Polsslag - Overvloed aan revelaties
Grenslandhallen, Hasselt, 9 mei 2009
Enkele jaren geleden zouden we collectief luidop gelachen hebben bij het idee aan een indoorversie van Pukkelpop. Na deze tweede editie kunnen we echter al spreken over een vaste waarde in het festivallandschap. Polsslag heeft zijn naam dan ook niet gestolen: (nieuwe) revelaties waren er namelijk in overvloed en dat van wel héél divers pluimage.

Polsslag is net zoals grote broer Pukkelpop een festival waar het publiek getuige kan zijn van nieuwe ontdekkingen. In dat rijtje hoort het Australische The Temper Trap zeker thuis. Ze komen nogal stroef op gang en staan wat onwennig op het podium. Wat op zich niet onlogisch is als je weet dat de zaal waar zij spelen eveneens dienst doet als inkomhal. Daardoor gaat meteen veel intimiteit en aandacht verloren.
Zo passeert hun single Science Of Fear onopgemerkt onze trommelvliezen. Gelukkig ontpoppen ze zich naar het einde toe als een talentvolle band waarbij de energie van het podium spat. Hier en daar horen we flarden TV on the Radio. Een zanger die z’n stem de hoogte in jaagt zoals het een echt gospelzanger betaamt en een aparte basdrum waardoor hun muziek een donker bonkend randje krijgt, kenmerken hun songs. Als ze op die manier verder doen, zal het een fijn weerzien zijn op een van de zomerfestivals.
Een band waarvan we dat aanvankelijk ook dachten was Red Light Company. Ondanks vergelijkingen met Arcade Fire, bleken er live meer overeenkomsten met The Killers te zijn. Inderdaad, ook bij Red Light Company leek het meer te draaien om het imago dan om de muziek en voor één keer was veertig minuten dan ook véél te lang.
John Maclean stelde op Polsslag grotendeels zijn tweede album ‘The Future Is Now’ voor. Dat de Amerikaanse elektronicaman hiervoor zijn inspiratie uit de jaren tachtig haalde, was duidelijk te merken aan de constante synthesizersound die vergezeld werd van dansende ritmes op metalen percussie-instrumenten. Naast de percussie gaf de stem van Nancy Whang (LCD Soundsystem) extra karakter aan de muziek. De nummers sloten mooi bij elkaar aan, maar er had gerust iets meer dynamiek in gemogen. De repetitieve ritmes sloegen niet echt aan bij het kleinschalige publiek. Enkel One Day, beter gekend in de Surkinremix, kon op veel erkenning rekenen. Maar The Juan Maclean slaagde er toch in om een genietbaar geheel neer te zetten.
Pop is tegenwoordig een behoorlijk plat muziekgenre geworden, maar gelukkig bestaan er nog bands die het lef hebben daar een behoorlijke draai aan te geven. De Noisettes bijvoorbeeld. Pop màg dansbaar zijn en dat weten zij als geen ander, maar ze hebben natuurlijk het voordeel dat Shingai Shoniwa een frontvrouw met ballen én met een aanstekelijke zangstem is. Het mannelijke publiek verloor zichzelf in haar ellenlange benen, de rest van de ogen zat vastgekluisterd aan haar pompeuze, überflexibele kapsel.
Don’t Upset The Rhythm is uiterst dansbaar en moedigde zo vroeg op de dag de dansspieren aan. Maar niet alles paste in het plaatje. Shoniwa mag dan nog zo haar best doen om het hele boeltje overeind te houden, de rest van de band staat erbij alsof ze liever zo snel mogelijk aan de bar willen hangen. Daardoor komt de hele set wat geforceerd over. Ondanks alles slagen ze er toch nog in om ons met het intieme Atticus en het opzwepende Don’t Give Up te zorgen voor twee fijne hoogtepunten.
Het absolute hoogtepunt van Polsslag kwam uit – op zijn zachtst gezegd – onverwachte hoek. Shearwater leek de vreemde eend in de bijt tussen een affiche gevuld met dansbare acts en stevigere rockacts. De fantastisch opgebouwde en erg afwisselende, maar steeds breekbare set was samengesteld rond het uit vorig jaar stammende ‘Rook’. Jonathan Meiburg was met zijn sublieme stem tevens de enige die erin slaagde om ons kippenvel te bezorgen en tranen in de ogen te doen krijgen. Volgend jaar graag meer van dat!
Voor de harde opzwepende beats kon je terecht bij Dizzee Rascal. Wie de jonge Dylan Mills vorige zomer op het Les Ardentesfestival aan het werk gezien heeft, verwachtte hem wel iets creatiever en origineler te zijn. Overgangszinnen als Fuck That Shit en deuntjes als The Sound Of The Police waren allemaal goed en wel om het publiek mee te nemen in de volgende rapisode, maar de trucage was net iets te doorzichtig. Toch kunnen we niet ontkennen dat Dizzee Rascal een straffe gast is waarvan de scherpe woordenritmiek hem volledig in het bloed zit. Bonkers legt daar nog eens extra de nadruk op, al zijn de hippe beats wel aan iemand anders te danken.
Veel fans hoopten tijdens Fever Ray het gezicht van Karin Dreijer Anderson te zien te krijgen, maar keerden zich na enkele nummers teleurgesteld om richting een andere zaal. Het podium werd versierd met rook en oplichtende oude lampenkappen, wat perfect paste bij de duistere en mysterieuze muziek. Net als op het album stond de spanningsboog in de muziek erg strak. Ook de nummers klonken bijna identiek als op de plaat, met de effecten er minutieus bovenop geplakt. Door de duisternis verschoof de aandacht veel meer naar het showelement, wat ons soms deed twijfelen of alles wel live gebeurde op het podium. Maar toen er naar het einde toe meer licht aan te pas kwam, waren we er zeker van dat Fever Ray gewoon een erg straffe prestatie aan het neerzetten was.
Dat de Yeah Yeah Yeahs in principe dé headliner van Polsslag waren, liet zich blijken uit de gigantische show die ze neerzetten. Een glittergordijn, een gigantische oogbal, zelfs een reeks confettikanonnen, de New Yorkers hadden werkelijk alles in huis om de Grenslandhallen te laten ontploffen. Maar dat was zonder de geluidstechnici gerekend. Vanaf opener Heads Will Roll waren band en publiek nochtans klaar om er een uitzinnig feest van te maken. Eens men de weg naar de volumeknop gevonden had, kwam het gelukkig alsnog goed.
Moeiteloos reeg het drietal het ene hoogtepunt aan het andere en dat cumuleerde in een zinderende finale waarin we klassiekers als Maps en het heerlijke Date With The Night (ook meteen het meest toepasselijke nummer van de avond) herkenden, maar waar vooral de huidige single Zero voor brokken zorgde. Daarvoor hadden we voornamelijk nieuw materiaal te horen gekregen (Skeletons!) en ook al is de nieuwe plaat ‘It’s Blitz’behoorlijk elektronisch getint, live herkenden we opnieuw de rauwe Yeah Yeah Yeahs van vroeger. Reken daarbij Karen O, de levende definitie van een podiumbeest - of beter: van rock-‘n-roll - en het hoeft niet gezegd dat we hier gerust over een bijna legendarische show mogen spreken.
Moeiteloos reeg het drietal het ene hoogtepunt aan het andere en dat cumuleerde in een zinderende finale waarin we klassiekers als Maps en het heerlijke Date With The Night (ook meteen het meest toepasselijke nummer van de avond) herkenden, maar waar vooral de huidige single Zero voor brokken zorgde. Daarvoor hadden we voornamelijk nieuw materiaal te horen gekregen (Skeletons!) en ook al is de nieuwe plaat ‘It’s Blitz’behoorlijk elektronisch getint, live herkenden we opnieuw de rauwe Yeah Yeah Yeahs van vroeger. Reken daarbij Karen O, de levende definitie van een podiumbeest - of beter: van rock-‘n-roll - en het hoeft niet gezegd dat we hier gerust over een bijna legendarische show mogen spreken.
Fischerspooner had duidelijk ook geproefd van de showbeestmicrobe. Het optreden had weg van een ordinaire City Parade. Casey Spooner ging verkleed als een bevroren bodybuilder, terwijl Warren Fischer het met een gele pruik op de chique kuisvrouw had gemunt. Muzikaal viel er niet veel te beleven en "live" kon het al evenmin genoemd worden. Met de ogen toe zou een cd evenveel waard geweest zijn. Het toestromend publiek moest even bekomen van het shockeffect, maar ging toch uit zijn dak tijdens de grote hit Emerge. Zo’n oppeppende ritmes zouden het feestpijl gemakkelijk omhoog gekrikt hebben. De frustratie van Spooner uitte zich dan ook in de woorden: "Dance Motherfuckers!"
Hij zou zijn reputatie niet waarmaken moest hij braafjes op het afgesproken uur arriveren, dus besloot enfant terrible Peter Doherty ook vandaag om twee uur later op te dagen. Hij beseft heel goed dat hij erom bekend staat met de voeten van menig concertorganisator te rammelen. “We missed a very important connection, but I don’t think the promoters‘ll believe me.”, liet hij droogjes weten. Maar het moet gezegd: hij was er en hij gaf een optreden dat best de moeite was om twee uur geduld uit te oefenen.
Het was een vreemd gezicht om hem heel alleen op het podium te zien staan met enkel een gitaar, een flesje cola en een iets grotere fles whisky … of was het rum? Maar dat er in die holle bunker van de Grenslandhallen toch nog plaats was voor een vleugje rokerige gezelligheid was op zich al een verrassing. Hij leek er trouwens geen enkele moeite mee te hebben om het grote podium op z’n eentje in te palmen. Tijdens het opwekkende Arcady zwalpte hij van de ene naar de andere uithoek zonder de melodie uit z’n gitaar te verliezen.
Natuurlijk bracht hij voor het grootste deel songs uit het fel bejubelde ‘Grace/Wastelands’ en dat deed hij soms op een bizarre manier. Tijdens Last Of The English Roses werd hij begeleid door twee ietwat potsierlijke ballerina’s verkleed in de Engelse vlag. Ook nadien zouden ze nog enkele keren het podium op en af dartelen.
Doherty staat er misschien solo, toch is hij z’n verleden bij The Libertines nog lang niet niet vergeten. Zo komt hij - tot groot jolijt van het publiek – ook aanzetten met oude pareltjes als Music When The Lights Go Out en Can ’t Stand Me Now. Doherty is en blijft iemand waar je geen toonvaste zangpartijen van moet verwachten. Door zijn gezwans met het publiek vergeet hij af en toe een cruciale snaar aan te slaan, maar hij slaagt er toch maar in om in zijn eentje de hele Marquee te vertederen.
De boiler room betreden is niet bepaald een pretje en al zeker niet om twee uur ’s nachts wanneer het zweet haast letterlijk van het plafond druipt. Eén reden was echter goed genoeg: Crookers. Na ettelijke doortochten in ons land werden ze hier eindelijk gebombardeerd tot headliner en na enkele minuten begrepen we ook meteen waarom. De Italianen zetten een snoeiharde set neer die alle andere elektronische acts die dag het nakijken gaf. Voorspelbare, maar daarom niet onterechte hoogtepunten waren uiteraard hun eigen nummers (Sveglia) en ondertussen legendarische remixes (Day ‘N’ Nite, Thunderstruck). Onze voeten doen er nog pijn van.
Tiga had zijn fashionable haircut, clothes en shoes thuis gelaten. Geen gehypete dandy deze keer, maar een club-dj die van aanpakken weet. Hij zorgde voor de perfecte uitbolmuziek. Geen versnellingen of vertragingen in het tempo, maar een variërende mix van ritme en melodie met vloeiende overgangen. Hij bewaarde ook mooi het evenwicht tussen bekende nummers en eigen creaties van het moment, waardoor het publiek altijd mee was. De opbouw van de set kwam uiteindelijk wat te braaf over, wat te wijten was aan het ontbreken van de Soulwax-broertjes (die als producers toch wel op beide Tiga-albums duidelijk hun herkenbare indruk hebben nagelaten). Maar na de dirty en snoeiharde Crookers, mocht Tiga Sonntags set er zeker en vast wezen.
9 mei 2009