OLT 2016 - Eriksson Delcroix - C.W. Stoneking - Jodelee!

Openluchttheater Rivierenhof, Deurne, 5 juli 2016

Juli. Eindelijk echt zomer, tenminste toch in het OLT Rivierenhof dat zijn zomerprogrammatie onder een warm zonnetje opende met een thuismatch voor Eriksson Delcroix, gevolgd door C.W. Stoneking.

OLT 2016 - Eriksson Delcroix - C.W. Stoneking - Jodelee!



Ver was het niet van de Kalmthoutse prairie tot het Rivierenhof in Deurne en met Antwerpen als thuishaven van label WMR, mochten we toch echt wel spreken van een thuismatch voor Nathalie Delcroix en haar partner, in bed en op het podium, Bjorn Eriksson.

Het tweetal werd, zoals steeds, live bijgestaan door vader / schoonpa Karl, gitaristen Coenen en Blyweert, bassist Peter Pask en, achter de kartonnen doos en de cimbalen, Alain Ryckart.
En het zevental nam een rootsy start met Nashville Tennessee en Big Black Is Coming (met Nathalie Delcroix een eerste keer op blokfluit). Met Del McCoury's High On A Mountain werd een stukje bluegrass geserveerd, maar dan wel gekruid met snerpende solo op elektrische gitaar.

Dat typeert Eriksson Delcroix. Ze hebben wortels in de traditie, maar schudden die op met hedendaagse elementen. A Low Ripple Till Idaho mag dan wel een onversneden duel zijn tussen banjo en resonatorgitaar, even later klonk de band spookachtig en psychedelisch. Eerst nog voorzichtig in het bluesy 56 7th Street, maar dan helemaal in Snakebite (daar had je die blokfluit weer!).

En net wanneer de rootsfans ongemakkelijk op het kussentje begonnen te schuiven, werden ze gesust met Time Is Winding Up, de cajunklassieker La Danse De Mardi Gras met Karl Eriksson in een vocale hoofdrol en afsluiters Reuben's Train en Lay Low.

Eriksson Delcroix raceten door de twee platen en spreidden veel spelplezier tentoon. Eriksson smeet zich op zijn snaren en Delcroix zwaaide als een gek met haar franjes. Een mens zou er zowaar van beginnen jodelen. En dat deed Delcroix ook in de afsluiter.

Jodelen zou ook C.W. Stoneking doen, ver in zijn set. De Australische blueszanger liet zich niet van de wijs brengen door de duizenden muggen, die plots opdoken van overal uit het park, en groeide naarmate de set vorderde.

We zagen C.W. Stoneking in 2011 op Dranouter en toen speelde hij nog banjo en was hij vergezeld door zijn Primitive Horn Orchestra. Die heeft hij ondertussen ingeruild voor een driekoppige allfemale band met staande bas, drums en vooral een fantastische Paula Henderson op baritonsax, maar verder zag hij er nog net hetzelfde uit: wit katoenen hemd, dito broek, strikje en met brillantine achteruitgekamd haar. En hij praat en zingt ook nog altijd alsof hij een half pakje watten van de grimeuse heeft gepikt en in zijn mond gepropt.

Zes jaar duurde het, maar ondertussen is er ook een nieuw album en daarop breidde Stoneking zijn bluesgeluid toch wat uit. We hoorden wat doowop, vroege rock-‘n-roll, rockabilly, gospel en calypso. En de vrouwenstemmen zorgden voor een frisse toets bij het stemgeluid van Stoneking, die nog altijd klinkt alsof hij een grammofoon met achtenzeventigtoerenplaten in de buik heeft.

Even dachten we dat Stoneking enkel materiaal uit die nieuwe plaat zou spelen, want hij opende met twee / drie nummers uit die plaat en ook Get On The Floor, Tomorrow Gon’ Be Too Late, The Thing I Done en Mama Got The Blues uit datzelfde album zaten allemaal vooraan in de set. Pas daarna, greep hij, bij middel van de murderballad The Love Me Or Die, terug naar ‘Jungle Blues’.

Dat was meteen ook het sein om tussen de nummers door hilarische verhalen te vertellen. Zo verwonderde hij zich erover dat het niet regende en volgens hem waren het de muggen die elk een regendruppel meenamen. Hij vertelde over zijn tijd als klusjesman in een lagere school ter introductie van Handy Man, prees zijn “zeldzame” vinylplaat aan, maar noemde die meteen “niet zo zeldzaam” toen verschillende fans het kleinood fier opstaken en trakteerde ons op een geweldig verhaal bij Jungle Blues waarin de Bermudadriehoek, een boot op weg naar Afrika, schaamhaar en een banjo een hoofdrol kregen.

Even daarvoor waanden we ons nog middenin de Mississippidelta op zo’n ouderwetse raderstoomboot tijdens het prima On A Desert Isle uit de nieuwe ‘Gon’ Boogaloo’, maar eens Stoneking gretig begon te plukken uit ‘Jungle Blues’, was het al Afrika wat de klok sloeg. Zelfs countryzanger Jimmy Rodgers had een link met het donkere contingent volgens een Amsterdamse vriend van Stoneking. De man zou bij een welbepaalde stam een vruchtbaarheidsgod zijn met bokkenpoten. Het was natuurlijk weer één van de hilarische verhalen die de blueszanger opdiepte tussen zijn songs (bij Talkin’ Lion Blues) en niet het laatste.

Waarom je best niet gaat zitten op de kussens van het OLT was er nog zo een. Je moet maar eens kijken als je er de volgende keer bent. Stoneking was alleszins niet verbaasd dat er zoveel mensen rechtstonden. Die mensen klapten ook allemaal mee op Good Luck Charm en dansten de kont eraf bij We Gon’ Boogaloo. Zelf danste Stoneking niet, want “dat zou teveel opwinding veroorzaken.”

Met een stomende versie van Yield Not To Temptation van Bobby Blue Bland wou Stoneking afscheid nemen van Antwerpen, maar zelfs na negentien songs amuseerde hij zich nog kostelijk en dus nam hij nog één keer de dobro ter hand en creëerde hij een kampvuurmoment met Jailhouse Blues.

Het valt niet mee om C.W. Stoneking ernstig te nemen. Je twijfelt tot het eind of hij nu een gimmick is of niet, maar plezant was het wel.

5 juli 2016
Marc Alenus