Odegand 2013 - Ontroerende elegantie van geheven rokken
Minardschouwburg, Gent, 16 september 2013
‘Kiezen is verliezen’, is onze eerste gedachte wanneer we het ruime en diverse aanbod van Odegand een eerste keer overschouwen. Maar dat blijkt uiteindelijk behoorlijk mee te vallen. Eerst en vooral omdat we – gezien de helse weersomstandigheden - de bootjes laten varen. Een groot aantal voorstellingen staan ook twee keer geprogrammeerd. En bovendien, vindt mijn compagnon de route, “moet je niet alles willen”. True that.
En dus kozen we eerst voor Julien Liebeer in de Minardschouwburg. Van Liszt kennen we zo goed als niks. Neen, correctie: helemaal niks, Maar voor Chopin mag u ons op eender welk moment van de dag wakker maken. Als opener kregen we van Libeer de sobere pracht van Beethoven’s ‘Monscheinsonate’ aangeboden. Wie nog nooit een klassiek concert bijwoonde, maar wel gek is van – bijvoorbeeld – Radioheads Exit Music (For A Film) die moet als de bliksem een kaartje voor een van de volgende concerten van Julien Libeer halen.
We waren net te laat voor de goeie plaatsen, maar eigenlijk was de plek waar we zaten onbetaalbaar. Op het bovenste zijbalkon hadden we een uniek zicht op de pianotoetsen en Libeers handen, die als twee vijfkoppige dansformaties een eigenzinnig ballet uitvoerden op de toetsen. De ‘Barcarolle’ van Chopin, een wonderlijke ode aan de joie de vivre klonk onder Libeers handen weemoediger dan we verwachtten. De akoestiek is bovendien – ook helemaal opzij en bovenaan – perfect. Een betere manier om deze druilerige zaterdagnamiddag aan te vatten was nauwelijks denkbaar.
En het bleef schoonheid regenen. De zang van Ruby Hughes, begeleid door haar favoriete pianist Julius Drake geep naar de keel. Geen melodieuzer melancholie dan die van Mahler. Heel even bleek de drempelverlagende charme van Odegand hier een manco. Zelf zijn we nooit aanhangers geweest van de ‘Roofthooft-Decleir’-doctrine (die stelt dat wie tijdens een theater- of muziekvoorstelling even moet kuchen, zich maar beter meteen kan verhangen in de foyer), maar zieke, hoestende peuters meebrengen naar een concert met precieuze en veeleisende liederen van Schubert en Mahler vonden we nu ook niet meteen een lumineus idee. En net wanneer het reutelende hoestje was verstild, gaf vlak naast ons een fotograafje zijn luidruchtige Canon 5D de sporen. Nog een lied naar de knoppen. Jammer. Hughes en Drake verdienden een staande ovatie. Wij besloten later op de dag nog eens terug te komen, nadat de bedtijd voor fotograafjes en zieke kindjes was verstreken.
Maar de absolute topper van deze editie van Odegand was voor ons de flamenco van Adela Campallo. Campallo, telg uit een Sevillaanse familie met een bijzonder rijke flamencotraditie (broer Rafael is net als zijzelf een gevierd danser, haar andere broer, Juan, begeleidt haar op gitaar) maakte de voorbije jaren al opgemerkte passages in Namen en Roeselare. Ze danst evenveel met haar handen als met haar lichaam. Campallo’s esthetiek, de passie, de verfijning van haar handgebaren, de elegantie waarmee ze haar rokken heft, … en de combinatie van de in weemoed gesmoorde zang van Jeromo Segura en Javier Rivera en de gitaren van David Vargas en broerlief Juan zorgen voor een verbluffend, opwindend en ontroerend spektakel. “Een van de strafste tablao’s die we ooit zagen”, sms-ten we meteen na het spektakel in de Groene zaal, naar iemand die dit moois had gemist. Na afloop kregen Campallo en consorten een staande ovatie. Hun show van zeventig minuten leek er nauwelijks twintig geduurd te hebben.