Les Nuits 2011: Bill Callahan - Stofzuigerverkoper
Théâtre 140, Brussel, 19 mei 2011
Hij leek wel een stofzuigerverkoper, met dat ecrue pak dat niet helemaal om dat lange lijf leek te passen. Maar het was iets heel anders dat Bill Callahan aan de man bracht, iets waaraan de toeschouwers in het behoorlijk opgewarmde Théâtre 140 zich ook in de koele nachtlucht na het optreden nog lang konden verwarmen.

Een overvolle agenda noopte de organisatoren ertoe Les Nuits buiten de tuinen van de Botanique te doen invallen. En dus mocht het publiek plaatsnemen in de pluchen zetels van het snikhete Théâtre 140 in Brussel. Vooraleer de lange man zijn bariton en de gloednieuwe songs van zijn meest recente plaat 'Apocalypse' op het publiek losliet, moest dat eerst nog het voorprogramma ondergaan.
Met een elektrische gitaar en een ritmebox probeerde Sophia Knapp tevergeefs de reeds aanwezigen wakker te houden. Soms had haar stem wat weg van Kate Bush, maar nergens haalde ze het niveau van de songs van die laatste. Het applaus was dan ook eerder beleefd dan enthousiast en de klassieke, teleurgestelde "Oooohs" bleven helemaal achterwege bij de aankondiging van haar laatste nummer. Sophia Knapp ging met andere woorden volledig tenonder in het moeras van Brusselse onverschilligheid.
Dan werd Bill Callahan heel wat warmer onthaald. Op zijn laatste plaat klinkt hij zo mogelijk nog meer ingetogen dan op voorganger 'Sometimes I Wish We Were An Eagle'. En ook de opstelling van de avond was eerder kaal. Neal Morgan op drums (op blote voeten en soms ook drummend met zijn handen in plaats van met drumsticks) en Matt Kinsey op spooky, elektrische gitaar waren al wat nodig was om van dit Brusselse theater een klein, bijzonder intiem kringetje te maken.
Zelf hield Bill Callahan het bij een akoestische gitaar en mondharmonica. Het was aandoenlijk om hem zo aan het werk te zien. Voor hem stond een boeketje witte bloemen met de minuut meer te verwelken terwijl de hoofdrolspeler de ene keer stoïcijns een song speelde, dan weer trappelde als een kudde vee in Drover of een regendansje maakte tijdens Eid Ma Clack Shaw. Hij maakte zelfs een knieval tijdens Say Valley Maker (dat opent met de lugubere tekst "With the grace of a corpse in a riptide / I let go and I Slide Slide Slide"), maar verder was de show bijzonder sereen.
Dat was geen bezwaar want de muziek sprak helemaal voor zich. Vanaf opener Riding For The Feeling voelde je je wegzweven op de klanken van zijn stem, die op bijna vlakke toon toch onder je huid wist te kruipen. Enkel tijdens America, dat deed denken aan Hendrix' aanklacht in diens Star Spangled Banner, maar dan aangepast aan deze barre tijden, leek de meter soms heel even in het rood te gaan.
Naast de nummers van zijn twee meest recente soloplaten werd er ook geput uit de Smogcatalogus, iets wat vaak (vooral bij Our Anniversary) op herkenningsapplaus werd onthaald. Als afsluiter kwam zo Blood Red Bird aan bod, een nummer dat soms wat weg had van de filmmuziek van Ennio Morricone, inclusief de mondharmonica.
Na met Rococo Zephyr een eerste bisnummer te hebben gespeeld, liet hij de keuze aan het publiek en stond hij blijkbaar versteld van de verscheidenheid aan voorstellen. Uiteindelijk werd er gekozen voor The Wind And The Dove, waarna er met het eerder genoemde Blood Red Bird - een verzoekje van zijn bandleden - een einde kwam aan het concert.
Het leek soms of hij zelf niet helemaal begreep waarom er iemand in godsnaam naar de muziek van een stofzuigerverkoper kwam luisteren. Maar zij die hun zweet hadden gelaten in het Théâtre 140 gingen naar huis met een warme gloed in de buik, die ongetwijfeld nog even zal blijven nazinderen.