Les Nuits 2014: Joseph Arthur, Joy - Lachend demonen temmen

Botanique, Orangerie, Brussel, 29 mei 2014

Lazen we daar niet “een band die in het kielzog vaart van Low” over Joy? En bracht Joseph Arthur geen tribute uit ter ere van Lou Reed? Twee keer ja dus en wij naar Brussel voor – wat wij verwachtten – weer een interessante “Nuit”.

Les Nuits 2014: Joseph Arthur, Joy - Lachend demonen temmen



Zanger/ gitarist  Marc A. Huyghens en zangeres/ drumster Françoise Vidick zagen celliste Anja Naucler uit Joy vertrekken. Katel Maissiat (zang/ bas/ gitaar) vervoegde de rangen en samen werkten ze met producer John Parish aan een opvolger voor ‘Joy’ uit 2010.

Vanavond mochten we in de Orangerie de nummers van die te verschijnen plaat voor het eerst live horen en we durven nu al te stellen: dat wordt een plaat van internationaal niveau. Naar de meeste titels blijft het raden, maar Joy klonk zeer overtuigend.

Het kielzog van Low werd verlaten voor een koers op iets hogere snelheid en met een sound die vol en inventief klonk, schipperend tussen donkere indiefolkrock en postpunk. Vidick stond rechtop achter haar drumkit waarbij vooral de twee basdrums opvielen en Maissiat bleek een echte aanwinst. Haar basspel was creatief en ze kende ook al de oudere nummers zoals Mirage waarvan zij de killerriff met overtuiging speelde.

Eigenlijk vonden wij de mannelijke inbreng nog het magerst, maar dat kan ook aan het geluid gelegen hebben. Aan de andere kant paste Huygens’ ruwe stem wel zeer goed bij het redelijk folky klinkende Time To Make It Better (de titel is een gok).

Wel zeker zijn we van The White Coat, een knappe song die het waargebeurde verhaal vertelt van een man en een vrouw die elkaar kwijt spelen wanneer ze uit de trein stappen. Dankzij haar witte jas vinden ze elkaar uiteindelijk terug. Wij vinden Joy binnenkort graag terug in de platenrekken.

Joseph Arthur stond al tig keer op het podium van de Botanique. Deze keer wel in de grote zaal en niet langer in de Rotonde. Hiervoor was Lou Reed verantwoordelijk. Na diens dood herwerkte Arthur twaalf songs van zijn vriend en bracht het album ‘Lou’ uit als eerbetoon. Heel wat fans van de overleden ster wilden wel eens horen hoe dat live zou klinken, vandaar ook wellicht de opvallend hoge, gemiddelde leeftijd in de zaal.

De Reedfans kregen meteen waarvoor ze gekomen waren, want nadat hij in sneltempo een eerste schilderij op het podium afwerkte, zette Arthur Sword Of Damocles in, zichzelf begeleidend op gitaar en mits de hulp van wat pedalen en loops de song tot een climax opbouwend.

Een van zijn pedalen (de wahwah) weigerde dienst, maar dat kon de ervaren rat niet deren en het inspireerde hem zelfs tot relativerende poëzie: “Everything gets broken at the end, tonight we celebrate the broken parts”, haalde hij zijn schouders op en toverde na Tattoo een bloedstollende versie van Coney Island Baby tevoorschijn waarin het “glory of love”-mantra iedereen in hogere sferen bracht.

Na deze verstilde, maar desondanks overweldigende start werd de rest van The New Professionals aan boord gehesen en dat zijn niet van de minste: Bill Dobrow (The Black Crowes) nam zijn plaats in achter de drumkit en Mike Mills (R.E.M.) gordde de bas om.

Samen rockten ze de Botanique plat met een ultrastevige versie van Still Life Honey Rose waarbij Mills en Arthur duelleerden voor de drums en in het midden van het podium op hun knieën speelden en Arthur een typische, macho gitaarsolo uit zijn snaren schudde. Meteen viel het spelplezier op waarmee de demonen van Arthur werden getemd. Mills stond wijdbeens te bassen tijdens The Ballad Of Boogie Christ en de twinkel in de ogen van zowel Dobrow, Mills als Arthur spraken boekdelen.

Arthur spreidde graag zijn gitaarkunsten tentoon en speelde in elke song lange, aalvlugge gitaarpartijen. Zelfs nummers zoals Blue Lights In The Rear View, die ogenschijnlijk rustig startten, kregen zo extra power. Aan de andere kant bleven sommige nummers van “The Saint Of Impossible Causes “niet altijd tot het einde boeien. Maar geen nood als je een plaat vol Lou Reed-songs hebt natuurlijk. Dan gooi je er gewoon een gevoelige versie van Walk On The Wild Side  tussen en je hebt iedereen weer mee In The Sun.

En anders geef je ze Black Flowers en gooi je je gitaar al spelend in je nek. En als dat allemaal niet helpt, dan improviseer je wat teksten die het publiek paaien zoals Arthur deed op I Miss The Zoo dat als tekst “Brussels, Brussels, you are the best”, kreeg terwijl hij nog een schilderij in elkaar flanste en zo aangaf dat de reguliere set voorbij was.

De vermoeide zaalwachters van de Botanique startten dan ook meteen nadat de band afging de muziekband, maar dat was buiten The New Professionals gerekend. Er volgde nog een enthousiast (Don’t Go Back To) Rockville van R.E.M., een intiem I Used To Walk On Water en een extra lange versie van Currency Of Love (omdat de organisatie hem nog eens aanporde om te stoppen).

Joseph Arthur bleek een door de wol geverfde artiest die al grappend, musicerend en schilderend zijn demonen uitdreef. Soms leek hij net iets te laconiek om gemeend eer te brengen aan zijn overleden vriend Lou Reed, maar ondanks dat en zijn sjofele aanblik (goedkope "jailhouse tattoos" en een verknipt T-shirt van Les Nuits om de bast) gaf hij twee uur het beste van zichzelf. En dat was heel wat.

29 mei 2014
Marc Alenus