#LokerseFeesten - Richard Hawley, Chris Isaak, ... - Leeftijdsklasse
Grote Kaai, 7 augustus 2024
Het leeftijdsverschil tussen de jongste en de oudste op het podium zal op deze dag van de Lokerse Feesten rond de veertig jaar hebben geschommeld. En wij waren benieuwd wat dat zoal zou geven.
Het kan niet eenvoudig zijn om op een zonovergoten vooravond een vroeg opgekomen publiek warm (!!) te maken als jong bandje. Nu heeft Bluai uiteraard al een zeker parcours afgelegd waardoor hen intussen toch enig krediet wordt toebedacht en hebben ze al een show op (onder meer) Rock Werchter en Rock Herk achter de kiezen, maar dan nog. Je moet het nog altijd doen.
En toch deden ze het gewoon. Alsof het de normaalste zaak ter wereld was, brachten ze de Grote Kaai in beweging, deden ze hen meeklappen en zelfs meezingen. Nu hebben ze daarvoor ook de juiste nummers, die intussen toch al hier en daar bekend raken. Wij werden bijvoorbeeld gecharmeerd door de melancholische lapsteel in Sad Boy Angry Boy, waarbij Cath en Caitlin elkaar als doorgewinterde klassebakken uitdaagden. En ook Better I Swear en My Kinda Woman waren helemaal raak. Als je dan kan afsluiten met In Over My Head, kan je spreken van een bescheiden homerun.
Ook Richard Hawley had de zon nog in de ogen, ook al zou die naar het einde van de optreden achter de einder verdwijnen, iets wat dit optreden (bijna letterlijk) nog meer kleur zou geven. Nochtans viel er wat aankleding betreft, weinig te beleven op het podium. Hawley, naar goede gewoonte getooid in zwarte jeans, de zoom netjes omgeslagen, en het hem eigen zwart-roze hemdje, de kuif onberispelijk strak en met zonnebril, werd begeleid door twee gitaristen, een toetsenist en een drummer, maar verder werd het showgehalte (met opzet?) heel laag gehouden. Veel meer dan een gigantische projectie van het meest recente (uitstekende) album was er niet te zien.
Maar dat alles liet ons koud, iets wat helemaal niet van de muziek gezegd kon worden. Want Hawleys warmdonkere stem deed ons de opkomende frisse wind helemaal vergeten. De bijhorende songs legden daarenboven een warm laagje isolatie over onze gevoelige huid. En de oren werden als het ware gezalfd als bescherming tegen de boze buitenwereld, iets waar de protagonist bij Tonight The Streets Are Ours op alludeerde, voor hij het nummer opdroeg aan het festival.
Nochtans was het niet allemaal peis en vree in de set en haalde Hawley af en toe echt wel stevig uit. Aan Two For His Heels werd bijvoorbeeld een pittige gitaarsolo gekoppeld, waarbij de kwaliteit van de whammy-bar stevig op de proef werd gesteld. En de man genoot met volle teugen, telkens hij de gitaar kon laten gieren, krassen of ronken. Als een kind trok hij dan de nodige bekken. Maar evengoed deed hij het zonder gitaar. Voor Coles Corner bijvoorbeeld, waarbij hij als een dirigent met de handen de maat leek aan te geven. Eerder zorgde Open Up Your Door trouwens ook al voor een krop in de keel.
Het moest trouwens allemaal niet superserieus blijven. Zelfs in Coles Corner wist hij een glimlach te smokkelen, toen hij het bord met “Welcome to Sheffield”, zijn geliefde thuishonk, waar iedereen je “love” noemt, bovenhaalde. En toen iemand uit het publiek hem haar liefde betuigde, ging hij daar meteen op in. Op zijn vraag gaf ze aan dat ze eenenvijftig jaar oud was en repliceerde hij meteen dat ze “in the zone” zat, want hij had er zevenenvijftig op de teller.
Dat er geen T-shirts of andere merch te koop was van Richard Hawley, was tekenend voor waar het bij deze man om ging: de muziek. En dat hebben we geweten. Het concert gemist? Geen nood, op 10 september krijg je al een herkansing in de Ancienne Belgique. Niet laten schieten, die kans.
Maar de hoofdvogel van de avond moest dan nog afgeschoten worden. En Chris Isaak eigende zich die taak met het nodige spektakel toe. Van de soberheid, die Hawley hanteerde, was bij de Amerikaan geen enkele sprake. Synchronische dansjes, wandelingen over de Grote Kaai door het publiek, dansende fans op het podium, het hoort er allemaal bij. En uiteraard was hij het, waarvoor het overgrote deel van de aanwezigen was opgedaagd. Nochtans was de Kaai zeker niet tot aan de rand gevuld. Niet dat dat een bezwaar was, het gaf Isaak de kans om op zijn gemak door de massa te wandelen tijdens Here I Stand. En uiteraard werd er geen probleem gemaakt tegen de pareltjes op zijn kostuum. Integendeel eerder, de gsm's deden zware overuren en eenieder kreeg de kans om zijn persoonlijke foto te nemen.
Eigenlijk mag het geen wonder heten dat Isaak zo populair is. En dat bleek ook uit de setlist. Somebody's Cryin', Dancin', Wicked Game, Blue Hotel, San Francisco Days, het zijn allemaal nummers die zich een weg wisten te vreten doorheen de natuurlijke beschermingslaag naar het collectief geheugen. Of je ze nu mooi vindt of niet, ze blijven altijd wel ergens hangen. En ongetwijfeld zullen er nogal wat aanwezigen geweest zijn die de dag (de week?) nadien met glazige ogen naar de filmpjes op de eigen gsm hebben gestaard. Om maar te zeggen: hij mag dan achtenzestig jaar oud zijn, aan charisma heeft hij weinig ingeboet. Dat zijn stem het dan al eens laat afweten – ongetwijfeld ook een gevolg van het onophoudelijke touren – en hij de nodige hoeveelheden warme thee tot zich nam om dat te vermijden, is dan misschien ook niet meer dan logisch..
Hij schrok er al evenmin voor terug om de eigen inspiratiebronnen ook tijdens het concert naar voor te schuiven. De covers van Roy Orbison (Oh Pretty Woman) en Elvis Presley (Can't Help Falling In Love) werden met het nodige respect voor de originelen gebracht en werden enthousiast onthaald door de Grote Kaai. Daartegenover stonden dan eigen nummers als Go Walking Down There inclusief rake gitaarsolo van Hershel Yatovitz. De doorgewinterde gitarist mocht trouwens in de bissen ook nog een rondje door het publiek maken.
Dat de band uitstekend op elkaar is ingespeeld, bleek niet alleen uit de grappen en grollen, die ze met elkaar uithielden, ook muzikaal klopte het allemaal. Ze kunnen dan ook allemaal terugvallen op de nodige ervaring. En bovendien is bassist ook nog eens een uitstekend songschrijver, al kwam zijn Killing The Blues (ooit al gecoverd door Robert Plant en Allison Krauss) niet helemaal uit de verf, waardoor de aandacht toch even verslapte.
Maar geen nood, er viel nog genoeg te beleven op dat grote podium en de drie bisnummers (waarvoor Chris Isaak zich nog even in een met zilveren plaatjes beslagen pak stak) werden gretig geconsumeerd. Dan kan je niet anders dan concluderen dat Chris Isaak er nog steeds staat.
De wereld is dan misschien wel aan de jeugd. Bluai stond meer dan haar mannetje, maar Chris Isaak en – wat ons betreft dan – vooral Richard Hawley bewezen dat ervaring en klasse ook belangrijk zijn.