Pukkelpop 2009 - New Rave, Old Rave en Hardcore
Kiewit, 30 juni 2010
Ook op de laatste dag sukkelden uw dienaars weer de weide op. De emoties liepen bij momenten bijzonder hoog op, voor een bijzonder gevarieerd sluitstuk van deze vierentwintigste editie van Pukkelpop.

Zelden zoveel Australische vlaggen gesignaleerd als tijdens het optreden van The Temper Trap (Marquee). Dit jonge gezelschap blaakt van het talent en heeft werkelijk alle ingrediënten in huis om weldra een internationale doorbraak te forceren. De verwijzingen naar bands als Arcade Fire en Bloc Party lijken niet uit de lucht gegrepen: potige pop, met als bindmiddel catchy gitaarrefreintjes, gewiekste drumpartijen en her en der een radiovriendelijke beat.
Frontman Dougy Mandagi - voor de gelegenheid getooid in een Marilyn Monroe-shirt - wist met zijn stem de gevoelige snaren op een akelig perfecte manier te bespelen. Hoogtepunten noteerden we in de bevallige single Sweet Dispositions en een begeesterde afsluiter Sience Of Fear. Wij voorspellen dit gezelschap dan ook een bijzonder mooie toekomst.
Voor Gang Gang Dance (Club) was verbazingwekkend weinig volk opgedaagd. Een hype in de blogosfeer was duidelijk niet voldoende om de tent te vullen, en een heel goede plaat die in Humo én op Pitchfork positief werd onthaald ook niet. Misschien lag het aan het feit dat Deerhunter op hetzelfde moment in The Marquee van jetje aan het geven was.
Gang Gang Dance leek dan ook wat onzeker in het begin, toen tijdens House Jam maar matige publieksrespons kwam. Maar ze lieten het niet aan hun hart komen. De heel eigenzinnige zangeres met karakteristieke stem had een eigen stel drums mee, en daardoor kwamen de tribal ritmes het hele concert lang goed uit de verf. Tegen het einde was iedere aanwezige overtuigd aan het dansen.
Waardig ouder worden met Dinosaur Jr. (Main Stage). Net als twee jaar geleden moet dit zowat het luidste concert - we vergeten My Bloody Valentine en A Place To Bury Strangers even - van het hele festival zijn geweest.
Deze keer werden J. Mascis, Lou Barlow en Murph niet weggestoken in één of andere tent, maar kregen deze veteranen een (terechte) plaats op de Main Stage. Veel jongeren zullen wellicht raar opgekeken hebben toen de set traditioneel werd ingezet met een bijzonder stevige versie van The Cures Just Like Heaven, maar wij stonden er vooral verweesd nostalgisch bij en konden bij momenten onze tranen amper bedwingen.
Freak Scene, Out There, The Wagon: allemaal onvervalste hoogtepunten die stuk voor stuk op de alom gekende en uiterst eigenzinnige Dinosaur-manier door de versterkers galmden. Opvallend genoeg hoorden we slechts een tweetal nieuwe nummers uit het recent verschenen 'Farm', maar dat kon de pret alles behalve drukken. Ja, er kon zelfs af en toe een glimlach af bij J. Mascis. En dat wil al iets zeggen!
Het was niet echt met overtuiging dat we kozen voor Hanne Hukkelberg (Club), maar de Noorse jongedame heeft duidelijk een serieuze evolutie doorgemaakt sinds wij haar ooit in het voorprogramma van Spinvis zagen spelen. Haar uitstekende groep heeft daar waarschijnlijk mee te maken, al heeft ze duidelijk ook aan persoonlijkheid gewonnen.
Soms kwam de nimf behoorlijk fel uit de hoek, om vervolgens weer bijzonder intiem te gaan klinken. Een heel spectrum aan emoties werd op die manier bespeeld. Bovendien toonde ze dat ze niet alleen over een mooie catalogus aan songs, maar ook over een fantastische stem beschikt. Wat ons betreft een van de grootste verrassingen van het weekend.
Hoewel Peaches (Dance Hall) op haar meest recente cd 'I Feel Cream' behoorlijk ingetogen musiceert, is haar show nog steeds even controversieel. Met The Sweet Machine als backing band, werkte ze zich door haar set met de nodige kledijwissels en andere attributen. En uiteraard was er plaats voor nieuwe songs als Lose You (dat trouwens door Simian Mobile Disco werd meegeschreven) en het bitsige Talk To Me, naast elektroklassiekers als Set It Off.
Tussendoor probeerde ze uiteraard, met wisselend succes, om het publiek zijn shirt te doen uitspelen en was er de nodige suggestieve taal, ondersteund door de bijhorende bewegingen. Maar uiteindelijk bleef het allemaal bij suggestie en was het de muziek die (gelukkig maar) de hoofdrol opeiste.
Vlak voor Erlend Øye het podium opmoest, liep hij gemoedelijk door de frontstage om een babbeltje te doen met zijn fans. Die ingesteldheid typeert ook de sfeer die rond The Whitest Boy Alive (Marquee) hangt. Alles lijkt er erg 'op het gemak' aan toe te gaan, maar tegelijk ontketenen ze keer op keer een dansfeest om u tegen te zeggen, en dat zonder enige vorm van elektronica.
Elk nummer werd ontvangen alsof het een superhit was, en bij Burning en 1517 ging het dak er helemaal af. Als afsluiter kregen we naar goede gewoonte hun sublieme cover van Show Me Love - u weet wel, die ninetiesklassieker die het in de Boiler Room ook altijd zo goed doet. De ideale groep op het ideale moment.
Dance-punk, indierock, new rave, het zijn allemaal lege termen, ware het niet dat Klaxons (Marquee) ze twee jaar geleden leven inbliezen. Hun 'Myths of the Near Future' was een album dat heel wat teweeg bracht binnen de muziekscene, en dus is het bang afwachten hoe de opvolger zal klinken.
Meer van hetzelfde kunnen ze eigenlijk niet meer brengen, en toch was dat wat ze deden op Pukkelpop. Het integrale album werd er gespeeld, aangevuld met slechts drie nieuwe nummers die niet eens bijster opwindend klonken, maar evengoed door pakweg Air Traffic geschreven hadden kunnen zijn. De Marquee trok er zich echter niets van aan en ging volledig loos. Het is en blijft de muziek van de nieuwe generatie.
Ondertussen waren Nid & Sancy (Wablief!?) totaal onverdiend gedegradeerd tot een plaatsje op het Wablief!?-podium, de tent waar Pukkelpop lokaal talent dumpt zodat het thuis in de parochie ook kan zeggen dat het op Pukkelpop heeft gespeeld. Jaren geleden zetten ze nog als Galacticamendum de Dance Hall op stelten en een paar keer mochten ze openen in The Marquee. Maar nu werden ze dus weggemoffeld tussen Nitebytes en Daan. Het kan verkeren.
Niet dat ze het zich aantrokken. Hun vuile, vettige elektrobeats toonden bijvoorbeeld waar The Subs de mosterd hebben gehaald. Zij zijn misschien de hit van het moment, maar Nid & Sancy keren al jaren de tent ondersteboven. Ook nu weer.
Dat Life Of Agony (The Shelter) nog steeds een van de meest invloedrijke hardcorebands is, werd nog maar eens bewezen op deze editie van Pukkelpop. Steeds opnieuw werden de songs woord voor woord meegebruld.
Keith Caputo, zoals steeds gekleed in een sweatshirt met veel te ruim vestje, brulde zich schor en gitarist Joey Z en bassist Alan Robert namen om de beurt de taak op zich om het publiek op te ruien. De onvermijdelijke circlepits waren daarvan uiteraard het gevolg, en ook het verbod op crowdsurfing werd met veel bravoure aan de combat boot gelapt.
Underground was maar een van de massieve blokken beton die hier werden gestort. Zelfs de problemen met de microfoon tijdens een van de weinige mindere songs (Weeds) kon de pret niet drukken. Life Of Agony heeft duidelijk opnieuw een plaatsje in de peperkoeken harten van de liefhebbers van hardcore veroverd.
Vijf jaar geleden had niemand ooit al van de Arctic Monkeys (Main Stage) gehoord, dit jaar sloten ze Pukkelpop af. Het kan snel gaan. Misschien zelfs wat té snel? Akkoord, de band heeft twee uitstekende langspelers afgeleverd. En ook het net verschenen 'Humbug' is er niet naast. Maar verdienen ze daarom een plek als headliner? Wat ons betreft wel, want in het verleden zagen wij al bands die headlinden en toch niet eens aan de hielen van de Monkeys kwamen.
Maar u dacht er duidelijk anders over. Het publiek bleef immers opvallend kalm onder de nochtans indrukwekkend wall of sound die het viertal bij wijlen optrok. En ook hun lichtshow was de mooiste die we in tijden zagen.
Het probleem zat 'm voornamelijk bij zanger Alex Turner, die nauwelijks communiceerde met zijn publiek, én in het feit dat er te veel leegtes vielen tussen de nummers door. Maar dat waren dan ook de enige minpunten, want wat Arctic Monkeys op Pukkelpop deed, was verder uitstekend.
De nieuwe nummers pasten perfect tussen de "oude", die een verjongingskuur leken ondergaan te hebben. Er werd afgetrapt met My Propeller en een gedurfde cover van Nick Caves Red Right Hand. En ook daarna volgde geen enkel dipje.
Het trio I Bet You Look Good on the Dancefloor, Brainstorm en This House Is a Circus ontketende een bescheiden feest, en ook Do Me a Favour en afsluiter 505 waren bijna legendarisch goed. Zonder boe of ba stapten de Monkeys vervolgens het podium af, om niet meer terug te keren. Teleurstelling alom bij de fans, maar ons eeuwig respect hebben ze bij deze verdiend. Over deze groep spreekt men over vijftig jaar nog.
Patrick Van Gestel, Kristof Van Landschoot, Kevin Vergauwen en Tom Weyn