Les Nuits 2014: Arthur Beatrice - Verfijnd
Botanique, Brussel, 21 mei 2014
Op de vijfde dag van Les Nuits was de keuze zoals steeds zeer uitgebreid en divers. We konden gaan voor een dansavond met Hercules & Love Afair, een hiphopparty met Scylla, een intieme romantische nacht met Emily Loizeau en Broken Twin of eens stevig "loss gehen" op Traams. Of… we konden kiezen voor verfijning.
Eerst werden we getrakteerd op de coole klanken van Soldier’s Heart. Niet de rootsrockers uit de Apalachen, maar wel de inlandse band rond Sylvie Kreusch die met African Fire een mooie Afrekeninghit scoorde en dat op dit moment overdoet met New Housie.
We zagen de groep aan het werk op Boomtown 2013 en stelden verheugd vast dat – op een koppige toetsenist na – alle jongens in de tussentijd hun shorts hadden afgezworen en stijlvol voor de dag kwamen. Het leek wel of ze advies hadden ingewonnen bij Jani Kazaltzis.
Kreush bleek nog altijd de bijna perfecte frontvrouw: vervaarlijk balancerend op hoge plateauzolen kronkelde ze als de verleidelijke slang uit Genesis rond haar microfoon, een goudkleurig jasje fladderend rond haar ranke lijf, de armen weidse gebaren makend.
Enkel nog wat aan de bindteksten werken en iets aan dat kapsel doen. Soldier’s Heart vermengt regelmatig oosters aandoende synthklanken door zijn palet (Love Like Birds, Yamaha, New Housie) en drapeerde een of andere oosterse vlag over een speaker. Waarom dan niet kiezen voor een strakke, Aziatische bob, Sylvie?
Ondanks de gestileerde sound was er op het podium nog altijd plaats voor spelplezier. Twee dingen die een beetje met elkaar botsten, maar storend was het zeker niet. Dit is gewoon een nog jonge band waar het enthousiasme van moet afdruipen en waarbij dan ook gedanst mocht worden. “Alors on danse”, zei Sylvie en prompt voegden een tiental fans de daad bij het woord op Algebra en African Fire. Op het podium kwam er zelfs confetti aan te pas.
Arthur Beatrice kwam nog esthetischer uit de hoek. Bij deze Londenaars klopte alles: van het lettertype waarmee hun naam op de basdrum gedrukt was tot het strakke haarknotje van zangeres Ella Girardot. Enige nadeel: zij speelden zo ingehouden dat het op de duur een beetje steriel overkwam.
Hun minimale pop, die zweeft tussen r&b, soul en gitaargerichte indie, is geweldig elegant, maar geen spek voor de bek van wie liever harde rock of barokke pop hoort.
Je moest al op de details letten om te zien dat dit viertal echt wel bezield stond te spelen. De open mond van Girardot wanneer ze haar piano-instellingen veranderde bijvoorbeeld, verried haar focus. Ook opvallend: de metronoomachtige manier waarmee Hamish Barnes zijn gitaarlickjes afvuurde, de kleine franjes in het drumwerk van diens oudere broer Elliot Barnes en de manier waarop zanger-bassist Orlando Leopard inspeelde op de anderen.
Vreemd genoeg trapte Arthur Beatrice af met drie van zijn meest bekende songs: de briljantjes Carter - uncut, Late en Midland zaten alle drie helemaal vooraan in de set. Ideaal om het publiek meteen mee te nemen in het universum van de band waarin goud en paars de overheersende kleuren waren, maar het zorgde er ook voor dat de band moeite had om dat publiek tot het eind vast te houden.
Dat werd opgelost door de set te beperken en slechts negen songs te spelen. Nu ja, de band heeft ook nog maar één ep en één album uit, dus groot is de songbron nog niet, ook al gaat de band ondertussen al vier jaar mee.
Heel mooi was de harmonie tussen Ronaldo Leopard en zangeres Ella Girardot. Samen bestrijken ze zowat alle toonladders, hij met een warme tenor en zij met die soulvolle sopraan. “What I do as a woman, I do as a man / I howl for the Heavens, to hear where I am”, klonk het in Ornament & Safeguard en dat vat het cryptisch samen.
Ook het wel heel minimalistische Fairlawn (bijna volledig gezongen door Barnes) heeft zo’n poëtische lijnen. Geen idee wat ze bedoelen met “Home from one to the kitchen floor / The glow has gone and the window's closed / Go behold, we once lived here / These yellow walls are all but bare”, maar sfeervol klonk het wel.
More Scrapes paste meer in het rijtje van de drie openingsnummers: iets meer uptempo, een klein beetje meer rollend met de spierballen, maar nog altijd erg beheerst. Zo beheerst dat de band ons toch even verloor tot ver in Charity waarbij we meer oog hadden voor de gifgroene spots dan voor de kabbelende muziek.
Gelukkig trok de band op het eind de troefkaart van Grand Union om zo nog eens zijn geweldige klasse tentoon te spreiden. Daarna was het wel op. Geen bissen, zelfs geen groet meer. Tussendoor kregen we ook enkel maar zacht geprevelde thank you's De zweem van mysterie, die rond deze band hangt, bleef op deze manier wel intact.