Pukkelpop 2014 - Grootse afsluiters

Festivalweide, Kiewit, 18 augustus 2014

Het ging nog redelijk goed met (pvg), (ma) en (kvl). We lieten de stank die zich ondertussen uit verschillende lichaamsholten verspreidt even buiten beschouwing. Ook op dag drie sloofden ze zich uit om van het ene podium naar het andere te hossen en u nauwkeurig op de hoogte te houden van wat er daar in Kiewit allemaal gaande was. Dit was Pukkelpop 2014 op het scherp van de snede.

Pukkelpop 2014 - Grootse afsluiters



Hij heeft wat van Henry Rollins, de zanger van Big Ups. En ook de muziek ligt daar niet zo ver vanaf. Al kan je er ook een band als Aereogramme in zien. Hij zingt ook niet echt, Joe Galarraga, hij declameert. Tel daarbij de fantastische songs van dit bandje uit New York (uiteraard) op en je hebt een beeld van Big Ups. In de Marquee nam het gezelschap een eerder voorzichtige start. Galarraga slofte over het podium en de rest van de band leek nogal onder de indruk van de omstandigheden. Maar dat zou zo niet blijven.

Terwijl Galarraga zijn kont aan de camera toonde, gekke bekken trok en persoonlijk kwam kennis maken met de eerste rij, raakte de band steeds meer op temperatuur om uiteindelijk kickassversies van Goes Black en Wool neer te zetten. Big Ups wordt nog iets, voor zover het dat nog niet is, zeg dat (pvg) het gezegd heeft!

De meningen waren verdeeld waar het John Wizards betreft. Want terwijl wij vooraan mensen zagen ronddansen, bleek achteraan de Castello leeg te lopen. Onterecht, als u het ons vraagt. Want een paar tientallen meter verder werden de ingeblikte beats blijkbaar wel gesmaakt. En de beats van deze Zuid-Afrikanen kwamen gewoon uit een drumstel. Ons deerde dat niet. Integendeel, de combinatie van de Afrikaanse gitaartjes met de synths en samples was best lekker.

Om u een idee te geven: laat Harald Faltermeyer (dat is die van de soundtrack van 'Beverly Hills Cop') Paul Simons 'Graceland' onder handen nemen of geef Johnny Clegg een synth-make-over en je moet ergens in de buurt komen. De gitaren waren hoog gestemd, de synths smulklaar. En frontman John Withers' zachte stem vulde het geheel aan. Heerlijk laidback op zijn Afrikaans. Heel even waren wij zelfs de regen vergeten. (pvg)

"Where are you now" vroeg JFJ quasi tegelijkertijd in openingsnummer Leaders Of The West. Wel, wij waren bij hem in de Wablief?! waar zijn band haar door ons zeer gepruimde debuut kwam voorstellen. Met ons waren een pak - vooral Limburgse - fans op dit vroege uur present. Die kenden hen al van Limbomania en keken al uit naar dit moment sinds de Pukkelpopstorm hun eerste optreden verhinderde.

Het titelnummer van 'Electric Wood' was het eerste wat ons hoofd goedkeurend heen en weer deed gaan. En daarna waren we vertrokken. "Give me an a, give me a quart and you get... Awkward!", klonk het en daarna volgden de beste nummers: Honey, Drive Through The Night, Financial Crisis en Clyde Fans. Ook aan het eind nog twee prijsbeesten met Suckerpunch Coffee en vooral het stomende Cult Manifesto. Missie geslaagd dus. Alleen jammer van de soms wegvallende vocals. (ma)

Float Fall was een tijdje weg maar is nu terug en wel als viertal, zo stelde (ma) vast in de Club. En ook al klonken ze nu voller, het recept van de songs bleef grotendeels hetzelfde als in de periode van Someday: broos, dromerig en verfijnd als Vlaamse kant. "Sensueel", noteerden we ook. En wel op het moment dat Rozanne Descheemaker haar hoorn aan de lippen zette en een warme, koperen bries door de tent stuurde. Die tent stond trouwens al goed vol. Al na een half uur was het duidelijk: van Float Fall mogen we nog mooie dingen verwachten. We konden met een gerust hart naar de Castello voor nog meer ragfijne pop. Die van Arthur Beatrice. Achteraf bekeken hadden we gerust nog wat kunnen blijven want de Londenaars begonnen wat later aan hun set.

Die was op een nummer na identiek aan die van hun show in de Botanique eerder dit jaar. Ook nu weer moest je tijdig binnen zijn om de drie beste songs mee te maken. Velen zullen dit muziek voor mietjes vinden. En ja, de band speelt met de grenzen tussen de geslachten met teksten als "What I do as a woman, I do as a man" (Ornament & Safeguard) maar toen zangeres Ella Girardot zich als een volleerd striptease-meisje van haar vestje ontdeed, haar fraaie naakte rug toonde en verder ging in een satijnen onderhemdje, steeg de bloeddruk bij elke hetero man in de tent op de juiste plaats.

Singles kreeg ongewild een aparte versie. De basdrum had het begeven en werd tijdens het nummer gewisseld. De roadie leek wel een mecanicien die in een wielerwedstrijd al rijdend de remmen van zijn renner verwisselde. De flair waarmee de band hiermee omging was een bewijs van hun professionaliteit en de sfeer leed er nauwelijks onder. "Wat zijn ze goed zeg", kirde een Nederlandse, die blijkbaar Pukkelpop verkoos boven Lowlands. En ja, wij konden dit alleen maar beamen! 

De verschuivingen in het tijdschema van de Castello bracht ons niet in de Marquee bij Glass Animals, die wel op tijd waren begonnen en dus al een tijd bezig waren, maar onverwacht in de Dance Hall bij Mapei. Daar werden we verwelkomd door twee “brothers from another mother”, die zich uitleefden op elektronica en drums. Toen Mapei zelf met twee dansers het podium opkwam, had ze meteen onze aandacht.

Die verslapte echter al snel na haar hitjes Change en Don’t Wait toen ze overschakelde op zoete rnb en radiovriendelijke soulballades. Enkel tijdens de raps flakkerde het vuurtje weer op en ook What’s Innit 4 Me klonk aardig, maar we hadden het kunnen weten bij het lezen van het programmaboekje. Daarin wist men niets anders te vertellen dan dat Mapei er goed uitzag. (ma)

Dat Bill Callahan überhaupt festivals speelt blijft een wonder. De man heeft het wel gevonden met gitarist Matt Kinsey, die zich als een trouwe metgezel voor Bill zijn kar heeft gespannen, maar ze tegelijk onverwachte richtingen uitstuurt.

Dat mocht ook blijken in de opstelling op het podium, want Bill Callahan was zelf enkele meters naar achter opgeschoven zodat de gitarist de belangstelling kreeg. Hijzelf stond er met zijn perfect geföhnde haar en gele pak ontspannen bij en leidde de groep (want er was ook een drummer) langs parels uit recent werk. We genoten vooral van America!, de ironische ode aan zijn thuisland, en van het deel loos gaan op gitaar en drums in afsluiter Drover(kvl)

De verwachtingen voor Uncle Acid & The Deadbeats waren hooggespannen, maar konden, misschien net daardoor, niet worden ingelost.

Aan hun intrede kan het alvast niet gelegen hebben. Die kwam, zoals het hoort voor een band die - om het genre maar een naam te geven - horrorrock speelt, ongetwijfeld uit een of andere duistere blood & gore-film. En ook bij het eerste nummer ging alles nog goed. Daar zat afwisseling en spanning in. Maar daarna verviel de band in rockvlakheid met songs die het gemiddelde niet overstegen en refereerden aan de hardrock van enkele decennia voorheen. Met de bluesrock van Death's Door waren ze ons dan ook helemaal kwijt en verlieten wij teleurgesteld The Shelter.

James Vincent McMorrow had het niet onder de markt. Ook bij hem zorgde het spook van de Marquee voor technische problemen. Al tijdens de soundcheck sputterde de elektrische piano tegen en tijdens zijn set ging er ook iets fout met de bas. Toch bleef de man een genot om naar te luisteren. Early In The Morning en If I Had A Boat waren al aardig maar Red Dust en Glacier tilden het niveau nog naar omhoog ondanks de problemen.

We Don't Eat herstelde zelfs onze hoop in de toekomst want ook al bestonden de eerste rijen vooral uit piepjonge meisjes en jongens, ze zongen allemaal mee. Waar en wanneer ze McMorrow oppikten weten we niet, maar het zal niet op de commerciële radio geweest zijn. Een deel van de jeugd heeft dus toch nog oor voor schoonheid. Die oren werden nog gevuld met Gold en Cavalier en dan was dit moment van verademing alweer verleden tijd. (ma)

(kvl) houdt wel van minimalistische muziek, maar zo minimaal als FKA twigs ze bracht ging hem toch een beetje ver. Drie mannen haalden ritmes uit elektronische drums terwijl zij zich ophield in de donkerte. Tenminste gedurende de eerste twintig minuten van haar set. Het begon nochtans spannend, met een fluisternummer, maar die spanning was snel weg toen de rest van de set eerder op een auditie voor een dansvoorstelling leek dan op een popconcert. Mooie bewegingen maakt ze wel, maar het komt behaagziek en inhoudsloos over.

Het zal wel zijn dat wij de vernieuwing niet snappen, want de dame krijgt voor haar debuutplaat lovende recensies van Pitchfork over The Guardian tot bij ons. Wij knappen een beetje af op het overtollig gehijg, dat waarschijnlijk sexy moet overkomen, en de soms snerende stem. Enkel Two Weeks konden we goedkeuren. Maar hebben we dat goed gehoord en censureerde ze de “fuck” in het woordje “motherfucker” tijdens een live show? Is dat een nieuwe mode? Gauw over naar de Main Stage...

Er was Paul Weller, er was Noel Gallagher, en nu is er Jake Bugg. De lijn van Engelse liedjessmeden is dus verzekerd. Het is een métier, meneer, liedjes schrijven. Maar talent is toch mooi meegenomen. En talent heeft Jake Bugg meer dan voldoende. Eind 2012 speelde hij nog in Café Video in Gent. Nu, amper anderhalf jaar later stond hij op de Main Stage van Pukkelpop. En hij kwam er nog mee weg ook. Dat er niet veel gecommuniceerd zou worden - het obligate "Thank you" niet te na gelaten - was vooraf al duidelijk.

Bugg liet het spreken over aan zijn liedjes. En of die iets te zeggen hadden. De show was mooi opgedeeld in een akoestisch en een elektrisch gedeelte en in elk deel zaten er wel publiekslievelingen als I've Seen It All, Me And You (beiden akoestisch) en Lightning Bolt (elektrisch). Maar het waren songs als Simple Pleasures en een beestig rockend Kingpin die ons over de streep trokken. Resultaat was een show waar eenieder wel iets uit kan halen, zoals dat een groot liedjesschrijver betaamt. Van dit mannetje staat ons vast nog een en ander te wachten. Daar kan je vanop aan. (pvg)

Op hetzelfde moment beleefde (ma) een ander hoogtepunt in de Marquee met Fink. Geen fancy backdrop of zijn naam in lichtjes, enkel een zwarte achtergrond en vijf in het zwart geklede muzikanten. Meer had hij niet nodig om te overtuigen. Dat en zijn vakkundig gearrangeerde parels van songs. In het begin keken we even vreemd op omdat alle muzikanten dicht bij elkaar waren opgesteld aan de coté jardin, maar eens de eerste akkoorden van Berlin Sunrise weerklonken, vergaten we het gat aan de coté court. Na dat oudje volgden er nog twee: Warm Shadow en Sort Of Revolution waarin hij aan het eind zijn gitaar neerlegde en achter de monitor aan de slag ging met knopjes en pedalen.

Pas daarna dook Fink zijn recente album 'Hard Believer' in met het intense Pilgrim. Daarvan moest de man zelf bekomen en hees hij zich op een barkruk voor het bluesy titelnummer van die plaat. Daarna volgde nog Looking Too Closely en was 's mans speeltijd al om. We bleven compleet overrompeld achter. Zes songs slechts maar wel één enorm hoogtepunt. Waar is dat eindejaarslijstje?

DOEN heette de opener van de set (en ook van de laatste plaat) van Red Fang. En of ze het deden. Als een kudde bizons denderden zij door The Shelter. Nu is dat voor Red Fang niet eens ongewoon. Zij maken er een gewoonte van om voor niks uit de weg te gaan. Gewoon recht op het doel af. En dat werkt. Zo bleek ook weer op Pukkelpop waar de de fans de band weer iets steviger in het hart sloten en er eveneens meteen een stel nieuwe supporters werden bijgemaakt.

Wie op adem wil komen, is er bij Red Fang aan voor de moeite. Want er wordt je geen moment rust gegund. Je kan niet anders dan te worden verteerd door de vlammen en er nog van te genieten ook. En als er dan nog refreinen bij komen kijken die je lekker mee kan brullen (zoals “Cut it up” in Blood Like Cream), ben je helemaal verloren. Dit was van het beste wat er op dag drie te zien was, aldus (pvg)

Even leken we beland bij Kraftwerk toen een computerstem de excentrieke gitariste St. Vincent aankondigde. Die kwam op met rotbotachtige bewegingen onder begeleiding van de stomende beats van Rattlesnake, begon te zingen en liet zich haar zwartgelakte gitaar rond de hals hangen om meteen in de frontstage te springen. St. Vincent was duidelijk van plan om er een donkere freakshow van te maken en gooide er meteen haar laatste single Digital Witness tegenaan, legde dan de beats min of meer het zwijgen op met Cruel ,dat op gejuich werd onthaald, om vervolgens in haar verleden te graaien met Marrow  en Cheerleader.

Daarbij beklom ze haar speciaal voor dat ene nummer meegebrachte, afgetopte piramide en nadat ze weer ter aarde was neergedaald, dankte ze alle freaks en anderen die naar haar kwamen kijken en volgde Birth In Reverse. Dan mochten de beats en de elektronica weer hun gang gaan voor Huey Newton. Met een ingestudeerde “walk” trok ze vierkantjes op het podium samen met haar gitariste/ toetseniste bij Bring Me Your Love, maar pas bij een compleet geflipt Your Lips Are Red ging ze volledig los.

Als een personage uit een Tim Burtonfilm sprong ze in de frontstage, dwong met haar hoofd een securityman dichterbij, klom al spelend in diens nek, bereed hem als een paard richting publiek, stal daar een gifgroene zonnebril, liet zich achterover vallen om achterwaarts het podium op te schuiven. Daar strompelde ze nog wat rond, liet zich vallen aan de microfoonstandaard en trok zich daar dan weer half aan op als een gevallen krijger aan zijn vlaggenstok.

Ondertussen bonkte de basdrum van Queens Of The Stone Age al de Club in, maar (ma) hijgde nog even na van dit zowel muzikaal als visueel knappe spektakel.

De Main Stage op een festival is altijd een dubbeltje op zijn kant. Je wil de neutrale kijker niet verliezen, maar de fan ook tevreden stellen. Queens Of The Stone Age vonden daarin het perfecte evenwicht.

Opwarmen deden ze, nadat er werd afgeteld, met het donkere You Think I Ain't Worth A Dollar, But I Feel Like A Millionaire. Josh Homme had er in elk geval duidelijk zin in. Dit was geen doordeweeks uitstapje voor QOTSA. Hier zouden gewonden kunnen vallen.

Maar het blijft een festival en dus mochten de hits niet ontbreken. No One Knows, Smooth Sailing, Make It Wit Chu, … ze zaten allemaal in het eerste deel van de set. Toen dat feestje van herkenning dan was afgerond met een witheet Feel Good Hit Of The Summer, waren de doorsnee kijkers overtuigd. Bleven enkel nog de diehardfans. Achteraan vertrokken de eerste concertswingers, maar vooraan was het nog steeds feest. Do It Again was één van die nummers, die ons als een ijsemmer op een snikhete zomerdag overvielen. Even wat gas terugnemen met The Vampyre Of Time And Memory en Homme achter de piano om dan terug te vlammen en de blijvers te belonen met Go With The Flow. “Let’s cut loose!”, legde Homme de wei tenslotte op. Want voor je het weet is het tijd voor afsluiter A Song For The Dead.

Queens Of The Stage verstaan de kunst van een festivaloptreden en toonden dat met veel enthousiasme. Overwinnaars op alle fronten! (pvg)

Maar er was nog iets op til, in de Marquee, waar (kvl) voor een allerlaatste keer postvatte. Portishead moet de meest schuchtere groep ooit zijn. Ze komen zelden naar buiten met een plaat en geven optredens in het donker zonder dat er iemand op de voorgrond treedt. Beth Gibbons stond ook zaterdag een groot deel van de set met haar rug naar het publiek en haar jas nog aan. Enkel wat welgeplaatste camera’s zorgden voor uitvergrotingen op het scherm. En dan nog af en toe en eerder van schoenen dan van gezichten.

Hun uitvoeringen van de songs weken zoals gewoonlijk bijna niet af van de versies op plaat. Eigenlijk zijn hun concerten bijna onderling inwisselbaar. Maar zaterdag in The Marquee, met iedereen in een ontspannen sfeer en een set die beperkt werd tot de gebalde essentie van een uur was het toch nog net iets beter dan gewoonlijk. Dat uitte zich bijvoorbeeld in spontaan gejuich middenin Roads wat een beetje ironisch was gezien de tekst: “How can it feel this wrong?”. De break tijdens Glory Box was nog zo’n moment waarop je besefte hoe ongelooflijk goed deze groep eigenlijk wel is.

Niemand merkte op dat Beth Gibbons tijdens afsluiter We Carry On haar rondje high fives deed met de eerste rij. Niemand die daar op zat te wachten ook. Dit was zonder discussie de perfecte afsluiter voor de Marquee. (kvl)

18 augustus 2014