Mark Knopfler - Zittend concert

Sportpaleis, 22 juni 2019

Mark Knopfler - Zittend concert

Lieve lezers, recensenten zijn, niet minder dan de ontvangers hunner pennevruchten, slechts lillende hopen vlees en sappen. Soms gebeurt het dan ook dat één uwer dienaren zich moe en afgepeigerd naar een concert sleept. Of dat dan komt door het werken tot de vingers krom staan om een schrale boterham met smout te kunnen besmeren dan wel door de oneindige champagnepartouzes met Zweedse vrouwenzwemteams, mag u zelf invullen. Alleszins, tijdens het concert van Mark Knopfler bedachten we ons dat, als de artiest het leeuwendeel van het concert zittend doorbrengt, het publiek eigenlijk zou moeten kunnen aanliggen.

Nu is het Sportpaleis nooit de meest fantastische concertzaal geweest qua akoestiek, maar recensenten worden meestal rechtsvoor geposteerd, een paar rijen achter de rolstoelplaatsen. Daar moet de klank bij de meeste concerten echt niet onderdoen voor andere grote zalen. Toch verzopen Why Aye Man en Corned Beef City als vanouds in het gestamp van de ritmesectie. We hebben die eerste altijd een zeer matige song gevonden en onze mening is niet veranderd door deze opvoering. En speelde Mark Knopfler nu slide op een Danelectro of ukelele met een strijkstok op laatstgenoemde song? We hoorden er nauwelijks wat van.

Sailing To Philadelphia hebben we altijd een knap staaltje songschrijverij gevonden: een evocerende tekst over een weinig courant onderwerp. Het bestond de tienkoppige band er echter in hier compleet overbodige tenorsax- en flu(i)tsolo’s door te weven. Daarmee vermoeden we de vinger op de wonde te leggen: de veel te uitgebreide band zorgde niet alleen voor een al te volgepropte klank zonder enige ruimte, maar de grens met Céline Dion-arrangementen werd al te vaak afgetast – al kan dat aan die fluit gelegen hebben. Dat bedachten we ons tijdens Once Upon A Time in the West en Romeo and Juliet.

Ook het tempo van de songs leek gewoonlijk een paar tikken trager dan we ze kennen. Voor de vuile hipsters onder u die lopen te loeien over de terugkeer van de audiocassette: je bent pas mee als je de klank kent van een walkman met bijna-platte batterijen. Als Knopfler mag vertellen over vroeger, wij ook. Het vertellement, dat aan de ballad Matchstick Man vooraf ging, vatte eigenlijk gewoon de tekst van de song samen; als een samenvatting tenminste langer mag duren dan hetgeen ze samenvat. Het viel wel op dat de spaarzamer gearrangeerde ballads meer ruimte lieten voor Knopflers stem – die soms meer leek te mijmeren dan te zingen – en de nuances van zijn gitaarspel, dat door twee automatisch over een spoor bollende frontstagecamera’s onder de microscoop werd gelegd op twee grote schermen in een verder nogal ongeïnspireerd decor dat enkel uit spots bestond.

Done With Bonaparte is weer een fantastische song: wie anders heeft er ooit een meeslepende tekst geschreven over de Russische campagne van de Grande Armée? Volgens Knopfler was dit het moment waarop de band echt kon uitblinken, en het was effectief het enige nummer waarbij dat arsenaal instrumenten (tweeënveertig volgens de laatste telling) op zijn plaats viel. Helaas moesten we daarvoor een gruwelijk lange en van onmenselijke hoeveelheden wierook doorspekte bandvoorstelling doorbijten. Wat Knopflers “fantastische” keyboardspeler, arrangeur en platenproducer Guy Fletcher betreft, hebben we dezelfde bedenking als bij wijlen Leonard Cohens medewerkster Sharon Robinson: buitenstampen, direct! En waar Robinson haar midi-keyboardjes wat ons betreft over een muziekminnende knie in stukken gebroken in haar kofferbak had mogen gooien, mag Fletcher pakweg zeven tienden van zijn band in een camionnetje zetten. Vooral bij verstilde stukken van ballads als Heart Full Of Holes hoorden we iets van muzikaliteit en melodie in plaats van een volgestampt gebonk. Postcards From Paraguay deed ons dan weer suggereren dat camionnetje met de overtollige bandleden richting Sinksenfoor te dirigeren, mits daar nog geen andere Peruvianen stonden te panfluiten bij een kraam gemacrameede truien.

Ook de bissen Money For Nothing, Brothers In Arms en Local Hero konden geen moment boeien. Hoewel Knopflers barstoel ondertussen was weggenomen en het parterre op zijn achterste poten stond, bleef het spel te lijzig en te ongeïnspireerd. En zo kunnen we onderhand teruggrijpen op de confidenties in de inleiding en u Gonzo-gewijze nog volgend inzicht geven in de recensentenpsyche: wij bezoeken concerten in de hoop omvergeblazen te worden, kippenvel te krijgen dat drie dagen blijft staan of minstens één ontroerende noot te horen. Dit concert bracht enkel een avondvullend beetje klank voor mensen die uit nostalgie tweemaal ’s jaars een concert bezoeken, daarbij wat graag meeklappen op iets te trage stampers en zich desgevraagd uiten in termen van: “Jaja, ’t was goed”. Voor wie al eens vaker een concertzaal bezoekt, is de conclusie eerder: “Had ik twee uur kunnen slapen, ’t had meer deugd gedaan”.

23 juni 2019
Stefaan Van Slycken