Pukkelpop - Over shoegazers en rimpelrockers
Festivalterreinen Kiewit, Hasselt, 3 januari 2010
Dat het nooit een dankbare taak is geweest om een festival van dit allooi te openen, weten we al langer dan vandaag. Zeker niet als je debuutalbum slechts één week in de Belgische platenwinkels ligt en als blijkt dat er in de file aan de camping meer volk staat dan voor het podium. Als “Shoegazers met een missie” worden Silversun Pickups aangekondigd. Het kwartet uit Los Angeles doet uitermate zijn best, maar hoe stevig die met distortion gevoede baslijnen, strakke drums en schreeuwerige zang ook zijn, verder dan wat handgeklap en hoofdgeknik op de eerste rijen tijdens dat ene radio-hitje Lazy Eye komt het allemaal niet. Jammer, want wij denken dat dit bandje wel degelijk potentieel heeft. Zij komen dan ook als eerste terecht op ons lijstje voor de herkansingen indoor.Anders is het gesteld met het New Yorkse collectief Apse. Voor een nokvolle Chateau zorgt zanger (of hoe noemen we dat) Robert Toher en zijn duistere gevolg voor een eerste psychedelische hoogtepunt. De klanklandschappen die dit vijftal voortbrengt doen ons sterk denken aan een kruisbestuiving tussen Sigur Ros, Joy Division en Explosions In The Sky. Naar eigen zeggen speelt debuutplaat 'Spirit' zich af in een drassig moerasgebied en wordt er enorm veel waarde gehecht aan spiritualiteit en de strijd tussen goed en kwaad. Drassig is het Chateaupodium alvast niet. Toher springt, kronkelt, beukt en hakt zich een weg door de ijzingwekkende en uitermate verslavende songs. Van loeiharde en allesverwoestende noise over een maagdelijk wazige relaxatietrip, het kan allemaal met Apse. Hopelijk leest Yves Leterme mee, hij zal het nodig hebben.Op het Dour festival nog op het hoofdpodium te bewonderen, in Hasselt worden The 1990’s in de Club weggemoffeld. Al bij al helemaal niet zo’n slechte beslissing. Ze aarden daar duidelijk beter dan op dat grote podium. Hun muziek is duidelijk niet verstoken van humor, op het podium wordt met de nodige ernst gemusiceerd. Zanger/gitarist Jackie McKeown geniet van al de aandacht die hem te beurt valt en zit voortdurend met zijn handen in zijn haar alsof hij het goed wil leggen. Single See You At The Lights wordt - terecht - met veel applaus onthaald. Een heerlijk schijfje dat de gedachte aan festivaldag drie en zijn kwaaltjes meteen iets draaglijker maakt. Over de prestatie van Marqueebands The Cribs en The Twang kunnen we overigens heel kort zijn. Beiden hadden wat weg van de onderhandelingen in Hertoginnedal. We noteren kernbegrippen als: aanmodderen, stuntelen, krampachtig het hoofd boven water proberen houden, maar toch systematisch kopje onder gaan.Licht is niet meteen een predikaat dat past bij de muziek van Liars. Ook al getuigen hun albumtitels (neem nu ‘They Threw Us All In A Trench And Stuck A Monument On Top’) van de nodige humor, hun muziek is over het algemeen bijzonder ernstig. Toch houdt frontman Angus Andrew wel van een grapje, al lijkt zijn humor eerder van de bijtende soort te zijn, hetgeen we ook over zijn muzikale prestatie kunnen zeggen. Met We Fenced Other Houses With The Bones Of Our Own wordt een stevige set ingezet, die vooral de diehard fans weet te bekoren. Ook nieuwe songs komen aan bod, zoals het beklijvende Plaster Casts Of Everything, een nummer van hun binnenkort te verschijnen album ‘Liars’. Een stevige hap.Ook een stevige hap - maar allerminst bittere ernst te noemen - op de main stage. Nog voor Jesse ‘The Devil’ Hughes één noot heeft gespeeld zet hij het publiek naar zijn hand door ostentatief een pint op te eisen van een fan en ze vervolgens ad fundum naar binnen te werken. Eagles Of Death Metal zorgt voor een portie boerenleute op een bedje van moddervette riffs en pakt probleemloos de eerste dertig rijen in met nonsense-rocknummers als Kiss The Devil, Boys Bad News en Stuck In The Metal (inderdaad ja, Stealers Wheel zit hier ook voor iets tussen). “Pukkelpop, Can You Dig it?”-onderscheiding op het onderdeel entertainment, muzikaal staat de meter echter in het rood. De Amerikaanse variant op Clement Peerens is bijzonder slecht bij stem en ramt in zijn enthousiasme al te vaak een valse noot uit zijn snaarinsturment. Gespot frontstage: noisewonder en ooit zelf nog Eagle, Tim Vanhamel en powerblueswonder Seasick Steve. Haast struikelend over “the moustache girl” (een Jesse-fan die duidelijk backstage wilde geraken) haasten we ons naar de Marquee.Rilo Kiley stond hoog in onze must-see-lijst. Daar had de nieuwe plaat ‘Under The Blacklight’ onder andere mee te maken. Hun vorige werkstuk ‘More Adventurous’ had ons immers best weten te bekoren, evenals hun optreden in het voorprogramma van Bright Eyes enkele jaren geleden. Tussen beide albums door heeft frontvrouw Jenny Lewis nog een solo-uitstap naar haar country-roots gemaakt, maar met Rilo Kiley helt de weegschaal weer over in de richting van de countryrock. De show die wordt opgevoerd in de Marquee is niet bepaald goede reclame voor de band. Lewis mag dan wel gehuld zijn in een zilveren speelpakje (topje + hot pants), de show is allerminst speels, maar eerder saai en het duurt tot afsluiter Fifteen voor er een sprankeltje vuur in het spel van de Amerikaanse groep te ontwaren valt. Hopelijk groeit hun show nog, want veel zieltjes zullen hiermee niet bekeerd worden.Wanneer blijkt dat Willy Mason zijn vliegtuig heeft gemist en de band zonder hem een akoestische set speelt in de Chateau is dit hét argument om toch maar Editors mee te pikken op de main stage. Een goede keuze, zo blijkt. Onder leiding van Tom Smith speelt het drietal een bijzonder korte maar strakke en welgesmaakte set. Opener Bones op de voet gevolgd door All Sparks bewijzen andermaal dat deze band een mooie toekomst beschoren is. Alsof Smith letterlijk de hele wereld op zijn schouders draagt, krijgt het publiek waar het om vraagt: een buitengewoon melancholische versie van Weight Of The World, een ijzingwekkend Munich en als kers op de taart een fantastische live-uitvoering van Smokers Outside The Hospital Doors. Uiteraard zou een band als deze nog meer tot zijn recht komen een aantal uren later, bij zonsondergang. Wij voorspellen dan ook dat, als ze er in slagen een derde album te maken, dit bij een volgende doortocht zeker en vast het geval zal zijn.[pagebreak]Er zijn van die momenten die haast magisch te noemen zijn. Het optreden van Just Jack in de Club op donderdag moet er zo één geweest zijn voor Jack. Met zijn twee hitjes is hij niet meer van de radio weg te denken. In Hasselt lijkt de zon plotseling door te breken, want dit optreden – en we zijn niet eens zo gek op zijn muziek – is meer dan te pruimen. De groep amuseert zich duidelijk en de glimlach is met geen bijtel van Jacks gezicht af te krijgen. De muziek is dan ook erg zomers en past als gegoten bij een festival als dit. Geen wonder dat de Club volledig overstag gaat voor het kleine mannetje en dat de vloer van de tent voortdurend davert onder het geweld van de dansende massa. Starz In Your Eyes wordt uiteraard volmondig meegebruld. Achteraf zagen wij trouwens heel wat mensen met sterretjes in hun ogen wegdromen. Of waren dat gewoon die zonnebrillen die de bandleden op het podium droegen?Ook clowns mogen niet ontbreken op een multimediaal festival als Pukkelpop, dus mag Hayseed Dixie de sfeer voor de Skate Stage opluisteren met een opzwepende performance. De band brengt naast schitterende covers van pakweg Scissor Sisters (I Don’t Feel Like Dancin’) en Queen (Fat Bottomed Girls) in een guitig blue-grass-jasje en aan een moordend tempo ook eigen nummers. Met titels als Poop In A Jar in de catalogus kan gediscussieerd worden over de goede smaak van de heren. Amusant en prettig gestoord is echter wel het minste wat je over een een zootje ongeregeld als dit kan verkondigen.Wie binnen de muziek een eigen koers vaart, heeft vaak evenveel tegenstanders als fans. Dat geldt ook voor Jamie T. Zelf zijn we niet echt weg van de grootsteedse mengeling van hip-hopritmes en pop die hij serveert. Het wordt allemaal nogal snel irritant. Maar de nieuwsgierigheid wint het van onze vooroordelen en dus trekken we naar de Club voor zijn show. Daar staat de band rond Jamie ontspannen, eerder nonchalant, op de planken een peukje te roken, terwijl hijzelf solo met gitaar en rugzak op de rug het concert op gang trapt. Daarna wordt de rest van de instrumenten ingeplugd en krijgt het publiek nummers als Brand New Bass Guitar te horen. Net als op plaat krijgen wij hier een heus Bart Somers-gevoel: eerder geïrriteerd dan geïnteresseerd.‘Bring Me The Workhouse’ heet de eerste cd van My Brightest Diamond aka Shara Worden. Wie Sufjan Stevens volgt, zag haar al majorette spelen in zijn fanfare tijdens de Illinoise-tournee. Tijdens diezelfde tour bracht ze al enkele nummers van haar toen nog te verschijnen debuut-cd en een bijzonder intrigerende cover van Jacques Brel. Voor Pukkelpop heeft ze haar groep meegebracht. Wat meteen opvalt, is de duidelijk geschoolde zangstem die ze gebruikt. Die stem weet ze op één of andere manier perfect in te passen in de popsongs die ze voor haar groep componeert. Bovendien heeft ze duidelijk ervaring met het opbouwen van een concert. Zo vult ze haar beperkte keuze aan songs aan met een boeiende cover van Tainted Love en sluit ze de show af met een stuiterend Freak Out. Haar eigen liedjes zijn trouwens wondermooi en wij beleven hier dan ook een absoluut hoogtepunt van het festival.Een eerste echte volksverhuizing naar de main stage is er voor Iggy And The Stooges. Rimpelrock mag dan wel al een week voorbij zijn, de verschijning van de zestigjarige Iggy verleidt ons bijna tot het maken van een snode opmerking in deze regionen. Wie Iggy en zijn Stooges, net als ons, al eerder aan het werk zag, moet toegeven dat er niet echt veel vernieuwends op het podium gebeurt. De vraag die hierbij kan gesteld worden is of dit überhaupt wel hoeft. Energiebom Iggy kronkelt, valt, kruipt, springt, klopt, bestijgt versterkers en duikt al tijdens het tweede nummer het publiek in. Het voordeel aan een set van slechts één uur is dat de band vooral uitpakt met de klassiekers. 1969 verschroeit, I Wanne Be Your Dog ademt power en Dirt blaast stoom uit de monitors. Ook het vaste ritueel om de eerste rijen publiek tijdens No Fun het podium te doen inpakken kan op veel bijval rekenen. Zo’n 150 lucky bastards schreeuwen, dansen, vloeken en tieren mee met een bijzonder goedgezinde godfather of punk. Fun House en Skull Ring vormen de apotheose van wat een optreden is dat met stip in onze Pukkelpop-top vijf belandt. Een beetje chaos kan nooit kwaad, iets wat Didier Reynders ook wel al eens moet gedacht hebben.Het is bijna onvermijdelijk om niet onder de indruk te zijn van de klasse van Battles. Dat is niet anders bij hun optreden in de Club. Zoals steeds staat de groep op hun spreekwoordelijke vierkante meter opgesteld en zoals steeds is het bassist/gitarist Ian Williams die de show in gang schopt. John Stanier martelt zijn drums op de gekende manier en zal eerder zijn tanden stukbijten dan uit de maat te kloppen. Maar de magie is er deze keer niet. Ligt het aan de songkeuze? Ligt het aan het geluid (af en toe vallen de drums weg)? Ligt het misschien gewoon aan ons? Geen idee, maar er ontbreekt iets om de show boven de doorsnee uit te doen stijgen. Aan het publiek zal het niet gelegen hebben. Het is duidelijk dat Atlas de bekendheid van de groep en hun muziek als een raket de hoogte heeft ingeschoten. En precies dat nummer is (uiteraard) het hoogtepunt van het concert. Misschien waren de vorige optredens kwalitatief wel niet te evenaren, laat ons het daar op houden.De wei voor het hoofdpodium is uiteraard volgelopen voor Kaiser Chiefs. Ricky Wilson en zijn kompanen worden stilaan vaste waarden op de vaderlandse festivals. De groep is dan ook waanzinnig populair in de lage landen. Al heeft bijna iedereen de groep al zien passeren op één of ander festival, het is nog steeds eersteklas-entertainment wanneer een klein mannetje in een regenjas Everyday I Love You Less And Less inzet. Zowat de hele eerste plaat is dan ook een (radio)hit geweest en wordt uit volle borst meegekeeld door de aanwezigen. Ondertussen haalt Wilson zowat alle concertcliché’s van onder het stof: laat het publiek in koortjes zingen of handjes klappen, klim in de coulissen en ga op stap tussen de eerste rijen. Wij vergeven hem dat graag, want de nummers van Kaiser Chiefs, zowel de oude (Na Na Na Na Naa, I Predict A Riot) als de nieuwe (Heat Dies Down, Angry Mob), zijn popsongs geschreven voor een met bier overgoten festival.Struikelend over de eerste gevallen van “een pintje te veel naar binnen gegoten” begeven we ons andermaal naar de Club waar de duistere mini-gezinsonderneming Low ten dans speelt. Al veertien jaar en acht albums lang serveert het echtpaar Alan Sparhawk en Mimi Parker de haute cuisine van de slowcore. Begin dit jaar wisten ze vriend en vijand nog te verbazen met het lichtelijk fantastische ‘Drums And Guns’. Op Pukkelpop evenaren ze onze impressie bij het horen van dit album ruimschoots met hun liveprestatie. Met Canada zit de beklijvende toon van bij het begin juist. “Belgium, please don’t fall a sleep yet” prevelt Sparhawk. Een goed gevulde Club ondergaat gewillig pareltjes als Sunflower, Murderer en het aan Iggy Pop opgedragen Silver Rider. Gehypnotiseerd wandelen we na een uurtje opnieuw de weide op waar Basement Jaxx de laatste uitgesponnen noten van Waltz oneerbiedig overheerst. Geen opzwepende beats en happy Bingo Bango’s meer voor ons. Oneindig willen wij in deze Low-roes blijven. Dat dag één magistraal wordt afgesloten is dan ook een understatement.
