#LesNuits25 - The Jesus Lizard, etc. - Onkruid vergaat niet

Botanique, 18 mei 2025

#LesNuits25 - The Jesus Lizard, etc. - Onkruid vergaat niet

Dit jaar koop je voor Les Nuits Botanique – kortweg Les Nuits – geen ticket per zaal, maar een passepartout, waarmee je een dag lang aan elk podium terechtkan. Vijfenveertig euro klinkt misschien prijzig voor een dag rond hoofdact The Jesus Lizard, maar als je daarbovenop nog een dozijn andere bands kan ontdekken of herontdekken, vinden we dat best wel een faire deal. Dat overkwam ons dus zondag, een dag waarop de gitaren heer en meester van de Kruidtuin waren en de oudjes bewezen dat onkruid warempel echt niet vergaat!

Een verwittigd festivalganger is er twee waard. Dus hadden we op voorhand ons huiswerk gemaakt en de zeventien bands op de line-up muzikaal gewikt en gewogen. Omdat zowat alles veelbelovend klonk, waren we dus echt wel graag die spreekwoordelijke twee waard geweest. In dit ondermaanse betekende het echter dat we tien uur lang van het ene podium naar het andere crosten, evenzeer achternagezeten door muzikale honger als door onze vermaledijde fomo.

Om klokslag één uur was het Berlijnse trio Kara Delik onze eerste halte van de dag. Het werd een muzikale brunch rond de wereld. Een soort east meets west waar Berlijnse postpunk verbroederde met Turkse folklore. Of iets luchtiger omschreven: ken je die mop van die Turkse saz-speler (een soort luit), die Duitse bassist met vlechtjes en die Australische drumster die nog luider kan schreeuwen dan op de vellen meppen? Een mop was het allerminst, een wervelende, strakke opwarmer werd het des te meer. Na afloop kocht onze compagnon meteen de titelloze debuutplaat aan de merch, doorgaans een teken dat het goed was.

De programmatie van het hoofdpodium – de Fountain Stage buiten in de tuin – wisselde zonder overlapping af met de overige twee podia. Maar op die twee binnenpodia speelden wel telkens twee bands op hetzelfde tijdstip. Onze fomo zoog ons tijdens het gesmaakte optreden van Kara Delik in het Museum dus ook even naar de Orangerie, waar SLAG de spits mocht afbijten. Het vijftal uit het zuiden van Engeland had wellicht vestimentaire afspraken gemaakt, want elk bandlid droeg een rood kledingstuk. De op 'De Afrekening'-leest geschoeide ninetiesrocksongs met weerhaakjes van het minder vervaarlijke soort gingen even vlotjes binnen als de éclair aan het einde van de brunch, maar toch hielden we het na de single The Ripped voor bekeken en tolden we als draaiende derwishen terug richting Kara Delik, onze nieuwe favoriete minotaurus (half kebab, half currywurst).

Van brunch naar punch (in the face), op Les Nuits was het maar een kleine stap, want op het buitenpodium stond Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs intussen keet te schoppen. Het op muziek gezette menu met zeven gangen vettig varkensvlees bracht rock-‘n-roll zoals rock-‘n-roll moet zijn: rechttoe rechtaan zonder omkijken. “We hebben veel te spelen en we hebben weinig tijd”, merkte frontman Matthew Baty (die evenmin tijd had gevonden om sokken en schoenen aan te trekken) op. Hij voegde er nog aan toe dat de band vijf platen heeft, maar in Brussel werd enkel uit de laatste drie geplukt. Op plaat kan de band ons niet altijd bekoren, maar live is de sound zo authentiek en doorleefd als het arsenaal tot op de draad versleten Orange-versterkers op het podium. Of iets vettiger uitgedrukt: Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs klonk zoals wijzelf twee maanden lang roken, die zomer van de vakantiejob in de frituur.

Tijd voor een paar weesgegroetjes, dachten we bij onszelf. En zie, daar verschenen tegelijk twee Maria’s! In de Orangerie probeerde het Brusselse The Bernadette Maries onze ziel voor zich te winnen. Hoewel het kwartet knipoogde naar tal van bands en genres die ons best wel genegen zijn en ze bovendien ook geen slechte songs hadden, werden we toch eerder verleid door de lokroep van Hello Mary, die tegelijkertijd in het Museum verscheen. Die drie meiden uit Brooklyn stonden voor het eerst in België (het was ook pas hun tweede Europese optreden) en vergastten ons op schuchtere doch vinnige indierock. Beetje grungy, maar ook een vleugje shoegaze of dreampop. Als de gitariste en drumster samen zongen, hoorden we zelfs echo’s van Miranda Sex Garden, maar drumster Stella Wave schreeuwde zich evenzeer de longen uit het jonge lijf tijdens 0%. Een bandje dat tussen genres meandert zoals ook DIIV dat doet en dat we graag binnenkort nog eens op een concertpad kruisen.

We vertelden al dat de twee binnenpodia telkens overlapten, maar tot onze verbazing waren intussen ook op de Fountain Stage twee bands tegelijk aan het spelen! Of zo leek het toch bij dat optreden van The World Is A Beautiful Place & I Am No Longer Afraid To Die. Om maar te zeggen dat het even duurde voor we onze weg hadden gevonden in het muzikale kluwen van de band uit Connecticut. De mengelmoes van postrock, emo en zowel oldskool als nu-metal kwam niet echt binnen en terwijl de bandleden zichzelf probeerden in te halen, opteerden wij na een kwartier (dat voelde alsof het een volledig uur was) toch maar voor een kebab om de hoek, stiekem hopend dat die minder zwaar op de maag zou liggen.

Die uitdaging mondde uit op een gelijkspel, want als we één ding leerden die zondag, dan was het misschien wel dat een calorierijke snack geen goed idee is net voor een set van Snõõper. Het vijftal uit Nashville speelde sneller dan zijn schaduw, maar toch ging de punkerige pokkeherrie best wel vlotjes binnen. Terwijl zangeres Blair Tramel onverstaanbare teksten spuide, rammelde de band doorheen een slordige twintig songs in een set die een goed half uur duurde. Misschien wel de energiekste show van de dag!

Halverwege gingen we even naar adem happen in het Museum, waar de Franse band W!zard speelde alsof het hun laatste optreden was (ja, zelfs op een zondagnamiddag om halfvijf). Naar eigen zeggen vereerd om in een "mythische plek als de Botanique" te mogen spelen, deed het trio uit Bordeaux er alles aan om de zaal te verleiden met een assemblage van postpunk, coldwave en mathrock (denk Foals zonder funk), maar uiteindelijk wilden we de laatste tien minuten van dit tijdslot alsnog liever een extra handvol opgefokte mokerslagjes van Snõõper incasseren.

Intussen waren we opgewarmd en opgefokt en helemaal klaar voor Mclusky. De Welshe band is sinds vorig jaar terug (remember Leffingeleuren) en kwam zondag naar Brussel met een nieuwe plaat onder de arm. Andy Falkous en de zijnen schoten meteen stevig uit de startblokken met twee kopstoten, genaamd Lightsabre Cocksucking Blues en Without MSG I Am Nothing. De idyllische setting in de botanische tuin transformeerde al gauw in een stofwolk van rondhuppelende en pogoënde fans. Wie dacht dat de nieuwe songs het tempo uit de set zouden halen, was eraan voor de moeite, want die songs klonken even strak als Falkous eruit zag. Voor de rustpuntjes moesten we het hebben van Falkous’ absurdistische duiding tussen de nummers. Zo introduceerde hij de band als de Kings Of Leon, uitweidend dat ze het concept overgekocht hadden en met de winst nieuwe sneakers hadden gekocht (en hun zelfrespect verloochend). Nu, het moet gezegd dat de spierwitte sneakers van Falkous afstaken tegen het stofferige schoeisel voor het podium. Dit had niets van een rëunie-show, maar voelde eerder alsof iemand in 2004 na de allesverzengende show op Pukkelpop de pauzeknop had ingedrukt en de razernij nu doodleuk terug in gang had gestoken. Alan Is A Cowboy Killer herschiep de zone voor het podium in een onkruidtuin en tijdens het bommetje Chases spotten we eindelijk de eerste crowdsurfer van de dag. Afsluiten deed Falkous met de melding dat het slotnummer de tweede beste song in de set was, “according to Spotify”. “En wie zijn wij om Spofity tegen te spreken.” To Hell With Good Intentions deed zijn naam alle eer aan. We twijfelen er zelfs aan of er ooit goeie voornemens geweest zijn in het kamp van Mclusky.

Hoog tijd om de stofwolk door te spoelen en bij te kletsen over Mclusky, maar toch begaven we ons plichtsbewust richting Museum om een stukje van M(h)aol mee te pikken. Met twee basgitaren op het podium, zat het wel snor qua sound. Er was ook een gitarist, maar aangezien die zowat het hele optreden met de rug naar het publiek stond, kunnen we er verder niet veel over vertellen. Wie wel veel te vertellen had, was de als zangeres dubbelende drumster. We leerden dat een aantal songs over dode huisdieren gingen of over de internetzoekgeschiedenis van mannen, maar tussen de verhaaltjes door misten we toch een beetje de goeie songs. Een uitzondering was misschien Pursuit, over veilig thuis geraken als vrouw, drijvend op drums en dwingende bassen met een laagje parlando eroverheen. Nu, ons overrompelen na de eerdere lawine van Mclusky was sowieso een ondankbare opdracht. We herinneren ons vooral de vraag waarom er in Brussel zoveel graffiti is met de woorden “Fuck Arizona”.

Terug naar buiten voor The Ex. De Nederlandse oer-anarcho-band bereikte vorig jaar de kaap van tweeduizend optredens, maar keek vooral niet achterom. “We hebben een nieuwe plaat en die gaan we nu spelen. Tien nieuwe songs.” Zo gezegd, zo gedaan, want The Ex hield het enkel bij de recente plaat ‘If Your Mirror Breaks’. We kregen een heerlijk uurtje punkrock dat hun plaats op het hoofdpodium driedubbel rechtvaardigde. Mclusky (geboren in 1996) en The Jesus Lizard (geboren in 1987) kwamen haast als jonge broekjes over naast de zesenveertig jaar eerlijkheid die de kern vormt van het bestaan van The Ex. Andy Moor en Terrie Hessels lieten de gitaren primitief kletteren zoals alleen The Ex dat kan, terwijl drumster Katherina Bornefeld achterin het ritme aangaf. Vooraan declameerde zanger Arnold de Boer – hij was vier toen The Ex in 1979 werd opgericht en voegde zich vijftien jaar geleden bij de band – de teksten overheen de muziek. Voor The Wheel kwam Bornefeld even vanachter de drumkit om "haar song" te zingen. Ook zij kon het niet laten te herhalen dat ze gewoon tien nieuwe songs spelen omdat ze nog steeds graag nieuwe songs maken. Die songs blijven even sterk. Zo mondde The Apartment Block (waarin de Boer als een mantra herhaalt “When I grow up I want to be an apartment block”) uit in een waanzinnige song, waarin het mooi was om te zien hoe de grijze gitaristen liefdevol de gitaar afranselden. Ongetwijfeld het hoogtepunt van de dag! Of hoe de nestors van de dag al het jonge grut van mijlenver het nakijken gaven.

Van tijdloos ging het terug naar 2025 met het Australische Armlock. Tot een week geleden hadden we nog nooit van het bandje uit Melbourne gehoord, maar daar bracht radioshow 'duyster' verandering in. We stipten de band aan op ons festivalschema en kregen geen spijt van dit zeldzame rustpuntje in een dag met vooral hyperactieve gitaren. We hoorden echo’s van Pinback en brave lo-fi knipoogjes naar Pavement. Een heel aangename kennismaking – en een kleine aderlating aan de merch, waar de band de twee platen sleet.

De absolute hoofdmoot en publiekstrekker van de dag was zonder twijfel The Jesus Lizard. De Amerikaanse band definieerde begin jaren negentig mee de noiserock en werd destijd gretig genamedropt door ene Kurt Cobain. Anno 2025 bleek dat onkruid niet vergaat (ironische genoeg in de kruidtuin, maar dit geheel terzijde). David Yow mag dan wel vierenzestig zijn (en er vierenzeventig uit zien), hij gedroeg zich aan de Fountain Stage als een vierentwintigjarige troonpretendent van keizer Iggy. Publieksfavorietje Gladiator zat vroeg in de set en Yow gooide zich al meteen over de hoofden voor een rondje crawl. De toon was gezet en The Jesus Lizard bewees nog steeds actueel te zijn. Over de actualiteit gesproken, tot twee keer toe nodigde Yow Brussel uit om luider dan hemzelf “Fuck Trump” te schreeuwen. We hadden nooit gedacht gelijkenissen te zoeken tussen The Jesus Lizard en Mclusky, maar vanavond outten beide bands zich als Kings Of Leon en verrasten beide bands ook met puik nieuw werk uit de eerste plaat in meer dan twintig jaar. Songs uit het vorig jaar verschenen ‘Reck’ stonden fier naast werk uit de oudere platen (die nota bene allemaal vier letters in de titel hebben). Geflankeerd door de andere drie oerleden (die zich tamelijk rustig hielden), hoste en fluimde Yow doorheen de set. Net zoals we hierboven over The Ex schreven, kon menig jonge band hier nog een punt aan zuigen. Die waren trouwens ook bij de les, want vooraan botsten we (letterlijk) op leden van Maria Iskariot. In tegenstelling tot Andy Falkous had David Yow Spotify niet nodig om het oeuvre te keuren en kondigde hij Monkey Trick aan als "de beste song die we ooit schreven”. Uit dezelfde plaat, ‘Goat’, kregen we meteen erna ook nog Mouth Breaker. Die song werd opgedragen aan Steve Albini, die destijds het album producete en intussen al een jaar geleden het tijdelijke voor het eeuwige inruilde. Na drie kwartier zat de set erop. Net op tijd want onze batterijen waren zo goed als leeg. Maar dat was buiten de genadeloze noiserockers gerekend, want de band kwam nog terug voor een dikke bisronde die met een genadeslag uitmondde in Chrome. Nog een laatste dikke fluim en Yow verdween in de coulissen.

Om de dag en de avond af te ronden, keken we uit naar Soccer Mommy, maar die moesten kortdag verstek geven voor Les Nuits. Na het geweld van The Jesus Lizard lieten we vervanger ELLIS·D grotendeels links liggen en walsten we de avond uit met het Noorse Daufødt in het Museum. De bandnaam betekent in het Nederlands "doodgeboren", maar dat was de set allerminst. Frontvrouw Annika Linn Verdal Homme gruntte woest en wild en zette de resterende fans in de zaal in de fik. Laat op de festivaldag was het er geen overrompeling meer, maar de spreekwoordelijke kwaliteit haalde het van de kwaliteit. De helft van het publiek verzeilde in een moshpit en uit dank kwam de zangeres zelf ook een potje moshen. Muzikaal werden we er niet meteen wild van, maar onze ledematen dachten daar anders over. Een gepaste afsluiter voor een affiche, die veel weghad van een sleutelmoment tijdens een denkbeeldig Jaar van de Gitaar.

Les Nuits Botanique - 18/5/25

21 mei 2025
Christophe Demunter