Primavera 2015: The Strokes - De obsessie voorbij

Primavera festival, Barcelona (Spanje), 1 juni 2015

Obsessies zijn zoals huisdieren: je moet ze voederen, met liefde koesteren, en vooral niet uit hun kooi laten ontsnappen. Maar af en toe breekt er toch eens eentje uit. En zo komt het dat een mens eind mei het vliegtuig opstapt naar Barcelona, met één simpel doel: de band die hem al het langst intrigeert eindelijk eens live aan het werk zien. The Strokes speelden op het Primaverafestival, en hoe mooi de stad, het strand, het festival en de programmering ook moge zijn, eigenlijk was er heel het weekend maar één ding dat telde.

Primavera 2015: The Strokes - De obsessie voorbij



Vooreerst nog een woordje van lof voor de organisatie. Een mooiere setting, langs de zonovergoten van stranden van Barcelona, kan je je nauwelijks indenken. Maar ook het festival is meer dan de moeite. Een muziekfestijn waar de focus nog echt op muziek ligt. Geen carnavaleske toestanden zoals je op Belgische festivals wel vaak tegenkomt, waar de festivalgangers soms meer aandacht besteden aan het strip- of tekenfilmfiguurtje waarin ze zich dit jaar zullen verkleden dan aan de line-up. Het programma volgt niet de waan van de dag, die ons door media of labels ingelepeld wordt. En voor de grote kaskrakers moet je er ook niet naartoe.

't Is als een muzikale ontdekkingsreis doorheen verleden, heden en toekomst. We zagen bevlogen sets van bands waarvan we niet eens wisten dat ze nog bestonden (Orchestral Manoeuvres in the Dark, Sleater-Kinney), of waarvan we zelfs niet of nauwelijks afwisten dat ze bestonden, ook al draaien ze al jaren mee (Ride, The Replacements, American Football). De feelgoodindiepop van Belle & Sebastian bleek één van de hoogtepunten van het weekend. De folkrock van Strand Of Oaks en de knettergeke psychedelica van Foxygen bewezen dat het ook in de toekomst nog wel even goed zit.

Maar The Strokes dus.
"Bestaan die nog?"
"Die zijn toch al lang passé."
"Een bende overroepen rijkeluiskindjes."
Een bloemlezing uit de reacties die je te horen kan krijgen als je zegt dat je naar The Strokes gaat kijken. Kan allemaal goed zijn, maar wanneer wij aan The Strokes denken, dan bedoelen we die groep die ons meer dan tien jaar geleden op het juiste muzikale spoor bracht; die groep die mee aan de wieg staat van alle indierockbands van de voorbije tien jaar; die fenomenale gitaarlijnen, die als bewijs gelden dat rockmuziek ook dansbaar, feestelijk en euforisch kan zijn; die groep wiens magnum opus – toegegeven ­ intussen al meer dan een decennium oud is, maar die twee jaar geleden met een uitstekende plaat bewees nog steeds relevant te kunnen zijn. En dan bleek die plaat, 'Comedown Machine', eigenlijk maar een uitsmijter te zijn om hun vijfplatendeal met het label af te ronden.

De voortekenen voor hun optreden waren niet bijster positief. Woensdagavond mocht gitarist Albert Hammond Jr. met zijn soloproject het festivalpubliek komen opwarmen. Op plaat heeft hij enkele steengoede songs neergepend, die doen vermoeden dat hij op zijn minst gedeeltelijk verantwoordelijk is voor een deel van de magie van The Strokes. Live klonk de man helaas allesbehalve toonvast. En dat hij dan nog eens geregeld verschillende strofes door elkaar haalde, doet ons vermoeden dat hij niet bepaald nuchter op het podium stond.

Een dag later was het dan aan Julian Casablancas+The Voidz. En dat was nog erger. Julian Casablancas was ooit een van de meest begeerlijke jongemannen van New York, maar zag er nu uit als een overjaarse punker met een alcoholprobleem die je midden in de nacht wel eens door rockcafés ziet strompelen. Versleten jeansjasje, een kwart van zijn haar knalrood geverfd, lichtjes pafferig en pokdalig aangezicht. Als hij er al eens in slaagde om in de microfoon te zingen, dan moest je niet hopen dat je er ook nog wat van zou verstaan. En de bizarre rammelrock van hun plaat 'Tyranny' ging al helemaal verloren op deze voor dit soort muziek veel te zonnige namiddag.

Maar dan was het plots zaterdagavond, kwart voor twaalf. Er hing elektriciteit in de lucht. Bij het opengaan van de site waren we al getuige van de eerste horde enthousiaste fans die naar binnen stormde om toch maar op de eerste rij te kunnen postvatten. Al heel de dag zagen we her en der t-shirts met het bekende logo van The Strokes op het festivalterrein. In de voorvakken was het al een uur voor het concert naar adem happen. Enkele fans zetten spontaan enkele bekende riffs, in, die moeiteloos werden meegeneuried door de rest. Allemaal mensen die deze band net zoals wij waarschijnlijk nog maar voor de eerste keer aan het werk zagen.

De heren betraden het podium; en nog steeds zag het er niet goed uit. Een kwartier te laat, ongeïnteresseerd slenterend en niet in opperbeste conditie. Casablancas zag er nog even slecht uit als de dag voordien, maar had nu een fluogeel FC Barcelona-truitje onder zijn jeansvest aangetrokken, waardoor hij nu een beetje op een vuilnisman begon te lijken. Later zou hij uitleggen dat zijn Spaanse roots het hem verplichten om Barça te feliciteren met de zopas veroverde, Spaanse beker. Meteen de enige bindtekst van de avond; een man van het grote woord is hij nooit geweest.

Maar dat was allemaal maar gerommel in de marge. Want van bij de openingsriff van Machu Picchu was de toon gezet voor een langgerekte rollercoaster vol nostalgie, maar ook vol belofte. De start van een festijn aan hits, dat maar geen ophouden kende. Someday, onze persoonlijke favoriet en misschien wel een van de simpelste, geniale nummers ooit geschreven, kreeg de meezingers aan het werk; in Heart In A Cage bewees gitarist Nick Valensi zijn onmetelijke klasse. En ook al leken ze er behoorlijk ongeïnteresseerd bij te staan (bassist Nikolai Fraiture zag eruit alsof hij zijn belastingsaangifte stond in te vullen), er was geen gitaarsolo of drumsalvo die er niet "vol op" zat.

In het slot werd het pas echt een salvo aan bovenaardse knallers, met Is This It als opbouwer, en Reptilia, Last Nite en Take It Or Leave It als allesvernietigende explosies. In de bisronde overstemde het publiek zowat de band in het meebrullen van de gitaarrif in Under Cover Of Darkness. Meteen het antwoord op de vraag of ze nog wel actueel zijn, want dat lied dateert toch van de voorlaatste plaat. Maar het laatste woord was aan New York City Cops, vanop hun nog altijd onovertroffen debuutplaat 'Is This It'. "New York city cops ain't too smart", zo zong Barcelona als één groot keelgat, en daarmee was de kous af. Eén uur en twintig minuten en die muzikale droom was eindelijk vervuld. Casablancas zei eerder al eens dat het spelen van Strokesliedjes hem eigenlijk niet zoveel plezier bezorgt. Maar hoe cool hij zichzelf ook voordoet, we kunnen ons niet voorstellen dat dergelijke publieksgekte hem absoluut koud laat.

Blijft de vraag wat er zou gebeuren indien ze er toch net een tikkeltje meer moeite in zouden steken; indien ze zelfs maar zouden doen alsof ze het fijn vinden om hier te zijn (of toch zeker nog nuchter genoeg blijven om in een rechte lijn te kunnen wandelen); of als ze een studio zouden induiken met het voornemen om nu echt nog eens een topplaat te maken. Niet enkel omdat het moet van de platenfirma. Maar The Strokes zijn The Strokes. Enfants terribles met bovenal een eigen zinnetje; jongens die niet te bevatten zijn in een marketingschema. Bovendien zou de magie van deze avond niet zo groot geweest zijn als je hen elk jaar op één of ander middelgroot festival kon zien.

En wat nu? Dat weet je nooit met The Strokes. Naar verluidt, schrijven ze opnieuw nummers, maar met moeilijke karakters als deze vijf is dat geen garantie op een nieuw album. Na dit optreden is onze obsessie toch voor even gestild. De cirkel is rond. Zelfs een behoorlijk doorzopen, ongeïnteresseerde passage van The Strokes was voor ons nog pakken beter dan "de set van mijn leven" van de meeste andere bands. "I've been out around this town / Everybody's singing the same song for ten years / I'll wait for jou /Will you wait for me too?", klinkt het in Under Cover Of Darkness. Geen nood, jongens, we wachten gerust nog eens tien jaar. Maar toch liefst minder lang.

1 juni 2015
Filip Van der Elst