#Nuits23 - Oiseaux-Tempête & Friends - Van onze Sok geblazen
Botanique, 28 april 2023
Terwijl zich op VTM in prime time de finale van 'The Masked Singer' voltrok, betraden in de Botanique vier mannen het podium, gehuld in gewaden die van tweeduizendvijfhonderd jaar oude hogepriesters konden zijn, met enkel de ogen en neus zichtbaar. Hoewel, zichtbaar is een relatief begrip op een in het donker gehuld podium. De set van Wyatt E. doemde minutenlang op tot plots de twee percussionisten achterin het podium mokerslagen mepten die instant de prangende kiespijn aanwakkerde die ons al een paar dagen parten speelt. We hadden zo’n vermoeden dat noch Coely, noch Miguel Wiels achter de maskers schuilgingen. Deze trip door een rusteloze woestijn sleepte ons moeiteloos mee en plots was het een kwartier later. De drummers bleven gedurende de set de trance aangeven, terwijl de overige twee bandleden gitaar, bas, keyboards en elektronica afwisselen. Het was een perfect recept om de volledige controle over onze oren en ziel te krijgen.
Het enige wat ons bij Wyatt E. weerhield van complete overgave, was misschien een gemis aan variatie. Dat werd even later goedgemaakt door Oiseaux-Tempête. Na een residency op het Roadburn festival, waar de band drie opeenvolgende dagen een andere set bracht, stond de Franse band uiterst scherp.
De uitgekiendheid van de songs en de set deed soms aan het streven naar perfectie van bands als Portishead denken. Muzikaal was het net als Wyatt E. een trip langs de grenzen van de progressieve postrock, maar doorspekt met zijstapjes "off the beaten track". Hoezeer de band ook verpletterde en imponeerde, de hoogtepunten van de set waren ontegensprekelijk de passages van G.W. Sok, drie decennia lang zanger van The Ex, maar intussen al vijftien jaar "free as a bird". Toen de intussen vijfenzestigjarige Nederlander voor He Is Afraid And So Am I, de tweede song in de set, het podium opstapte, sloeg de sfeer volledig om. Hij declameerde een gedicht van de Palestijnse auteur Mahmoed Darwish, terwijl de band er dreigend dissonante lagen muziek overheen legde. Onwezenlijk innemend.
Na een lange trip langs toetsen, knoppen en percussie, waarbij de gitaren in het statief mochten rusten, en songs waarbij de individuele acties van de muzikanten soms een beetje de opbouw uit de set zogen, was het uiteindelijk andermaal G.W. Sok die tijdens A Man Alone In A One Man Poem het optreden aanstuurde en aanvuurde. Bijna vijf minuten lang stond hij bewegingloos tussen de wild musicerende band, alsof hij hen zwijgend in de ban hield om dan alsnog op de microfoon af te stappen. Uiterst gedoseerd domineerde hij zo het concert.
Ook slotsong Someone Must Shout That We Will Build the Pyramids (uit ‘ÜTOPIYA’) zet Sok naar zijn hand door over het oorspronkelijk instrumentale nummer de speech van Dominico uit Andrej Tarkovsky’s ‘Nostalgia’ voor te dragen. “I can't live simultaneously in my head and in my body / That's why I can't be just one person / I can feel within myself countless things at once”. Het woord verdrukte de muziek, die errond opgebouwd leek, maar uiteindelijk verzonk de stem in de instrumentenzee om in een soort epiloog toch weer helemaal in balans te komen. Een verbluffend rustgevend slot.
De Grand Salon, een zaal die eigenlijk enkel tijdens Les Nuits Botanique wordt opengesteld voor concerten, drong minutenlang aan op bisnummers, maar die kwamen er niet. De band kwam op het podium nog aangeven dat dit alles was wat ze te geven hadden. Maar wat ons betreft, was dat af en voldoende. Een bis had misschien wel afbreuk gedaan aan de prachtig opgebouwde apotheose.