#LesNuits25 - Obsidian Dust - Missie geslaagd
Botanique, 15 mei 2025
Obsidian Dust schijnt iets met een videogame te maken te hebben. Vraag ons niet om details. Daar zijn we helemaal niet in thuis. Wat we wel weten, is dat de eerste van #LesNuits25, die dus ook die naam meekreeg, impact heeft gehad. Weerklank, zeg maar. Letterlijk.
Samen met Metadrone, de mensen achter Desertfest, had de Botanique een nacht samengesteld van gitaargeweld in de meest uiteenlopende vormen. Het spreekt dan ook voor zich dat de gangbare kleur op de groene terreinen van de Brusselse kruidtuin zwart was. Of het moest het blauw van de talloze tattoos zijn geweest, die wij zagen voorbijkomen. Hoe dan ook zagen wij alle kleuren van de regenboog, eens de gitaren werden ingeplugd en de drums bonkten en roffelden.
De aanschuifrij aan de ingang van de zalen was indrukwekkend, maar werd wel vlotjes verwerkt zodat we, ondanks de verkeers- en parkeerproblemen in de hoofdstad, toch nog tijdig voor het als eerste aangestipte concert op de terreinen waren. Daardoor liepen we Villenoire wel mis. Jammer, want van collega's hoorden we dat de Brusselaars wel degelijk goed op dreef waren.
Dan maar naar de tuinen dus, waar een openluchtpodium was opgesteld met ook nog ruimte voor fans op de stellingen aan de zijkanten en de achterkant. Om geluidsoverlast later op de avond te voorkomen, worden concerten daar afgesloten rond tien uur, maar gezien Les Nuits in de weekends al vroeg in de namiddag – een vreemde gedachtekronkel, maar wel een geslaagd initiatief – beginnen, laat het wel ruimte voor enkele shows op dat podium. Op deze donderdag moest Elder dan ook al om zeven uur aan de slag. De zon was dus nog volop van de partij, maar dat leek niet echt een bezwaar. Het is tenslotte nog altijd een festival.
De tournee, die Elder momenteel onderneemt, wordt opgehangen aan het tienjarig verschijnen van 'Lore'. Niet voor niets is dat album het meest populair bij de fans. Helemaal terecht trouwens, want waar de andere albums van de band absoluut elk eigen kwaliteiten hebben, is 'Lore' te omschrijven als “quasi-perfect”. En dat de band de plaat tot in de puntjes in de vingers heeft, werd helemaal duidelijk. Negenenvijftig minuten en zeven seconden. Zolang duurt de plaat. Het was dan ook helemaal toepasselijk dat de band een uur toebedeeld kreeg om ze erdoor te jagen. En na dat uur bleek dat, op een paar minuten na (waarschijnlijk vanwege de korte introductie en de tijd die nodig was om de instrumenten te stemmen) meer tijd absoluut niet nodig was.
Nu zal er uiteraard worden geopperd dat het saai is dat een album tot in de puntjes wordt nagespeeld. Elder-fans weten dat Nick DiSalvo en zijn kompanen daar geen fluit om geven. De concentratie staat zo te lezen op de gezichten van de bandleden en is helemaal tekenend voor de instelling van deze band. Het was dan ook logisch dat de koude rillingen over onze ruggengraat kronkelden, toen Compendium werd ingezet. Alleen jammer dat in het begin de basdrum zo luid stond in de mix dat de gitaren nog maar amper te onderscheiden waren. Maar gelukkig werd dat euvel even verderop tenietgedaan, waarna het volop genieten was van dubbele gitaarlijnen, spannende solo's en complexe ritmes.
Wie de band een beetje kent, weet dat de nummers van Elder nooit zomaar nummers zijn. Er zitten laagjes in, ze worden stopgezet en weer opgestart in een ander tempo, er wordt al eens een stukje ambient tussen verstopt. Je kan ze eindeloos beluisteren en toch weer iets nieuws ontdekken. Net dat maakt deze band uniek. En intussen zwiert DiSalvo de lange, sluike haren heen en weer, is bassist Jack Donovan zijn imposante zelf inclusief bekkentrekken en bijhorende, wijdbeense poses en lijkt gitarist Mike Risberg onbewogen, terwijl hij de fans nauwlettend in het oog houdt. Ondertussen zorgt drummer Georg Edert schijnbaar onbewogen voor de juiste ritmes. Wie hier kwam voor nieuwe versies van de machtige songs op 'Lore', was eraan voor de moeite. Maar voor ons, de liefhebbers, was het weer eens smullen.
Van een heel andere orde was het spektakel, dat zich afspeelde in het museum. Daar had zich een kleine menigte verzameld voor het trio, dat bekend staat onder de merkwaardige bandnaam Rickshaw Billie's Burger Patrol (“Rickshaw Billie's Burger Whatever The Fuck” stond er te lezen op het scherm). Drie kerels met een voorliefde voor doommetal - “Big dumb riffs”, noemen ze het zelf – die zich helemaal uitleven tot groot jolijt van de toeschouwers, die het dan weer uiteraard niet laten kunnen om een eerste moshpit op te starten.
Gitarist Leo Lydon en bassist Aaron Metzdorf wisselden af aan de microfoon, waar ze allebei de songs in een eerder hoge stem (die deed denken aan Primus' Les Claypool) zongen. Ook de muziek had trouwens wel wat weg van Primus. De imposante en vooral gewichtige verschijning van drummer Sean St. Germain rondde het geheel af. Misschien niet de meest technische drummer, maar desondanks goed voor een stevige onderlaag waarover de achtsnarige gitaar van Lydon en de bas van Metzdorf flitsend heen en weer zwierven. Hoewel de line-up ons noopte om tijdig weer een plaats in te nemen aan het buitenpodium, was het met enige tegenzin dat wij dit spektakel achter ons lieten. Dit verdient verdere opvolging.
Want buiten wachtte ons de duivel. Of tenminste, zes in zwarte kapmantels geklede heren, die satans naam maar wat graag lieten vallen. Niks mis mee, al kwam het soms een beetje potsierlijk over, maar het siert de band dat ze dit brengen met volle overtuiging. Dat was vooral af te lezen in de ogen en aan de houding van frontman en bezieler Manuel Gagneux. En het publiek liet zich graag meevoeren naar de muzikale hel (enkel figuurlijk), die dit gezelschap voorhield. Want “the devil is kind”.
Uiteraard was het 'Greif', het meest recente album, waarop Zeal & Ardor hier de nadruk legde. Dat bleek al meteen met de opener, wanneer de band zich voorstelde op de tonen van The Bird, The Lion, And The Wildkin, dat naadloos overging in Wake Of The Nation en een eerste keer dat de fans de band luidkeels vocaal ondersteunden. Het zou niet de laatste keer worden. Het is duidelijk dat Zeal & Ardor nog steeds de metalhoop in bange dagen is, die door de liefhebbers op handen wordt gedragen, ook al vertoont de band meer en meer tekenen dat de hardere lijn geen absolute must is in hun werk. Tegelijk noteerden wij Götterdämmerung en Death To The Holy bij de hoogtepunten en konden wij ons niet van de indruk ontdoen dat de nieuwere songs nergens dezelfde impact hadden. Maar misschien ligt dat aan ons.
Qua opzet blijft Zeal & Ardor ongewijzigd. De drie stemmen van Gagneux (die na enkele songs uitbarstte in hoesten) en backingzangers Denis Wagner en Marc Obrist, soms gezamenlijk, soms afwisselend, werden voortgestuwd door de achtsnarige gitaar van Tiziano Volante, ondersteund (of gestuurd) door Gagneux, en de vijfsnarige bas van Lukas Kurmann, die met de nodige poses de metalwaardigheid leken te willen onderstrepen. Vooral de samenzang was bij momenten indrukwekkend en onderstreepte de basis van African-American spirituals, waarop Zeal & Ardor teruggrijpt.
Het publiek smulde er in elk geval van, tot groot jolijt van de band, die onder de indruk was van het enthousiasme waarmee in Brussel werd ingegaan op de muziek. Moshpits en crowdsurfs konden uiteraard niet uitblijven en tijdens I Caught You werd zelfs een polonaise ingezet. Missie geslaagd, met andere woorden. Nu blijft het nog afwachten welke weg Zeal & Ardor in de toekomst zal aanhouden.
Ook de wijziging van het opzet van dit festival mag geslaagd genoemd worden. De keuze was ruim en de mogelijkheid om nieuwe dingen te leren kennen meer dan aanwezig.