaat ‘Our Love To Admire’, beloofde aanvankelijk wel veel goeds, en de band ritste daar vlot stuiterende kleppers als Slow Hands en Narc achter. Ook Mammoth, eveneens een nieuwe song, klonk stevig en vernieuwend in de oren. Maar van enige interactie met het publiek was voor de rest geen sprake. Frontman Paul Banks verborg zich zoveel mogelijk achter zijn hippe bles, en keek schuw rond tussen de nummers door. Rest My Chemistry klonk al een stuk minder sprankelend dan het andere nieuwe materiaal, en het was wachten tot The Heinrich Maneuver en publieksfavoriet Evil passeerde om terug wat spanning in de set te krijgen. Not Even Jail uit ‘Antics’ kon op plaat al niet overtuigen, en zijn live-broertje was niet van die aard om onze mening te doen veranderen. Met PDA sloot Interpol daarna voorspelbaar een onevenwichtige en zelfs onverwacht zwakke set af, zodat het gevoel van teleurstelling overheerste na deze passage van de postpunk-iconen.
Na de dronkemansfratsen van Frank Black genoot de hitgevoelige snaar in ons van Wish You Were Here en Drive van Incubus. Meer was er niet aan, de heren die jarenlang de nieuwe Peppers werden gewaand, stelden ons diep teleur en dreigen in onze vergeetput te belanden.
Damien Rice daarentegen had duidelijk zijn missie vooropgesteld. Met een wondermooi 9 Crimes gaf hij de flarden hitparadegoeroes meteen waar ze voor kwamen, zodat ze snel een mooi plaatsje konden gaan uitkiezen voor Metallica. Wat volgde was een staaltje van Rices puurste eigenzinnigheid en stond voor ontroerende schoonheid en krullende tenen. De Ier kwam bij momenten zeer stevig uit de hoek tijdens sublieme versies van Woman Like A Man en I Remember. Het innemende sfeertje dat Bang, Bang dan weer creeërde, deed ons meermaals naar adem snakken. Voor een tweede keer deze zondag leek Tom Waits zeer dichtbij. Het buitengewoon magistraal gebrachte The Blowers Daughter, met Creep er middenin, deed alles even muisstil worden. Kroppen in de keel, u kan het zich ongetwijfeld voorstellen.
Metallica- en Faithless-fans moeten we jammer genoeg teleurstellen. Wij hebben hen de voorbije jaren iets té vaak de deur zien platwalsen in Werchter, en ondanks het feit dat het er bij het publiek blijkbaar nog steeds evengoed in gaat, kunnen wij het missen als kiespijn.
Tori Amos kronkelde zeer fijntjes achter haar piano, maar wat de meerwaarde van de live-band was, vragen wij ons nog steeds af. Buiten een weergaloos Cornflake Girl, een bombastisch Body & Soul en de kostuumwissel tijdens de verdwaalde bassen van Professional Widow kon ze ons weinig in vervoering brengen. Allemaal wel sympathiek hoor, dat kat-en-muis spel tijdens Big Wheel, maar het compromis dat La Amos moest maken tussen haar eerste en tweede plaat was er in zijn totaliteit maar ééntje van dweilen met de kraan open.
Ondanks enkele kleine opflakkeringen en het stevige feestje van gisterenavond, dronken we ons vervolgens teleurstellend een stuk in onze kraag op de beats van Faithless en haalden we prachtige herinneringen op aan de tweede Werchterdag.