Pukkelpop 2014 - Het feest gaat door

Festivalweide, Kiewit, 18 augustus 2014

Pukkelpop dag twee. Het aftakelingsproces kon na een wilde nacht beginnen, maar toch hielden uw drie dienaars (pvg), (ma) en (kvl) de vinger aan de pols. Live tussen de regeldruppels door. Dit was Pukkelpop 2014 op het scherp van de snee!

Pukkelpop 2014 - Het feest gaat door



Gitaar-drumduo's... Sinds The White Stripes is de formule weer in zwang en ook het Britse broederduo Loveless doet het op die beperkende wijze. Ze doen dat goed, die "jongens" (Drenge in het Deens), stelde (ma) vast. Zo goed dat ze op het grote podium van Pukkelpop mochten staan.

En ze vlogen er in met de tanden bloot met gedreven versies van Face Like A Skull, Necromance Is Dead en Gun Crazy. Pas daarna werd wat gas teruggenomen en meteen begon het te regenen alsof de wolken even hadden moeten slikken bij de furieuze start. "I wanna do you wrong", blafte Eoin Loveless naar de weergoden en dat hielp nog ook. Hoogtepunten waren de zelfvernietigende songs Let's Pretend en het subtiele Fuckabout. Net geen Creep van Radiohead, maar het scheelt niet veel. Terechte stek op de Main Stage ook al is er nog maar één album.

Nick Waterhouse ziet er dan weer uit als de favoriete schoonzoon. Tenminste als je vijftig jaar geleden had geleefd. Maar hij leeft dus in 2014 en maakt daar het beste van. Meer nog: hij kreeg de Marquee van Pukkelpop helemaal op zijn hand. Daarvoor had hij hulp bij. Hulp, die vooral in het geval van de backingzangeres bijzonder veel liefde kreeg toegewuifd van het publiek. Maar het zijn wel de liedjes van Waterhouse. Liedjes, die de sfeer van de vroege dagen van de r&b weer helemaal doen herleven. Wij kregen zelfs zin om te gaan dansen. Niet zo wat heen en weer schuifelen, maar echt dansen. En dat wil iets zeggen. Wij zagen hem al eerder aan het werk en echt veel verschil zat er niet op. Er zat iets meer glamour aan de show, zonder dat dat stoorde.

Waterhouse voelde zich als een vis in het water, kreeg de toeschouwers steeds meer op zijn hand, blijkbaar tot zijn eigen vewondering. Ons verwonderde dat niet. Want goede muziek vindt altijd zijn weg. Hetgeen nu weer opnieuw bewezen is. (pvg)

Ze zijn zo hip als een kiwi maar als ze met zijn vijven hun gouden kelen opentrekken, is dat zo betoverend als de parelmoeren binnenkant van een oesterschelp. En als (ma) het over "Ze" heeft bedoelt hij eigenlijk Boy & Bear, de Australische folkrockers die begin dit jaar hun album 'Harlequin Dream' uitbrachten. Uit die plaat werd vooral geput tijdens hun doortocht in de Club met meervoudige hoogtepunten als gevolg: opener Three Headed Woman, Old Town Blues met zijn ritme als van een trein door de prairie, Something In The Water, Bridges of afsluiter Southern Sun. Welke is nu onze favoriet? Allemaal dus!

Ook oudjes als Feeding Line, Milk & Sticks of het bluesy Part Time Believer hielden zich perfect staande. Een paar fans hielden de Australische vlag hoog als eresaluut en dat was meer dan gepast.

"Kan er iemand die regendruppels-vallend-op-een-metalen-plaat-muziek afzetten?", vroeg de dochter van een vriendin van (kvl), die met hem meereed naar de weide. We hebben haar dan maar geplaagd met een streepje AC/DC. Dat was zo geregeld. Om daarna netjes aan te schuiven voor Actress in de Castello.

De eerste twintig minuten waren pure sfeermakerij van hetzelfde genre. Geluidjes die bubbelen, wringen en ploppen zonder noodzakelijk een richting in te slaan. Visueel viel er twee keer niks te beleven. Een Apple-logo blonk op een laptop, wat blauwe lampen flikkerden en een silhouet van een man verscheen vaag bij momenten. Na een tijdje vielen wat beats in, maar het bleef subtiel. De man grabbelde uit de verzameling samples waar hij zijn platen mee heeft gemaakt en wist je mee te nemen in zijn wondere klanklandschap. Te subtiel voor die eerder vermelde jongedame misschien, maar wij vonden dit zalig om op wakker te worden.

Velen vinden de ingewikkelde indiefolk van Other Lives te zwaar en te intellectueel, maar zelf zijn we zwaar in de ban van Tabish en Co. Het is fascinerend hoe elk bandlid behalve de drummer minstens twee instrumenten bespeelde en die drummer was dan ook nog eens enorm creatief. Soms drumde hij met vier sticks tegelijk. Other Lives weet met al die instrumenten (violen, piano, pauken, drums, gitaren, xylofoon, samplers) een compleet eigen wereld op te bouwen. Best is nog te luisteren met gesloten ogen en mee weg te dromen.

Enige minpuntjes: Tabish was slecht te verstaan en Black Tables werd niet gespeeld. Wel is er blijkbaar nieuw werk op komst en dat is goed nieuws, want 'Tamer Animals' is alweer drie jaar oud. (ma)

Tegelijkertijd was (pvg) getuige van een nautische Sharon Van Etten. Want er werd voortdurend geschipperd tussen rock en folk, bombastisch en klein. Buiten de Club viel het eerste (echte) buitje op Pukkelpop. Binnen was het gezellig. Maar dat was niet waar Sharon Van Etten voor gekomen was. Met All I Can zette zij meteen de zeilen bol. Ook de gitaren zouden het water hier niet rimpelloos laten. En dat was nu net de kracht van deze show. Want in het volgende nummer (Taking Chances) was het de synthesizer en de piano die op de boeg stonden. En ook dat bleek een meer dan aanvaardbare koers. Zo doorkliefde Van Ettens schip elk soort golven. Bombastisch en groots tegen de klippen op in Your Love Is Killing Me. Als een rimpelloze zee, met akoestische gitaar in Save Yourself.

Sharon Van Etten is een waardig kapitein die haar schip elke haven kan binnenvaren. En Pukkelpop was er eentje waar ze met open armen ontvangen werd.

De Teutoonse krijgers van Kadavar daarentegen lieten er geen twijfel over bestaan: zij regeerden The Shelter in de namiddag. Daarvoor hadden ze geen specifiek aanvalsplan opgesteld. Het was gewoon zoals de Germanen dat ooit deden: volle kracht vooruit. De drie heren stonden mooi op een lijn opgesteld en waren vooral te herkennen aan de wapperende manen. Gezien de hoeveelheid hoofd- en kinhaar aanwezig op het podium, was dat niet echt verwonderlijk.

Verder was de show te vergelijken met wat wij eerder al van hen zagen: weinig communicatie, maar des te meer beleving, pakkende riffs, loeiharde drums (de snare diende niet toevallig halverwege de show vervangen te worden) en uiteraard een stel goede songs, die op een podium nog steeds meer beklijven dan ze dat op plaat plegen te doen. We noemen Black Sun om er maar eentje uit te pikken, maar het had evengoed een van de andere nummers geweest kunnen zijn want dipjes waren er op geen enkel moment. Ouderwetse seventieshardock, zo u wil, maar dan wel voorzien van een stel stalen ballen. (pvg)

Het was even bang afwachten voor wat Cage The Elephant zou doen. Want een band kan dan wel een klein zaaltje als de AB-Club op zijn kop zetten. De Marquee van Pukkelpop is toch heel andere koek. Maar die angst bleek al snel ongegrond. Toen Matt Shulz nonchalant het podium op wandelde, was er nog geen vuiltje aan de lucht. Pas toen hij zijn keelgat openzette, brak de hel los. Vergelijk Shulz gerust met een jonge Jagger en zet meteen Cage The Elephant naast The Rolling Stones. Overdreven? Misschien, maar met het oog op de veranderde tijden toch een stelling waar we achter blijven staan. Want Shulz krijgt elk publiek over de streep. En daarvoor geeft hij zich helemaal, rent hij in de frontstage van het ene uiteinde naar het andere, maakt hij een dansje met de security-mensen en haalt hij tenslotte zijn klassieke tour de force uit door zowat rechtopstaand over de hoofden van het publiek te zweven. Tot zover dat verbod op crowdsurfen trouwens.

Bovendien heeft de band ook best wel puike songs. Ze kunnen misschien de vergelijking met de klassiekers van The Stones niet doorstaan, maar Aberdeen en Shake Me Down blijven wel lekker hangen. Voor wie even vergeten is waar rock-'n-roll nu ook alweer om draait: Cage The Elephant! (pvg)

Er zijn er die vinden dat Kenji Minogue om te lachen is. Ze dwalen. Akkoord: ze waren grappig in hun fluo spandexpakjes, en hun show is ronduit hilarisch, maar de nummers die je ondertussen hoorde passeren handelen wel over het spanningsveld tussen popmuziek en politiek (Gaza Strook), over communicatieproblemen anno 2014 (Naam Familienaam) of over het respect voor privacy in familieverband (Veranda). Zeldzaam zijn de bands die deze prangende problematiek in popmuziek durven aankaarten.

Het was indrukwekkend ook hoe ze elk muziekgenre naar hun hand wisten te zetten. Van de schlager, over hoe alle dieren komen te sterven waarmee ze openden, of de metalcore waarmee ze afsloten (Min Oeders), alles klonk opperbest. Het was natuurlijk ook een groot feest en een fantastisch spektakel.

Halverwege de set wou Fanny Willen de tijd nemen voor een intiem moment. Ze stak een speech af over hoe ze twee jaar geleden nog in de Petit Bazar op een zijpodium stonden en nu op de officiële affiche een plek hadden veroverd. Voor ze verder kon gaan, kreeg ze echter een ferme djoef op haar meule van Conny Komen en werd het elektropopfeest verder gezet. Het stukje theater was hilarisch, maar Fanny mocht achteraf wel bij de spoeddienst langs omdat ze een tand verloren was. Hilarische ernst. (kvl)

Haast tegelijkertijd kon je (ma) vinden in de Club, alwaar First Aid Kit ten dans speelde. De Zweedse zusjes Söderberg zijn sowieso al een streling voor het oog, maar in hun zilveren en gouden minijurkjes waren ze helemaal om te stelen. Die outfit was geen toeval natuurlijk, want hun laatste album heet 'Stay Gold'. Van goud zijn ook de keeltjes van de zussen. Als ze zingen, springen de tranen van ontroering spontaan in je ogen. Hun countryachtige nummers over twijfels, eenzame meren, dode bomen en liefdesverdriet helpen daarbij nog een handje.

Soms klinken die nummers muzikaal wel vrolijk zoals ze toonden met King Of The World en Heaven Knows, maar de teksten bevatten, zoals dat hoort, meestal tristesse, twijfel of melancholie. Op Pukkelpop wist het duo (live aangevuld met een pedalsteelspeler en een drummer) heel wat zieltjes te winnen met een slimme mix van het beste uit 'Stay Gold' en 'The Lion's Roar' en niet te vergeten: een geweldige versie van Jack Whites Love Interruption. Connor Oberst wist het duo ook al naar waarde te schatten en na vandaag weten we het zeker: dit is puur goud!

Thomas De Soete kondigde hen aan als echte wilde beesten, maar wellicht had hij hen nog nooit bezig gezien op een podium. Ofwel waren ze ondertussen getemd, want Wild Beasts liet maar een makke indruk na. Geen wonder dat de Club nog niet half gevuld bleef. Op plaat werkt de hartverheffende, verfijnde synthpop van de Engelsmannen wel en Mecca, A Simple Beautiful Truth en Wanderlust zijn echte parels, maar tegen Bed Of Nails was dat teksfragment pijnlijk toepasselijk: "just say you're there when I fall asleep". "Watch me, watch me", smeekte Haydem Thorpe ook nog in slotnummer All The King's Men, maar wij zetten liever 'Present Tense' thuis nog eens op. (ma)

"De beste, Belgische band met een b", zo beweerde Luc Jannsen voor het optreden van Balthazar op de Main Stage. 't Is maar hoe je het bekijkt. Maar dat ze goed zijn, daar twijfelt vast niemand meer aan. Ze leken een beetje vermoeid, de mannen en vrouw van Balthazar. Dit was dan ook het laatste, Belgische optreden voor de band terug de studio induikt voor een nieuwe plaat. Maar op de show viel hoe dan ook weinig af te dingen. Een perfecte mix van hits en albumnummers. Zonder verder veel tierlantijnen. Geen videoprojecties, gewoon een gouden doek als backdrop en de naam van de band ervoor opgehangen. De muziek, daar moest het om draaien.

De lijzige, slaapdronken zang van Maarten Devoldere, de uitgekiende koortjes en de spannend gehouden versies van overbekende songs als Leipzig, het zat er allemaal in. En het werd gesmaakt. Er zijn op dit festival vast weinig andere bands waarvan de songs zo vlot worden meegezongen. Dan mag er al eens wat confetti bij komen kijken. Heel wat zelfs. Balthazar is de Belgische muziekscene ontgroeid. En dat werd hier (nog maar eens) bewezen. (pvg)

Het is triest gesteld met de pophistorische kennis van de jeugd tegenwoordig. We hebben persoonlijk een paar impressies moeten doen van Buffalo Stance voor sommigen van onze vrienden doorhadden wie Neneh Cherry nu ook alweer was. En degenen, die dan kwamen om die oude glorie aan het werk te zien, waren snel weer vertrokken, want Cherry is er de vrouw niet naar om in het verleden te blijven hangen.

Ze had rocketnumbernine meegebracht, de mannen die ook op haar nieuwste plaat de muziek verzorgen. En die komt zelfs niet in de buurt van de lichtvoetige pop die ze vroeger maakte. Nee, het klonk heel erg donker, met stuwende beats en puntige ritmes. Maar wie verder luisterde dan dat hoorde dat het in se nog altijd om kwalitatieve popsongs ging.

Respect ook om op je vijftigste nog zo te bewegen. Tijdens het mooie Out Of The Black kwam Robyn gastvocalen meedoen (zoals ook op plaat trouwens), en ze hadden een choreografie uitgewerkt waarbij ze aan elkaar gewaagd waren wat betreft energie. Maar dat Robyn zo’n elastisch springduivel bleek te zijn en dat de liefde tussen de landgenotes ook gemeend overkwam maakte van dit moment een echt hoogtepunt voor (kvl).

Zoals beloofd had Thurston Moore voor Pukkelpop zijn nieuwe band meegebracht. En dat loonde. Want een bassiste als Deb Googe (van My Bloody Valentine) en drummer Steve Shelley (van Sonic Youth) geven toch meteen heel wat meer cachet aan de nieuwe nummers, die ze overigens ook mee in de studio inspeelden. En verder was het Moore zoals Moore doorgaans is: tegendraads en eigenzinnig. Met vijf nummers in vijftig minuten legde hij de ziel van zijn nieuwe, in oktober te verschijnen plaat bloot.

En daarop werd duidelijk gekookt volgens het gekende recept. Want vanaf opener Forever Love was het volop jammen geblazen. Soms werd dat ingetogen gehouden, maar het werd vaak ook aggressief zoals in Germs Burn, waarbij de zweep niet geschuwd werd. En dat afsluiter Gracelake in een tornado van feedback zou eindigen, stond in de sterren - deze keer verstopt achter een stevig wolkendek - geschreven.

De nieuwe Thurston Moore is eigenlijk gewoon bij het oude gebleven. Of de fans daar rouwig om zijn. Waarschijnlijk niet. Hoogstens om het feit dat hij geen enkel Sonic Youth-nummer heeft gespeeld. (pvg)

Een thuispubliek werkt inspirerend, dat is bekend, maar een talrijk opgekomen publiek ook, zo bleek bij Tom Odell. Voor de gelegenheid in een stoer jeansjasje gestoken, betrad hij met ogen brandend van branie het podium, warmde op met I Know en zette dan een intens Can't Pretend in. Het was dan al duidelijk: Odell was in vorm. Vreemde kerel ook wel. Hij leek continu een spel te spelen met zijn (overwegend vrouwelijk) publiek door het ene moment een cheesy pianoballade te spelen zoals Behind The Rose (zo eentje waarvoor vroeger spontaan aanstekers werden bovengehaald) en dan weer fel van zich af te bijten zoals in een stomend Daddy.

Hij is nog geen Jerry Lee Lewis, maar heeft wel ambitie in die richting. We zagen hem minstens drie keer naar de heupfles grijpen en een keer met een bengelende sigaret tussen de lippen boven zijn toetsen hangen. Dat was tijdens Supposed To Be, dat uitmondde in een jazzrockimprovisatie toen hij zijn (fantastische) muzikanten voorstelde. Om nog een keer zijn lef te onderstrepen, liet hij na een massaal meegezongen Another Love nog een snedig Cruel volgen. Odell ten voeten uit: wreed maar ook aaibaar. Straffe performance, was dan ook (ma)'s besluit!

James Holden kwam heel beleefd "Hallo" zeggen alvorens plaats te vatten achter een gigantische knoppenbak rechts van het podium. Hij leek te transformeren in een gekke professor uit een sciencefictionfilm die aan oscillatoren zat te frunniken met het oogmerk de eigen frekwentie van een hardgekookt ei te bepalen.

Wat hij ontdekte was eerder hoe een publiek tot kookpunt te drijven. De saxofonist centraal op het podium hielp om de extase te bestendigen, vooral in de manier waarop hij hectische melodieën, al dan niet electronisch vervormd, toevoegde aan de geluidsmix. Het bouwde langzaam op, met mooie visuals in de achtergrond, en naar het einde toe zorgde The Caterpillar’s Intervention voor een climax die niet moest onderdoen voor waar Laurent Garnier garant voor stond ten tijde van The Man With The Red Face. Heel gelijkaardig, en zeker niet minder origineel. (kvl)

The National liet weten dat ze voor het eerst in 2005 op Pukkelpop stonden. Hoeveel keren ze passeerden bleef onvermeld maar het moeten er minstens vijf geweest zijn. Pas nu mochten ze headlinen op de Main Stage. Je kan niet anders dan respect hebben voor een band die het zover brengt door gewoon al die jaren op een persistent hoog niveau platen te maken en concerten te geven.

Matt Berninger moet verdomd wat duivels uit te drijven hebben, zoals hij opgaat in zijn performances. Ook vrijdagavond kroop hij weer als een dolgedraaide artiest in een bolletje op het podium of hield hij zich recht aan de microfoonstandaard. Als hij zich tijdens Mr. November in het publiek waagde, leek hij eerder bezeten door zijn eigen demonen dan door een lange rock-'n-rolltraditie.

Ook zonder het talent van de gitaarbroertjes Dessner was het nooit zover kunnen komen. De manier waarop ze hun instrumenten behandelen zal vast ooit aanleiding vormen voor de oprichting van een Guitar Liberation Front: ze stampen er mee op de grond of zwieren ze in de lucht, en doen ze vooral schreien als kattenjongen. Desondanks bleef The National geen evidente afsluiter. De wei stond slechts halfvol en de minder bekende nummers als Graceless of England leken eerder over de hoofden te waaien.

Ook klassiekers Abel of Squalor Victoria sloegen niet aan bij het publiek. Maar hoe kun je ook reageren als een zanger daar zo duidelijk zijn zelftherapie staat uit te oefenen? Wij vinden The National van de grootsten van de moment, en ergens zijn we blij dat ze niet nog populairder zijn, maar we gunnen Berninger toch ook een gelukkig bestaan onder de zon. Als het kan, zonder minder fantastische muziek te maken wel. (kvl)

Onze eigen (pvg) was al twee keer lyrisch over zaalshows van The War On Drugs en hij overdreef geen morzel. Ook op een festivalpodium bleken Granduciel en co volledig op hun plaats te staan. Dat de band ondertussen een geweldige reputatie opbouwde bleek toen, al halfweg The National, de Club volliep. Het werd dan ook knokken voor een plaatsje.

Eenmaal de druk opgebouwd met Under The Pressurse, werden de Baby Missiles afgeschoten. Die troffen doel dankzij heftig gitaarspel en een huilende mondharmonica. Het volgende moment was dan weer ingetogen met de piano-intro van Eyes To The Wind en zo surften we van emotie naar emotie op de golven van de steeds weer pakkende songs. De setlist was zodanig opgebouwd dat de spanning werd opgedreven om na An Ocean Between The Waves, Best Nights, Burning en Arms Like Boulders tot een climax te komen in Red Eyes.

Daarna was de buit binnen en kon het publiek terug tot bedaren komen met het toepasselijke Lost In A Dream. Toen de fans uit hun droomroes ontwaakten schreeuwden ze echter om meer en tot onze verbazing kwam dat er ook met In Reverse.

The War On Drugs zorgde voor een van de droomconcerten van de dag en daar lieten wij geen Macklemore ons nog uit wekken. (ma)

(kvl) daarentegen was niet van zijn stuk te brengen en trok naar de Marquee. Er zijn dansfeestjes en er is Robyn. Er zijn gay disco-shows en er is Robyn. Er is kitsch en er is Robyn. Er is poptalent, en er is tweehonderd procent poptalent hebben in elke vezel van je lijf en weten hoe die te kanaliseren in een perfecte show. Dat was Robyn vrijdag.

Overdrijven we? Misschien een beetje. Akkoord we waren in een euforische gemoedsstemming door de uitzonderlijke reeks goede concerten die we al hadden gezien, maar we hadden enkel op wat simpel amusement en meezing-hits gerekend.

Die kregen we, maar daar kwam bij dat Robyn trefzeker performde met de kracht van een Duracell-konijn op atoomenergie. We waren ook al vergeten hoeveel hits ze al bijeen heeft geschreven. With Every Heartbeat was zo'n herinnering.

De mannen van Röyksopp zorgden voor de perfecte muzikale uitvoering en hielpen met de visuele inkadering, verkleed zoals ze waren als onherkenbare aliens. Hoogtepunten? Het was een langgerekt hoogtepunt, maar toen ze de muziek stil legden tijdens Dancing On My Own en de hele zaal refrein én strofe luidkeels zong als was dat zo op voorhand afgesproken, kregen we - sentimenteel als we zijn - een krop in de keel.

Het lange sensuele nummer op het einde was er nog een. Dat ze haar stem zo zwoel kon laten klinken was indrukwekkend en de manier waarop ze kronkelde op het podium heel erotisch. En ik eet mijn schoenzolen op als Do It Again geen wereldhit wordt. Het paste perfect als afsluiter. Robyn, let's do it again!

18 augustus 2014