Pestpop - Headliner redt de meubelen

Oktoberhallen, Wieze, 8 november 2008

Wat heb je nodig om een festival te laten uitdraaien tot een succesformule? Veel bier, een goede locatie en vooral een ijzersterke affiche. Pestpop heeft vooral dat laatste goed begrepen, maar trok toch verrassend weinig volk om van het vele bier en de uitstekende venue te komen genieten. Grote namen programmeren echter is één ding, als de heren er gewoon niets van bakken kan het nog gemakkelijk fout gaan.

Pestpop - Headliner redt de meubelen



damIn de imposante Oktoberhallen stonden twee podia: mainstage en second stage. Toch zag je op het eerste zich maar één podium staan. Dat podium was echter gesplitst zodat tweederde ervan het mainstage vormde en het overige derde voor de onbekende talenten bestemd was. Aanvankelijk konden we onze ogen niet geloven. Bij aanvang van de eerste band stond er met veel moeite twintig man in de zaal. Die leek wel erg leeg, des te meer omdat er meer dan genoeg plaats voorzien was. De merchandising -, drank –en Mindviewkraampjes stonden netjes aan de kant.
 
Aldus moest Tempesta zich met een beperkt publiek tevreden stellen. Tempesta verraste. Niet alleen omdat ze als vervangers voor Savage Circus in extremis waren opgetrommeld, maar ook omdat ze muzikaal sterk voor de dag kwamen. Bij momenten maakten ze veel indruk met stevige progressieve hardrock. Toonvaste en hoge zang verenigd met no-nonsens riffwerk en een juiste dosis striemende solo’s. Daarnaast was frontman Reto Thalmann best sympathiek en schuwde hij de interactie met de vroege vogels niet. Puike prestatie die door velen werd gemist.
 
Een eerste keer naar de second stage, waar nog geen drie minuten na Tempesta de volgende band al begon. Als we dat niet op tijd zouden gezien hebben, waren we zeker te laat geweest, want tijdens de eerste twee nummers hoorde je bitter weinig. Geen zang, een gitaar die meer wegviel dan dat ze hoorbaar was en tot overmaat van ramp donderde er een cimbaal van de drumkit naar beneden. Tales of Blood zal het liever anders gezien hebben. Pas laat in de set pasten de stukjes in elkaar en klonk er degelijke death metal. Het bewijs was geleverd dat het heus geen geschenk was om op dat kleine stukje podium te spelen.
 
Op het mainstage leverde het West-Vlaamse After All een sterke prestatie. Snelle thrashriffs klaarhelder aan elkaar gezongen. Doch wij waren meer geïnteresseerd in wat het veel minder bekende, maar evenzeer Belgische Heimat ervan af bracht op second stage. Black metal in haar puurste soort is dat en veel meer kon de band ook niet aanbieden. Motivatieloos rammelden de gitaristen hun akkoorden af, gorgelde er een slijmerig gekrijs door de micro en hield de drummer er een basistechniek op na. Of de Malheur waarvan de zanger stevig lurkte daar iets mee te maken had durven we betwijfelen. Laten we het op de afwezige bassist steken.
 
Savage Circus kwam dus niet, werd vervangen door Tempesta waardoor Tomorrow’s Eve opener af was en de plaats van Savage Circus op mainstage overnam. Dat poogde de band met veel enthousiasme te doen. Helaas ging dat ten koste van hun afstelling en zo kwamen hun sowieso al ondermaatse heavy metalnummers nog armoediger voor de dag. Snaargejengel dat nog flauwer smaakte dan een Roycosoepje dat een maand over tijd is en clichézang. Dan toch liever Savage Circus.
 
Er was veel Belgisch talent op de second stage te zien. Een band waarover we veel hoorden vertellen was Kludde, genoemd naar het mythische beest uit Dendermonde. Met hun op z’n middeleeuws geschreven teksten heeft die Aalsterse band alvast een originele invalshoek gevonden om hun vuile black metal op te baseren. Live mistte Kludde nog wel wat spierkracht. Je hoorde en zag het potentieel, maar dat vleugje Middeleeuwen zou nog veel meer in de snaren verweven mogen zitten. Nu kreeg je niet meer dan een flauw afkooksel van illustere akkoorden die al honderd keer gespeeld zijn. Qua zang ging het gros van de lyrics verloren door een slechte ademhaling en onverstaanbaar geschreeuw. Dat is iets dat, tegen alle clichékritieken dat extreme metal niet verstaanbaar is in, wél degelijk op te lossen is.
 
Op de Gentse Feesten zagen we Emeth ongelooflijk zwak voor de dag komen en dus was het maar de vraag wat we vandaag mochten verwachten. Laat het duidelijk zijn dat die mannen over een paar sublieme gitaristen beschikken. Maar de fout die de band gemaakt heeft is dat ze de mosterd te ver gaan zoeken. Hun veel te technische frenzies en hysterische totaalsound is ondoorgrondelijk en daarom moeilijk verteerbaar. De truc is om technische death metal niet te technisch te spelen en hem toch technisch te laten klinken. Daar slaat Emeth de bal mis en dan haakt de luisteraar af.
 
Op mainstage stond een hoop gothic en zogenaamde ‘dikke nekken heavy metal’ (band gevormd rond één man die alle aandacht in zich concentreert) geprogrammeerd, dus hielden wij het voorlopig nog even bij het second stage. Daar alweer een Belgische band, een doom metalband zowaar, waarvan je er in België veel te weinig vindt. Wanhoop leverde samen met Kludde een interessante split af. Vrolijk hoef je niet te klinken in dat genre en dat toonde Wanhoop naar behoren. Zeurende gitaren wiegden je traag in slaap terwijl klagelijke schreeuwzang de tristesse uitriep, af en toe nog wat versterkt met een melancholisch deuntje. Extramuzikaal probeerde de frontman met gemengd succes de groepsnaam uit te beelden. De rest zette zich in beweging als de muziek wat ging versnellen. Niet echt iets om wildenthousiast over te doen, maar Wanhoop speelde op niveau.
 
Keurig in het zwart, de kleur van hun muziek, stond het zeer talentrijke Theudho klaar met een zelfzekere présence. Je zag ze het denken: “wij zullen dat zootje hier wel even platspelen”. Dat was ook precies wat ze deden. Verschroeiende thrashy riffs gingen met de kracht van massieve rotsblokken tekeer. Bijgestaan door strijdende pagansamples en rammende bastrommels zette Theudho hun unieke sound live nog een stuk straffer neer als op plaat. Vocaal allemaal een beetje voorspelbaar, maar de thrashy black metal drong dat naar de diepste annalen van de achtergrond. Een afwezig publiek bood hen niet de bijval die ze verdienden, want Pestpop had bij deze haar eerste ruwe diamant tot een schitterend juweel geslepen.
 
Dan toch maar eens naar het mainstage voor een eerste publiekstrekker. Zo mag je Circle to Circle uit South Carolina wel noemen. Zij waren de eerste overblijfselen van het gesplitte Savatage die vanavond in actie kwamen. Zelf zijn we geen grote fans van hun power metal. Angstvallig precies strooiden de heren hun dartel huppelend gitaargepampel over een matig opgekomen festivalpubliek. Zeker ook de kristalheldere zang en energiek basspel nog vermelden vooraleer we naar de zeis grijpen. Circle to Circle was kortweg saai. Telkens weer datzelfde tempo, monotone zang en een te luide dubbele bas die de rest van de kit opslokte. Ze leken bovendien rechtstreeks van de tennisbaan te komen met sportieve Adidas-shirts en zweetbanden.
 
Op vestimentair gebied kon je de hardrockers van het onverstaanbare Southern Voodoo niets verwijten.Vooral het vrouwelijk schoon, dat sensueel dansend geregeld eens wat vlees exposeerde, willen we direct tussen onze boterham leggen. Hun slordige rock-’n-roll was echter nog net goed genoeg om tussen het hondenvoer te draaien. Veel te korrelige gitaren, de stembanden die piepten en kraakten als de verroeste rem van een goederentrein die tot stilstand komt en veel te basic gerammel. Een vuurspuwer en enkele explosies verzorgden samen met de fijne vleeswaren dan wel de show, muzikaal is Southern Voodoo totaal overbodig.
 
Dat andere nog actieve ex-Savatagelid mocht met zijn nauwkeurige selectie aan muzikanten een tweede keer aan de slag op Pestpop. De dag voorheen hadden Jon Oliva en zijn Pain al een akoestische set gegeven. Vandaag hingen er wél kabels aan de instrumenten en stond er een tweehonderdkoppig publiek voor het podium. Jon Oliva toonde zich in de eerste plaats een groot entertainer. Vastgeketend aan zijn keyboardkruk tapte hij lol met zijn tot pispaal gereduceerde bandleden en was er een hilarisch moment toen Chris Caffery slechts gehuld in boxershort een glas cola kwam aanreiken. Er werd ook muziek gemaakt. Aanstekelijke ruwe heavy metal zoals ze in de oertijd van het genre ontsproot deelde de partituur met gesynchroniseerde keyboardduels tussen Oliva en nog een andere toetsenist. Zingen kan de in gordijnen gewikkelde frontman nog als geen ander. Gevoelig of ruig, hij schudde het nog steeds uit zijn omvangrijke boezem. Zo kreeg je best een gezellig optreden dat gedrenkt ging in de sfeer van de oude dagen.
 
Onze hoop ging in vervulling toen we een plaatsje recht in het midden van de eerste rij voor het mainstage konden versieren. Dat is namelijk de beste plaats om de headliner van de dag ultiem te kunnen meebeleven. Want My Dying Bride-zanger Aaron Stainthorpe is iemand die alleen al met zijn mimiek een nummer volledig kan laten open bloeien met rauwe emotie. Vanaf opener To Remain Tombless demonstreert Aaron zijn briljante stembereik. Zijn ijskoude hoge uithalen sturen een rilling over je ruggengraat tot in je teenharen. Druipend in de droefenis ontroert zijn stem je tot in het diepste van je ziel om dan met venijnige screams en dito gezicht de frustratie aan het woord te laten. Traag het lichaam en ledematen kronkelend of zelfs knielend straalde hij elke mogelijke emotie uit. Nieuwkomers Lena Abbé en Dan Mullins vonden onmiddellijk hun plaats. Lena kleefde met serene blik haar snokkende baslijn perfect tussen de ervaren gitaartandem. Dan beroerde de vellen alsof hij daar al sinds zijn geboorte zit. Sarah en haar met drama en atmosfeer geladen klavier vervolmaakten de totaalsound tot een wervelwind aan melancholie en grauwheid. Afsluitend moet in elk verslag van My Dying Bride het woord trance staan, want als de rijpe mannen met de zessnaarders beginnen pingelen werkt dat hypnotiserend. Eenmaal ze dan in een riffexplosie overgaan krijg je onvermijdelijk bombast op zijn best. Uitschieters waren The Blue Lotus, het nieuwe Thy Raven Wings en eeuwige afsluiter The Forever People.
 
Stel je dan maar eens in de plaats van de Deathstars. Iedereen weet dat het beste geweest is en onder je ogen zie je de hal leeglopen. Enkel de kenners bleven staan en onder hen ook Aaron Stainthorpe. Dat stelletje prettig gestoorden deed het uitstekend. Dansbare basdrumbeats en christelijke orgels als sample zorgden voor de industrial, de machtsontplooiingen van het stel gemene gitaren voor de metal. Even lieten de lage vocals wat op zich wachten, maar toen ook dat er glashelder doorkwam was het feestje begonnen. Hun strak om de dijen gespande broeken en witgekalkte met glinsters bewerkte gezicht toonden de heren weliswaar van hun minst hetero kant. Als ze elkaar dan nog eens in de kont beginnen boren en bindingsteksten over hoe homoseksueel metal wel kan zijn beginnen spuien, kan een lach niet uitblijven. Zelfs Aaron lachte mee en knikte goedkeurend. Ook wij, volbloed hetero’s voor alle duidelijkheid, keuren de Deathstars goed.
 
Concluderen doen we door te zeggen dat dit festival gewoon veel te weinig volk heeft getrokken. De mix aan Belgisch talent kunnen wij zeker appreciëren, helaas beschouwde het publiek de second stage blijkbaar als een verboden zone. Op de mainstage stond veel rommel geprogrammeerd, maar een onvergetelijk My Dying Bride heeft dat maximaal gecompenseerd. Volgend jaar verwachten wij meer volk!
8 november 2008
Kris Hadermann