Pukkelpop 2011 - Wat we nog zagen
Kiewit, Hasselt, 24 augustus 2011
Is er iemand die nog geïnteresseerd is in de muziek die gespeeld werd, die fatale donderdag in Kiewit? Geen idee, maar om dat ellendige hoofdstuk af te sluiten besloten we het nog even daarover te hebben. Om het van ons af te schrijven. Noem het therapeutisch.

De groep die de boel mocht openen heette Wolf Gang. Zij zijn vooral niet te verwarren met allerlei andere groepen die de woorden wolf en gang combineren. Muzikaal klonken ze als een mindere versie van het vroege Blur en we waren niet meteen onder de indruk. Er moest beter te vinden zijn.
Royal Bangs klonken alvast een stuk interessanter. We hadden deze groep gemist in onze vooruitblik over mannen met baarden, maar ten onrechte. Hun muziek klonk bij momenten als postrock maar had vaak ook te melodieuze zanglijnen om echt in dat vakje geduwd te worden. Een heel aangenaam concert.
Het eerste herkenningsapplaus hoorden wij bij de loopneuzen van Young The Giant. Met een Killers-instinct pakten zij de Club in aan de hand van een goed opgebouwde set met daarin uiteraard singles als Cough Syrup. Uiteindelijk kregen ze de hele tent ook aan het springen. Ongetwijfeld gaat Young The Giant het helemaal maken. Blijft nog de vraag of ze aan het Killers-syndroom kunnen ontkomen en ook niet weg zullen zinken in de middelmatigheid van die band. Aan hen om het tegendeel te bewijzen.
Siska Schoeters moest in haar presentatie kwijt dat Eliza Doolittle kleine borstjes en een kort shortje had. Daarmee bleek ze in weinig te verschillen van haar fans in de tent, voornamelijk jonge tienermeisjes die massaal elk nummer van haar konden meezingen. We behoren vast niet tot de doelgroep van deze muziek, maar desalniettemin konden we de poppy deuntjes wel smaken. De meid dartelde over het podium als een behaagziek kind maar zong best treffelijk. Haar stem klonk als Nelly Furtado, haar songs hadden van Lily Allen kunnen zijn en ze zag er mooi uit. De ingrediënten om van dit meisje een ster te maken zijn alvast in overvloed aanwezig.
Voor Fitz And The Tantrums was het de eerste passage in België en dat mocht geweten worden. Met een overdosis soulgevoel en een extra lading inzet pakten zij de Club helemaal in. En daarvoor hadden ze hun radiohit MoneyGrabber eigenlijk niet eens nodig gehad, al vormde die nu wel het ideale orgelpunt van een show als een virtueel heroineshot. Hiervan ging je je helemaal goed voelen. Zelfs een kapot gespeeld nummer als Sweet Dreams (van Eurythmics) wisten ze toch nog op een originele manier te brengen. Aretha Franklin had daar maar één woord voor: R.E.S.P.E.C.T.
Het enthousiasme waarmee een band op het podium staat kan het verschil maken tussen een goed en een excellent optreden. Trophy Wife had alvast daaraan geen gebrek. De drummer bijvoorbeeld leek vastberaden zich in het zweet te werken, opgezweept door zijn eigen muziek. Hun disco à la !!! was ook heel aanstekelijk en kreeg ook een groot deel van het publiek aan het dansen.
We hebben The Go! Team al eens op Pukkelpop gezien, en toen waren we teleurgesteld door de live-versies van hun nummers. Waar ze op plaat soms een prachtige, chaotische mengelmoes brengen waarin alle details op één of andere manier op hun plaats vallen, maakten ze er live een reliëfloze geluidsbrij van, die niet te smaken was. Dit jaar was dat niet anders: de vlijt van de zangeres met de puma-oortjes ten spijt. Allemaal samen twee stapjes naar links, allemaal samen twee stapjes naar rechts, maar de nog voor geen kwart gevulde zaal stond er gewoon wezenloos naar te kijken. Zonde van de moeite.
Het was een prettig weerzien met Peter Houben, die met zijn nieuwe band, die de originele naam Benny Zen & the Syphilis Madmen draagt, de Belgische lo-fi naar een volgend level bracht. Wij gingen plat voor songs als Psycho Aviation of Outsider Convention. Jammer genoeg was de opkomst in de Wablief!-tent bijzonder mager. Maar de aanwezigen lieten dat niet aan hun hart komen en drukten het knokige, ontblootte bovenlijf van Houben aan hun hart.
Noah And The Whale zijn door middel van hun laatste single, L.I.F.E.G.O.E.S.O.N. eindelijk doorgebroken bij een iets ruimer publiek. Nochtans hadden ze dat al eerder verdiend met oude, magistrale nummers als Blue Skies of Love Of An Orchestra bijvoorbeeld. Als ideale schoonzonen zagen ze er uit, proper gekapt en netjes in het kostuum. De donkere stem van zanger Charlie Fink klinkt als één uit het dozijn grafstemmen, die recentelijk opmars maakten in de popmuziek, maar de muziek is onversneden pop zonder pretenties. Waren ze in een paar nummers niet de richting van slechte FM-rock uitgegaan dan was dit een perfect optreden geweest.
Ze worden geassocieerd met bands als The Gaslight Anthem, maar, hoewel de referentie begrijpelijk is, schurkt The Black Pacific dichter tegen de hardcore/punk aan dan eerstgenoemde groep. Frontman Jim Lindberg (ex-Pennywise) heeft nog steeds een zwak voor sociaal geëngageerde en grootsprakerige lyrics, maar dat neemt niet weg dat een nummer als The System ook onze gemoederen verhit. Bovendien leeft de band zich op een podium helemaal uit. Gitarist Marc Orrell deed alvast een Angus Youngetje door zich languit op de planken te leggen. Als ze dan ook nog eens Blitzkrieg Bop coverden, was het hek helemaal van de dam.
En buiten de tent kwam de natuur intussen zijn zegje doen. Hoe dat is afgelopen, is intussen (helaas) geschiedenis. Maar wat wij in Hasselt aan muzikaal schoons zagen, was één grote uitnodiging om dit festival voort te blijven zetten