Pukkelpop 2013 - Afwisseling troef

Kiewit, Hasselt, 21 augustus 2013

Toen we dan dat laatste bonnetje opgebruikten en ons drankje op de tribunes aan de Wablief-tent nuttigden, konden we niet ontkennen dat we Neil Young niet echt gemist hadden. En van Eels  - misschien hebben andere artiesten er ook op ingepikt – kregen we ook nog eens die prachtige cover van Cinnamon Girl. Wat klaagt een mens dan? En dus beginnen wij vol goede moed aan het verslag van een vooraf al bewogen editie.

Pukkelpop 2013 - Afwisseling troef



Buiten was het hellicht, maar in de Castello zwaaide The Haxan Cloak de plak. Hij zette voor ons dag drie in gang. En dat we het gevoeld/gehoord hebben.

Wat een contrast met de lichtvoetige pianopop van Regina Spektor, die, net als Noah And The Whale een dag eerder, haar hele set lang te kampen had met technische problemen. Maar het kon de jonge lijven voor het podium niet deren. Zij warn al lang tevreden dat ze een nummer als On The Radio herkenden. Zelf hadden wij het na twee pannes en bijhorende onderbrekingen opgegeven.

Dan liever de geschifte rockpoespas van Omar Rodríguez-López en zijn Bosnian Rainbows. Dat vooral zangeres-performer Teri Gender Bender de aandacht trok zal de gitarist worst geweest zijn. Des te meer kon hij zijn scheefgetrokken gitaarsolo’s uit de boxen doen bliksemen. En intussen kon Gender Bender haar gangen gaan.

Als een soort moderne Kate Bush schuimde ze het podium af, ging ze languit op het podium liggen, toverde ze haar sokken om tot handschoenen en bleek ze ondertussen ook nog eens best een goede zangeres. Bindteksten ratelde ze in het Spaans af en uiteindelijk dook ze ook nog van het podium om tussen het publiek bekertjes te gaan rapen.

Bosnian Rainbows was absoluut een kijkje waard, zelfs als de muziek, die hoe dan ook moeilijk te omschrijven was, je helemaal niks zei.

Iedereen kent de naam I Am Kloot, maar weinigen kennen de muziek. Deze band draait al jaren mee, maar om het zacht uit te drukken met beperkt succes. Dat hoeft niet te deren. Frontman John Bramwell lijkt niet het type dat zich bekommert om andermans mening, anders was hij wel eens naar de kapper geweest om zijn nektapijt wat in te korten.

Binnenkomer was een nummer dat hard aan U2's Where The Streets Have No Name deed denken. Iets later, tijdens To The Brink, moesten we dan weer aan The Pogues denken, maar dan meer omdat het nummer een man schetste die van dronkenschap dreigde van zijn barstoel te vallen.

Mooie radio-1 muziek misschien, maar het raakte allemaal niet veel verder dan degelijk en onderhoudend. Northern Skies bijvoorbeeld, was best een mooi nummer, maar toen de zanger vertelde dat hij, toen hij het geschreven had, het gevoel had dat het een fantastisch nummer was, hadden we toch even zin om hem met zijn voeten terug op de grond te zetten. Al zal hij daar uiteindelijk zonder onze hulp ook wel belanden.

Dat Alabama Shakes vooral draait rond zangeres-gitariste Brittany Howard werd in Hasselt nog eens duidelijk. Deze dame heeft namelijk niet alleen de fysiek, maar ook de stem en de présence om een hele wei plat te spelen.

Ah, die labels. Postdubstep is wat Holy Other zou moeten zijn. Veelgelaagde laptop-elektronica met dubstepinvloeden bekt allicht minder lekker, maar dekt de lading wel beter. Het was één van de mooiste momenten van de zaterdag.

Het is een band, die je nieuwsgierig maakt, Dans Dans, maar om dan ook nog de hele show uit te zitten is voor de doorsnee festivalbezoeker net iets te veel gevraagd. Nochtans had dit trio niet meer nodig dan hun muziek om te boeien. Waar Bert Dockx zijn lichaam voortdurend rond zijn gitaar leek te boetseren, volgde zijn fantastische ritmesectie hem naar donkere jazzcafés, maar evengoed naar rocktempels.

Want hier werd voortdurend gewisseld van invalshoek zonder dat dat ook maar ergens stoorde. En als je dan al een nummer dacht te herkennen (Au Hasard), was dat enkel maar een aanleiding om daarop verder te gaan doorbomen. Dit optreden duurde minstens een uur te kort.

De jaren tachtig! Voilà, daarmee hebben we die referentie al gehad. Een gitaar, een bas, een drumstel, veel reverb op de stemmen en een stevig ritme maakten samen de wavepunk van The Soft Moon. Prijzen voor vernieuwing zullen ze er niet mee in de wacht slepen, maar wat maakt dat uit? Het ene deel van het publiek denkt nostalgisch aan hun jeugd terug (ok, enkel wij dan), het ander deel (jullie dus) vindt het opwindend en donker en dansbaar. Iedereen tevreden.

Foals deden wat ze moesten doen: de boel op stelten zetten. Al ging dat vanop het hoofdpodium iets moeilijker dan dat in één of andere tent was gegaan, maar dan nog was dit een feestje.

Eerst leek het een grap. In een donker decor stonden drie gitaristen op een rij synchroon te headbangen. De zanger had zijn rug naar het publiek gedraaid en schreeuwde onverstaanbare kreten in de microfoon. Maar het was bittere ernst. De doommetal van Amenra pakt je bij je strot en smakt je tegen de grond, tot je stuitert als een bloedende pingpongbal.

Frontman Colin Van Eeckhout had een t-shirt aan met op zijn rug een speciaal symbool, en toen hij dat uittrok, stond op zijn rug gewoon hetzelfde teken getatoeëerd. Zijn headbangen ging meestal in tegenfase met het headbangen van de rest van de groep, die hun gezicht wel naar het publiek hadden gekeerd.

Zo neergeschreven klinkt het weer belachelijk. Maar wie de oerschreeuwen heeft ondergaan, met die donkere natuurbeelden er bij en die dreigende gitaren hoorde voorbijtrekken als waren ze van plan dit keer Pukkelpop wel weg te blazen, zal akkoord gaan: Amenra was intens. Ja, noem ons maar mietjes.

Na de stomende set op Pukkelpop twijfelen we er niet aan dat Franz Ferdinand, tien jaar na hun gloriedagen, koers hebben gezet naar een nieuw hoogtepunt. Van begin tot eind sprong de Pukkelpopmassa op en neer. Ook op nieuwe nummers als Love Illumination,misschien wel het meest catchy nummer van 2013, en Right Action, dat evengoed op het debuut had kunnen staan, hield de meute de benen niet stil.

De nieuwe plaat voorstellen deed der Franz niet echt. Het bleef daarentegen hits regenen: Take Me Out, een van de redenen waarom het jonge volkje zich van de Boiler Room naar de Main Stage begaf, was het hoogtepunt. Ook indieklassiekers als Do You Want To en This Fire klonken minstens even scherp als in de begindagen.

Opener The Dark Of The Matinée was een statement van formaat: deze vier hadden zin in een feest. Afsluiter Ulysses was gedurfd, maar geslaagd. Niet alleen omdat het altijd lente is bij de harde kern van Franz Ferdinand-fans op de eerste tien rijen, ook omdat de ganse wei nog in de juiste mood zat na Love Illumination en Take Me Out.

Dit was een Pukkelpop-comeback om u tegen te zeggen. Tot snel, boys!

Iedereen wist ondertussen waar het over ging bij deze Shaking The Habitual show van The Knife: No hay banda. Dit was een tape waar we met zijn allen naar gaan luisteren en waar de performers visuele interpretaties van zouden doen. Dat scheelde een stuk in de appreciatie van het publiek, want dansen terwijl iemand je constant op het verkeerde been probeert te zetten is niet evident, zo leerde de ervaring van de AB.

De kitsch, waar de show bol van stond, moest je naast je neer kunnen leggen, al zullen er ook mensen zijn die in het visueel spektakel een grensverleggende choreografie hebben ontwaard. In het land der blinden... Ook het politieke aspect bleef een losse flodder: vrijwel niemand zal dit als een kritiek op de idoolcultuur van popmuziek gelezen hebben, terwijl dat toch de bedoeling was. Nee, dit was één van de feestjes op een festival dat een aaneenvolging is van feestjes.

Gelukkig dat The Knife ook fantastische muziek maakt. En als TNGHT hun eigen plaatjes mag komen draaien zonder daar veel extra bij te doen, waarom zij dan niet. Misschien was dit als statement straffer geweest: een cd-speler op een podium speelt Shaking The Habitual af. No hay banda, en we doen zelfs niet alsof.

Het blijft toch een raar fenomeen, popmuziek. Waar de ene tent half leeg bleef ondanks de goede muziek die er werd geproduceerd, bulkte de andere uit en kon je er moeiteloos het publiek induiken en crowdsurfen tot aan de uitgang. Trouwens, één van de zusjes in HAIM probeerde dat, tot ontzetting van de andere zusjes, ook even uit.

Een ding moet je de zusjes nageven: pretentie is hen vreemd. Ze waren aangedaan van de overweldigende opkomst in de zaal en speelden alsof hun leven ervan afhing. Maar muzikaal is er toch nog wat werk aan. Hun cover van Fleetwood Macs Oh Well was flinterdun en ook de rest van de songs was moeilijk imposant te noemen. Amusant, dat wel, zelfs al lag de referentie naar de door hen gecoverde band er vaak bijzonder dik bovenop.

Maar dat liet het volkje in de Club allemaal ijskoud. Zij gingen met plezier mee in de vibe en lieten zich op sleeptouw nemen door de bubbelpop van de dames. Wie zijn wij dan om daar kritiek op te hebben?

Nog zo’n bigger-than-life-feestje speelde zich even later af in de Wablief waar Afrobelg Baloji zijn ding deed met een heerlijk funky, Afrikaanse band als backup. Baloji plaatste zijn rhymes steeds in functie van de muziek en zweepte de tent op tot iedere hand de lucht inging, alle benen losgegooid werden.

Schitterend was vooral dat Baloji voortdurend zijn voortrekkersrol afstond aan zijn band inclusief zangeres, maar evengoed een rondedans deed met de microfoonstandaard als een speer in de hand.

Fantastisch hoe deze jongeman zijn roots heeft samengesmolten met zijn muziek en daar ook nog eens een schitterende, wervelende show rond heeft gebouwd. En dan deed het er geen ene moer toe dat hij in het Frans rapte. Voor even was iedereen in de tent wereldburger.

Na op het hoofdpodium met The xx een fel gesmaakt optreden te hebben gegeven mocht Jamie xx in de Castello het slotfeestje verzorgen. Niet het officieel slotfeestje, dat was vanzelfsprekend in de Boiler Room, maar het slotfeestje voor de fijnproevers van de Castello. Wat speelde hij? Lekker soulvolle plaatjes, soms zelfs ronduit disco, en één nummer van The xx zelf. Meer moest dat echt niet zijn.

Met Opeth hadden wij er nog eentje opgespaard waar we naar uitkeken. En dat bleek uiteindelijk volkomen terecht. Want deze band schrikt er niet voor terug om zijn prog te doorspekken met grunts en bijhorende deathmetalriffs om even verder de meest lieflijke ballad aan de man te brengen.

Neem nu opener The Devil’s Orchard, dat soms wel op een mini-opera leek, met stukken die plotseling van toon veranderen om dan weer terug te keren naar het oorspronkelijke thema. Of het daaropvolgende Ghost Of Perdition, waarin bleek dat deze band loepzuiver kon musiceren en dat de stem van zanger –gitarist Mikael Åkerfeldt moeiteloos van de ene discipline naar de andere kan overgaan.

Wij genoten van zowat de hele set met het heerlijke Blackwater Park als imposante afsluiter. En dat Åkerfeldt ook nog eens over een gezond gevoel voor humor beschikt  - “U heeft toch nog even, want zometeen spelen we het hele oeuvre van Queensryche voor u” – was dan ook nog eens mooi meegenomen. 

Kristof Van Landschoot, Johan Baeten, Patrick Van Gestel

21 augustus 2013