Lokerse Feesten 2013: Iggy & The Stooges, Killing Joke - Tussen bewondering en spijt
Grote Kaai, Lokeren, 6 augustus 2013
De Lokerse Feesten trekken zich op gang. Tien dagen lang is de Grote Kaai van de Oostvlaamse stad het centrum van festivalminnend Vlaanderen. Afgelopen zaterdag tekenden we present voor een avondje gitaargeweld.
Killing Joke: bezielde nostalgia trip
Precies tien jaar geleden inspireerde George Bush Junior Jaz Coleman en zijn mates van Killing Joke tot een comeback. Verontwaardiging en pure razernij waren toen de drijfveren. En dat was eraan te horen. Vandaag is Coleman de vriendelijkste mens ter wereld. Hij praat met jeugdig enthousiasme honderduit over alles-en-nog-wat, en klinkt minstens twintig jaar jonger dan de – nog maar - 52 jaar die bij hem op de teller staan. Ondertussen reist de man de wereld rond, blijft nooit langer dan een maand of twee in hetzelfde huis hangen, probeert volledig onthecht te blijven van enig materieel bezit. Tussendoor dirigeert hij het Opera Orkest van Syndey.
Voor het eerst in tijden trad Coleman aan zònder z’n blauwe overal en de bijbehorende make-up. Bij ontstentenis van Coleman’s vestimentaire accenten nam bassist Martin Glover (alias Uberproducer Youth, die onder meer samenwerkte met INXS, Dido, U2, Bananarama, The Cult, Sugarcubes en recent nog Ozark Henry) de honneurs waar. Met z’n witte broek en rode Hawaï-hemdje leek het even alsof ze Mike Love van The Beach Boys twee jaar geleden gewoon vergeten waren op het grote podium. Gelukkig (we zijn fans van The Beach Boys, maar niet – meer – van Love) bleek Glover volledig z’n eigen zelve. En dat was maar goed ook, want zowel de stem van Coleman als de harmonische, bijwijlen door The Byrds arpeggio’s van gitarist Geaordie Walker verdronken grotendeels in een wakke geluidsbrij. Het was Glover die de boel doeltreffend bijeenhield met z’n kniehoge basgrooves. Energie was er anders genoeg: een molenwiekend Coleman – die ons soms met z’n haast uit de oogkassen puilende ogen aan een door de duivel bezeten Tommy Cooper deed denken, en songs als Wardance, Rapture of Pandemonium Single uit z’n bast perste.
Even kenmerkend voor dit concert was helaas ook het gebrek aan nuance en de al te vaak ondefinieerbare pap waarin onder meer de legendarische – en door Nirvana voor Come As You Are geleende – gitaarriff van Eighties bleef steken. En jammer genoeg bleef het werk met Dave Grohl uit 2003 links liggen: géén mokerslagen als Asteroid of The Death and Resurrection Show maar een met overtuiging gebrachte 80’s jukebox die na precies vijfenvijftig minuten z’n laatste anarchistische noot uitbraakte. Vriendelijke jongen, die Jaz Coleman, maar toch een beetje kort van stof.
Iggy and The Sooges: ‘no Sex in his Violence’
De Las Vegas Iggy, die we tot een jaar of vijf geleden (tot vòòr z’n hereniging met de The Stooges) regelmatig aan het werk zagen is dood en begraven. De àndere Iggy is dat helaas ook bijna. Of tenminste: zo ziét hij eruit. En dat vinden we, ondanks onszelf, oprecht jammer. Iggy was geweldig bij stem, The Stooges speelden scherp en sneden door je vel ouderwetse switchblades.
Wie de illusie intact wilde houden, sloot de ogen, en ‘zag’ een hecht spelende rockband met het patina van een door de wol geverfd jazz ensemble. Spelend met de hechtheid en het vertrouwen van – bijvoorbeeld – een Dave Brubeck en z’n band, die al langer samenspelen dan wij gelééfd hebben. James Williamson, lang – voor sommigen een mensenleven – geleden, onder druk van management en platenfirma oneervol uit The Stooges gezet vierde z’n glorieuze terugkeer en toonde zich het volwaardige Stooges-lid dat hij altijd was en meer dan een volwaardige vervanger voor de overleden Ron Ashton.
Bij openingstrio Raw Power, Gimme Danger en Gun verslikten een paar mensen zich zichtbaar in hun broodje-met-barbecueworst. I Got A Right en Search and Destroy kwamen aan als regelrechte uppercuts (voor wie de ogen stijf dicht hield). I Wanna Be Your Dog, No Fun en The Passenger waren vrijwel onverbeterlijk in hun uitvoering. Met als enige minpuntje het niet aflatende geblaas van saxophonist Steve McKay, dat perfect paste bij Pop-Williamson nummers als Johanna uit ‘Kill City’ maar elders vooral stoorde. Al was het streepje Love Supreme waarmee McKay twee ruige Stooges nummers in elkaar haakte dan weer prachtig.
Wie de ogen weer opende, werd ruw naar de werkelijkheid gekatapulteerd en zag - hels - ‘menboobjes’, om zich heen grijpende ouderdomsvlekken, pillendozen, een slecht werkende kunstheup en veel getrekkebeen. Op plaat is dat van geen tel, en we hebben met alle macht geprobeerd om ons tegen het gevoel te verzetten. Het probleem is dat Iggy geen jazz speelt, maar rock-‘n-roll. En van een rock-‘n-roller verwachten wij alleszins niet dat hij ons met onze eigen sterfelijkheid confronteert.
Van de beste, meest charismatische frontmannen die we kennen, hebben wij toch altijd, op een of andere manier ook een beetje schrik. Schrik dat we een peer op onze muil krijgen, als we wat de dicht in de buurt komen - Win Butler van Arcade Fire is op dat vlak een topper - of schrik dat ze er met ons lief vanonder muizen, als we even niet opletten, backstage. En dat laatste is bijvoorbeeld bij Bryan Ferry – twee jaar ouder nochtans, dan Iggy – wél nog steeds het geval. Rock-‘n-roll zonder de glamour wérkt niet. ‘Rock-‘n-roll will never die’,weet je wel, de rest willen we liever niet geweten hebben. En rock-‘n-roll met een stoma ìs de facto dood. Want het hart en de longen van rock-‘n-roll zijn toch nog steeds ‘seks’ en ‘de illusie van onsterfelijkheid’. We hebben niks tegen de rimpels, die heeft Paul Weller ook. Maar Weller boezemt ons wél nog steeds angst in. Weller spookte af en toe door ons hoofd, tijdens de set van The Stooges. En ook: ‘wat moeten we hiermee?’ Want er is niks onoprechts aan Iggy, de man kàn niet anders.
Hij is de Evil Knievel van de rock-‘n-roll. Ook al willen de botten niet mee, ook al zijn de spieren helemaal verdwenen: blik op oneindig, gashendel open en sprìngen. Het is moedig en aandoenlijk tegelijk. Maar vroeg of laat gaat het helemaal fout - zoals bij Knievels Casino jump, of het moment waarop Iggy tijdens de bissen tòch nog maar eens de broek losknoopt. En dan willen wij er toch liever niét bij zijn.