Mark Knopfler - Knopfler does Dylan

Vorst Nationaal, Brussel, 14 februari 2015

Op welke plaat van Bob Dylan speelt Mark Knopfler een prominente rol? Geen idee? Het betreft 'Slow Train Coming', een zwaar onderschatte plaat uit 1979, toen Knopflers groepje plots wereldsucces oogstte met Sultans of Swing. Dylan heeft altijd een neus gehad voor talent. Al moeten we erbij vertellen dat die neus ook wel eens verstopt lijkt te raken, maar dit geheel terzijde. Maar u vraagt zich vast af waar we nu eigenlijk naartoe willen. Wel, Knopfler doet ons aan de Dylan van de laatste jaren denken.

Mark Knopfler - Knopfler does Dylan



Bij de eerste nummers (Cannibals, Why Aye Man, What It Is en Sailing to Philadelphia) lijkt de man absoluut niet geïnteresseerd in wat of waar hij staat te spelen. Hij staart in het ijle en getroost zich - Dylangewijs - nauwelijks de moeite om te articuleren. Van zijn recentste plaat passeren slechts drie nummers de revue (zoals dat bij Dylan ook wel eens het geval is).

En de vergelijking gaat verder op: ook Knopfler omringt zich met erg goede muzikanten, maar veel inventiviteit komt er niet bij kijken. Ook Knopfler durft zijn nummers wel eens uitspinnen tot je op je horloge gaat kijken. En net als Dylan beperkt Knopfler de interactie met het publiek tot een gemompeld "Thank you" en een snelle voorstelling van de muzikanten.

Maar er zijn ook verschilpunten: Knopfler hoeft niet noodzakelijk elke tournee nieuwe arrangementen te vinden voor zijn nummers. Bovendien speelt hij helemaal tegen onze verwachtingen in de oudste nummers met het meeste plezier. Het is immers bij Sultans of Swing - ergens halverwege de set - dat er bij Knopfler voor de eerste keer een lach af kan. Zelfs Romeo and Juliet wordt minder routineus afgehaspeld dan de songs van Knopflers solo-albums, hoewel het nummer toch al heel wat jaartjes langer meedraait.

Elk nummer wisselt hij van gitaar: een knalrode Stratocaster (verborgen reclame voor zijn signature Fender-gitaar), een Telecaster in dezelfde kleur, een Les Paul als het wat meer rockt, naar het einde toe zelfs een Pensa-Suhr - wij vroegen ons al af of hij die nog had - en uiteraard een National-gitaar (zo 'n stalen geval als op de hoes van menige Dire Straitsplaat). Ook de muzikanten wisselen regelmatig van instrumenten: van violen over fluiten en oktaafgitaartjes tot bouzouki's.

Op zijn solo-platen gaat het er dan meestal wat lijziger aan toe dan bij Dire Straits, toch is Knopfler de snelle solo's niet verleerd. Dat bewijst hij onder andere bij Sultans of Swing. Jammer genoeg beperkt hij zich voor de rest vaak tot een paar typische licks en verder niks. Nuance en finesse zijn meestal ook ver te zoeken in de wat rommelige klank.

Na anderhalf uur - waarvan minstens een vol kwartier Telegraph Road - begint Knopfler al aan de bisnummers. Met een weinig avontuurlijke versie van Brothers in Arms, een ellenlang So Far Away en tussendoor nog iets wat ons deed denken aan een balorkestje op een trouwfeest, gaan de lichten terug aan en blijft het publiek een beetje verdeeld achter.

Voor de ene had Knopfler meer Dire Straits moeten spelen, voor de ander meer uit zijn laatste plaat. De een had zich geweldig geamuseerd, de ander vond het muzikaal niet zo interessant. Wij houden het er op dat de man met het verkeerde been uit bed gestapt was en er snel terug in wou kruipen. Wij wensen hem alvast een verkwikkende nachtrust toe.

14 februari 2015
Stefaan Van Slycken