Pukkelpop 2010 - Paarden, beren, knoppen en lippen
Festivalterreinen Kiewit, Hasselt, 25 augustus 2010
Vijfentwintig jaar Pukkelpop moest een memorabele editie worden. En hoewel er steeds enkele donkere schaduwen over deze vijfentwintigste verjaardag zullen blijven hangen, kan worden gesteld dat dat objectief bereikt werd, dat het aantal goede tot excellente concerten die paar sissers deed vergeten. Hoe wij Pukkelpop 2010 beleefden kon u al live op Twitter volgen. Verdere tekst en uitleg vindt u hieronder.

Jamaica staat ongetwijfeld hoog in de lijst van moeilijk te googlen bands en, in tegenstelling tot wat de naam doet uitschijnen en het feit dat ze hun gitaren stemden op de tonen van 10CC’s Dreadlock Holiday, is er van reggae bij deze Franse jongens geen spoor te bekennen. Hun muziek is van het dansbare soort, dat wel, maar leunt toch meer tegen de pop/rock aan, ook al stonden ze geprogrammeerd in de Dance Hall. Toch werd er duidelijk op de benen gemikt en hier en daar was er een vroege vogel die al helemaal “in the mood” was. Hun landgenoten van Phoenix zijn nooit veraf, ook al ontbreekt het deze band voorlopig nog aan de songs om een (zelfs korte festival-)set lang te blijven boeien. Maar het potentieel is er alvast wel.
Ook bij French Horn Rebellion bleek dat schijn bedriegt want dit duo wordt uitgemaakt door twee broers, die met beats, synths en toch ook een hoorn de tijd een twee- à drietal decennia terugschroeven. Maar de show stond wel degelijk in het nu. De twee daagden elkaar voortdurend uit: de ene stal het keyboard van de andere om daar in het publiek mee op te duiken en de stevigheid van de stellingen werd uitgebreid op de proef gesteld. Amusant was het allemaal genoeg, maar of het relevant was, is een heel ander paar mouwen. Blijft natuurlijk de vraag of muzikale relevantie in deze aan supersonische snelheid veranderende tijden nog van belang is.
“Do you know Tame Impala?” Het accent maakte duidelijk dat er hier niet alleen Aussies op het podium zouden staan. En ongetwijfeld was er in de wijde omtrek geen enkele paddo meer te vinden. Psychedelisch is immers een te zwakke omchrijving voor de show van deze jonge tegenvoeters. Opgebouwd rond een bijzonder solide ritmesectie slingerden twee vaak excentriek te keer gaande gitaren zich als van te veel synthetische meststof voorziene lianen tot in de nok van de Club. Songs werden breed uitgesmeerd zonder ook maar een enkele keer te gaan vervelen. De eerste, bijzonder aangename verrassing was een feit.
Bij Darwin Deez lag de entertainmentfactor erg hoog en was de reactie van het publiek navenant. Om de paar nummers maakte de band een dansje op een vergeten eightiessong. Leuk, maar ook snel eentonig en bovendien zat er hierdoor geen vaart in het concert. Maar de zomerse songs die het kwartet met veel enthousiasme speelde, waren best de moeite waard. Vergelijk de groep met een wat excentrieke Whitest Boy Alive. Iets extroverter misschien, maar even lichtvoetig. Onder de voet werden wij er niet echt door gelopen, hoewel gitarist Z. Cole Smythe dat wel letterlijk probeerde.
“Het kabbelt iets te veel.”, was een kritiek die we hoorden terwijl we naar buiten schuifelden na het optreden van The Go Find. En misschien was dat wel de enige kritiek die je kon hebben op deze show. Want met pakweg opener The New Year en het titelnummer van hun laatste plaat ‘Everybody Knows It’s Going To Happen Only Not Tonight’ heeft deze groep wel enkele fantastische nummer op hun repertoire staan. Bovendien was het duidelijk dat de band zich amuseerde. Dat bleek onder andere uit het spelplezier dat van de afzonderlijke muzikanten uitging. Jammer dat de gitaarsolo’s soms een beetje verzopen in de mix, maar The Go Find was een band die zich fier staande hield tussen een internationale, maar ook Belgische line-up om u tegen te zeggen.
Verrassing van de dag kwam van And So I Watch You From Afar. Onder de noemer postrock komen er tegenwoordig meer bandjes om onze aandacht bedelen dan Pakistaanse weeskinderen om fris water. Meestal halen we met weinig enthousiasme onze kop van tussen onze schouders en headbangen wat mee met de meute. Dat deden we ook voor deze band, maar ergens halverwege begon het ons toch te dagen dat deze jongens wel erg sterk bezig waren. Origineel is het moeilijk te noemen. Denk Mogwai op speed en u weet waar u zich aan moet verwachten. Maar lekker was het wel.
Recht tegen de gangbare trend in verruilde Ben Bridwell zijn baard voor een uit de kluiten gewassen snor, maar verder waren de verschillen met het optreden van Band Of Horses in de Botanique eerder dit jaar miniem. Het werk van hun laatste cd zat misschien iets meer in de vingers, maar het waren toch nog steeds de oudere nummers die ons kippenvel bezorgden. Is There A Ghost?, Ode To LRC en FuneraI stonden niet toevallig op het einde van de setlist. Ook al zijn Factory en Compliments best goede songs, het niveau van de twee eerste platen wordt er niet mee gehaald. En dat bleek ook op Pukkelpop.
Girls speelde een ingekorte versie van de set die ze nog niet eens zo lang geleden in de Botanique speelden, en met evenveel enthousiasme. Of beter: met even weinig enthousiasme. Als er één groep is die de songs heeft om een breder publiek te bereiken is het Girls wel. Het talent van Christopher Owens is onmiskenbaar en songs als Hellhole Ratrace, Lust For Life of Morning Light hebben het potentieel om wereldhits te worden.
Maar de gitarist stond er bij alsof hij ook maar zijn job stond te doen, de bassist leek met zijn gedachten al bij vrouw en kinderen thuis aan de haard te zitten en zanger en spilfiguur Owens had niet genoeg charisma of energie om dat goed te maken. We kregen matige versies van onder andere Substance, Summertime en Darling en het duurde tot Hellhole Ratrace dat, net als in de Botanique, naadloos overging in Morning Light, voor er een vonk in dit optreden kwam. Tegen dan had de helft van het publiek de tent al verlaten. Zonde.
Hoog waren de verwachtingen voor het optreden van Minus The Bear. Dat had onder andere te maken met de ommezwaai richting meer courante pop die de band met hun nieuwe plaat ‘Omni’ had gemaakt. Maar on stage waren het nog steeds de gitaren die regeerden. Met opener Drilling werden er al meteen geen doekjes om gewonden en Knights zette die tendens categoriek verder. Daarmee werd al duidelijk gemaakt dat het verleden nog steeds actueel was.
Pas voor het derde nummer – My Time – werden er op subtiele wijze andere accenten gelegd. De synthesizer was steeds al een element in de muziek van Minus The Bear, maar kreeg op de laatste plaat een prominentere plaats toebedeeld. Het resultaat mag dan al wat meer soulvol en zelfs poppy zijn, live sloegen de gensters uit de boxen en was de zweetfactor van doorslaggevend belang. Voor dit soort optredens was het dat wij naar Hasselt waren afgezakt.
Zanger Brian Briggs van Stornoway is een sociaal iemand. Dat was al gebleken tijdens zijn eerdere Belgische optredens. Ook nu gaf hij graag toelichting bij de songs, legde hij uit dat de boeien (als in zeebakens) die tijdens Here Comes The Blackout werden gebruikt effectief uit Stornoway kwamen of hoe de video voor On The Rocks eruit zag. Daardoor werd de afstand tot het podium al meteen verkleind. Niet dat dat verder nodig was, want de nummers van deze Engelse groep spraken wel degelijk aan. De publieke reactie was dan ook bijzonder positief. Kan ook moeilijk anders als je dit viertal hoort samenzingen in een lied als Zorbing.
Het gaat niet hard voor Fuck Buttons, het gaat traag maar gestaag. Hun experimentele laagjeselectronica zal misschien nooit een groot publiek bereiken, stilletjes hopen we dat het grote publiek ergens tegen 2017 klaar zal zijn voor hun grote doorbraak. Ze stonden dus nog altijd geprogrammeerd in de Chateau, net als twee jaar geleden, zij het ietsje hoger op de affiche. De opstelling was nog krak hetzelfde, al was er wat speelgoed bijgekomen, en de muziek klonk nog altijd even opwindend, donker en onheilspellend. Overstuurd geroep in speelgoedmicrofoons baande zich een weg tussen samples en repetitieve beats om na tien minuten uit te monden in een opzwepende climax.
Je houdt er van of je haat het. Op Lollapolooza liep iedereen er van weg en op het Primaverafestival speelden ze een hele weide plat. De reactie op Pukkelpop lag ergens tussen deze twee extremen in, maar achteraf leek iedereen uiterst tevreden. Wij ook.
Het donkere universum dat John Garcia ons voorspiegelde leek wel uit de blokken graniet gemaakt die oerstonerrockband Kyuss eigenhandig uit de Californische woestijnrotsen had gekapt. The Shelter bleek een goede keuze, want Garcia Plays Kyuss maakte het voor veel jonge (en ook heel wat oudere) fans mogelijk om toch nog de songs van de cultband live te kunnen meemaken.
Een grommende instrumental legde de fond waarover Garcia zijn vocalen zou uitstorten. Met een eeuwige cool en bijhorende zonnebril bewees de man nog steeds songs als Supa Scoopa And Mighty Scoop moeiteloos en met veel overtuiging te kunnen brengen. En ook zijn muzikanten stonden, ondanks de technische problemen die even de kop opstaken, meer dan hun mannetje. Strakke solo’s, dreigende sferen, het zat allemaal van bij het begin goed. Logisch dus dat het publiek tevreden was. In die mate zelfs dat het de heren kon overtuigen om met toegift Whitewater deze herinnering nog mooier te maken.
Wie al eens eerder een concert van The Flaming Lips zag weet waaraan zich te verwachten: knotsgekke speeltjes uit de betere concertgadgetswinkel, een gezonde dosis humor en veel feelgoodmuziek. De laatste plaat van The Lips - als we hun Pink Floyd intermezzo niet meerekenen - staat vol experimenteel gitaarwerk. Daarmee hadden ze een setlist kunnen opbouwen die enkel muziekkenners zou plezieren, maar zo zijn ze nu eenmaal niet.
We kregen fun en hits, confetti en ballonnen en gigantische video's van naakte pinupdanseressen. Tijdens I Can Be A Frog mocht het ganse publiek de geluiden na-apen die de drummer hen voordeed. Natuurlijk maakte Wayne Coyne zijn entree door zich in een gigantische ballon over het publiek te laten rollen. Natuurlijk waren er de gigantische handschoenen waaruit laserstralen schoten om discoballen te verlichten. Natuurlijk waren er mensen gevraagd om in grappige pakjes te dansen op het podium (onder hen trouwens Brian Molko). Natuurlijk hadden we achteraf een glimlach tot ver achter de oren.
Alleen blijven we ook wat op onze honger zitten. Honger naar een optreden waar muziek primeert. Honger naar muzikale psychedelica zoals ze dat op ‘Embryo’ brengen. En waarschijnlijk hadden we gehoopt ook eens iets uit die Pink Floyd-plaat van hen te horen. Het zal voor het volgende zaalconcert zijn.
Kristof Van Landschoot, Patrick Van Gestel