Motörhead - My sound is fucked
Vorst Nationaal, Brussel, 8 november 2009
Je moet het maar doen: op bijna pensioengerechtigde leeftijd Vorst Nationaal laten vollopen met een publiek dat in leeftijd varieert tussen 12 en 72 en in gewicht tussen 40 en 135 kilo. Bovendien toont het metalvolkje ook nog graag waar zij voor staan - middels T-shirts, patches op jeansvesten zonder mouwen en hun voorkomen - en ook daarom houden wij zo van hen. Een beetje zoals voetbalsupporters, die trouwens in dezelfde file stonden ter hoogte van Anderlecht.

Metal drijft voor een groot deel op herkenbaarheid en clichés. Voorprogramma Spoil Engine had maar twee nummers nodig om alle clichés af te rafelen en herhaalde zichzelf daarna. Harde riffs, dubbele basdrum, brullende zanger met één voet op de monitors, gitaristen met de benen wijd, de mond open en de rug wat naar achteren, snelle solo's, vuisten, wijsvingers en pinken omhoog steken, "jump jump jump" roepen én van links naar rechts en terug over het podium lopen; het was er allemaal bij. Vernieuwend kan men Spoil Engine dus niet noemen. Maar ze deden wat ze moesten doen: het publiek opwarmen voor de groep die zowat de helft van die clichés uitgevonden heeft.
De armzalige Peavy halfstackjes van het voorprogramma werden aan de kant gerold voor een backline vol Marshalls en een drumpodium ter grootte van de gemiddelde huiskamer. Het Motörhead-logo werd al uitbundig begroet tijdens de test van de belichting en de lichtbruggen hingen afgeladen vol met spots. Alles schreeuwde: show! En die kwam er ook, toen Lemmy en de zijnen het podium betraden. Die Lemmy! Een van de weinige metalmuzikanten die al decennia lang dezelfde haarsnit torst zonder belachelijk te worden.
"Would you like it louder?", brulde de gitarist alvorens Metropolis in te zetten. Wat dacht u? Helaas, hoe luid de bulderende klankmuur ook stond, Vorst Nationaal klonk als het Sportpaleis met een party-dj achter de mengtafels. Of wij nu op het parterre, aan de zijkant of vlak achter de mixage plaats namen, we hebben het nog nooit zo metalig en slecht weten klinken in Vorst. Lemmy's gebrul kwam nauwelijks door de mix, en dus was het soms raden naar de nummers. "My voice is fucked", riep Lemmy op het einde van het optreden. Misschien was dat ook een verklaring?
Maar het zou het publiek worst wezen, want de geweldige drive van het optreden, de vlammende lichtshow en het enthousiaste publiek zorgden voor een onovertroffen ambiance. De drumsolo tijdens In The Name of Tragedy gaf aan waarom Motörhead zo geniaal is: het gaat niet om snelheid of technische trucjes, maar om muzikaliteit - en ook wel om de show en de intensiteit, natuurlijk. Het enige rustpunt in de set was het cafébluesje Whorehouse Blues, het eerste bisnummer. En toen vloog het dak helemaal van de galmbak, met Ace of Spades.
Als je stond te springen en roepen en tieren, viel die slechte klank al heel wat minder op, vooral met een paar veel te dure pinten in de kraag. De koers van de Jupiler is in Vorst trouwens 1 euro per deciliter. Toen beseften we het: metal draait rond het leegmaken van het hoofd. En met die state of mind (of de afwezigheid daarvan) blijft Motörhead de allerbeestigste rock-'n-rollband op de planeet. Volgende keer kiezen we gewoon de zaal wat beter uit. Als er een volgende keer komt tenminste, want met Lemmy weet je dat nooit.