Leffingeleuren - Dag 3 - Mclusky does Leffinge
De Zwerver, 13 september 2024 - 15 september 2024
In 1996 bedacht Arab Strap een soundtrack bij The First Big Weekend Of The Summer. Spreken we af dat we Leffingeleuren voortaan The Last Big Weekend Of Summer noemen? Ook dit jaar was het drie dagen smullen van talrijke muzikale walletjes. En van de obligate wafel natuurlijk.
Toen we rond twee uur in de namiddag het centrum van Leffinge naderden, schalde The Next Time I’m In Town van Johnny Cash door de boxen. Helaas hadden we ons van Amerikaanse tijdszone vergist en bleken we niet net op tijd voor de set van DJ Willie, maar net te laat. We're not in Kansas anymore... maar in Utah, of zoiets. Sorry, Willie, we maken het goed the next time we're in town!
De Limburgse klok is ons meer vertrouwd en dus stonden we mooi op post toen ILA om halfdrie de muzikale debatten voor open verklaarde. Nu, veel debat kwam er niet aan te pas, want met naar wereldsong neigende liedjes als het uit indierock en wave gesmede Eternity werd de zaal gemakkelijk ingepalmd. De oorwurmen genaamd All Again, Make It Easy of Leave Me Dry hoefden niet eens opgespaard te worden. Iladya Cicek verklapte dat ze altijd al had gehoopt op Leffingeleuren te spelen. Wel, dat deden ze met verve. En - niet onbelangrijk - het podium was bij deze ook gitaar-gewijd voor Mclusky.
Om verder te gaan op het thema der tijdszones: onze volgende halte op zondag was de Australische band Great Gable. Of het aan een hardnekkige jetlag te wijten was of aan Zwitsers bier, weten we niet. Maar hoewel de zanger een T-shirt van Leffingeleuren had aangetrokken, gaf hij toe helemaal niet te weten waar hij was. "We hebben negen uur gereden vanuit Zwitserland, ik weet eigenlijk niet waar we zijn, "I passed out in the back of the van". 's Avonds in de Alpen spelen en in de vroege middag erna aan de Noordzee? Respect! Vroeg in de set zat een cover van Blister In The Sun van Violent Femmes, een song die beter de muziek omschreef dan eender welk hokjesdenken. Tamelijk luchtige indierock met niet al te onvriendelijke weerhaakjes, zelfs al klinken songtitels als Think Again Motherfucker of You Shall Not Pass niet meteen gemoedelijk. Great Gable was het soort bandje waarvan we niet zeker zijn of we hen ons volgende week nog gaan herinneren, maar zo'n half uurtje instant geluk in het cafe van De Zwerver is altijd meegenomen. En zie, volgende week kunnen we ons geheugen al opfrissen want vrijdag staat de band in de Botanique!
Of het gemeentebestuur had aangedrongen op een streepje volksdans op de affiche, weten we niet, maar Tapir had zomaar de soundtrack kunnen zijn. Naast een greep uit het dit jaar verschenen debuut 'The Pilgrim, Their God And The King Of My Decrepit Mountain' kregen we ook een pakket verse songs toegestopt. De magie, die we hadden verwacht in de Apollo-tent, bleef helaas een beetje uit zodat we ons na slotnummer Suffice To Say gauw naar een ander optreden repten.
In Zaal De Zwerver aangekomen, bleek het Londense multiculturele collectief Ibibio Sound Machine al aardig op dreef. "Kunnen we het hier nog warmer maken dan het al is?" vroeg boegbeeld Eno Williams, waarbij ze met Fire zelf het vuur aan de lont stak. Het zou goed kunnen dat ISM het indoor warmterecord voor 15 september deed sneuvelen. De smeltkroes van Afrikaanse ritmes, funk en r&b werkte aanstekelijk, maar toch was de som van deze getalenteerde muzikanten niet helemaal onze meug. Desalniettemin, als je op een festival warmte en ambiance wil waarbij stilstaan geen optie is (en Arsenal is niet vrij), dan bel je gewoon Ibibio Sound Machine.
Wie iets meer grime in het dansfeestje wou, kon twee uur later terecht bij Aunty Rayzor in de Apollo-tent. Of kwam Aunty bij jou terecht in de tent, want om Bounce aan te wakkeren, trok ze het publiek in om er te blijven totdat iedereen zou bouncen.
Met University ging de McLuskyficatie van Leffinge zonder genegenheid verder. Nu, deze jongelui uit het vergeten gat Crewe linken aan de oude rakkers uit Wales houdt eigenlijk geen steek, want niets klinkt als University en University klinkt als niets anders. Als je ons toch een machinegeweer tegen de slapen zou zetten en om een referentie vragen, dan zouden we misschien zeggen "Fugazi verdwaald in een videogame". Een mooi brugje naar vierde bandlid Eddie Leigh, die gewoon met de benen gekruist vooraan op het podium Doom zat te spelen. In de universiteit Doom spelen? Meer jaren negentig wordt het niet meer (voor de jongere lezer: Doom was dé shoot 'em up-game van de nineties). Na elke song zette Leigh de game even op pauze om recht te staan en een A4'tje in de lucht te houden met een aankondiging van de volgende songtitel. Ook geen setlist oogt als die van University. Voor u denkt dat dit allemaal maar om gimmicks draaide, integendeel, University lapte alle verkeersregels aan de laars. De snelheidsbeperkingen sneuvelden eerst, maar we hoorden bandleden elkaar rechts voorbijsteken of zichzelf via een verkeersdrempel katapulteren. Drummer Joel Smith was een blonde veliciraptor die lachend het bordje "maximum two hundred beats per minute", negeerde, zanger Zak Bowker leek te kermen alsof hij net door de drummer de gracht was ingeknikkerd. Wij probeerden zonder airbag aan te klampen bij waanzinnige songs als Hustler Metamorphosis. Toen we tijdens een fluitend stilgevallen 12 Years Of Curwen of tijdens het slackerpauzetje in Massive Top Tattoo even ietwat gas konden terugnemen, werden we tweemaal langs achter aangereden, alsof je even aan een glas Kwak slurpt en plots het ganse zootje in je keel gegoten krijgt. Post Malone begon dan weer als postrock om instant te ontaarden in overstuurse Britpoppunk uit het gekkenhuis. Mcluskyfication gone too far.
Het contrast kon niet groter met de singer-songwriter Marcelle die we daarna vanop een houten klapstoeltje in de zon aanschouwden op de Busker Stage. We leerden dat Marcelle ook nog bijklust in een partyband ("Willen jullie een feestjeeeuh!?" schreeuwde ze als parodie op het eigen alter ego). We droomden weg bij zeemzoete liedjes en schoten pas wakker, toen ze zich waagde aan een cover van C'mon Billy. Marcella was een beetje de wafel met bloemsuiker van de affiche. En dat was goed, want aan zo'n echte legendarische Leffingeleuren-wafel waren we nog niet geraakt.
Nog steeds nasuizend van University, klonk Dylan LeBlanc in Zaal De Zwerver een beetje als een wafel. Begrijp ons niet verkeerd: samen met band bracht hij Americana van het grootsere soort, de man uit Nashville had als een Springsteen liefde en complimentjes over voor de kompanen en er werd soms lang uitgesponnen gemusiceerd. Alsof Adam Granduciel ontzichtbaar meespeelde. Toch gleed het allemaal een beetje gladjes langs ons heen. Misschien een ander keertje in een minder competitieve setting waar we niet moeten tossen tussen gitaren en nog hardere gitaren.
Even Amerikaans als Dylan, maar op café- in plaats van op stadionformaat, was Cat Clyde (we vonden het gewoon geen slechte vergelijking, maar eigenlijk komt ze gewoon uit Ontario, Canada). Ze begon a capella aan de set in een luidruchtig café, maar al gauw hing iedereen aan haar lippen, zelfs al begrepen we door die vreemd kronkelende stem vaak niet alles wat ze zong. Maar de flarden die ons bereikten, zoals "Everything becomes more clear when it's raining / all the dread that's in my head starts to fade", uit I Feel It, deden onze oren alsmaar scherper luisteren. We leerden dat Cat van de maan houdt en dat de maan van haar houdt ("Into the dark, out of the gloom / I fell in love with the moon / she always comes around / she never lets me down", klonk het in The Gloom). Ondertussen sneed haar gitaarspel in je huid om de woorden nog gemakkelijker te laten binnensijpelen. Gelukkig deed die metafoor er ons net op tijd aan denken dat een paar meter verder de hakmessen van Mclusky ons opwachtten.
Er hing al de hele dag een soort spanning in de lucht boven Leffinge, tenminste voor het segment oudere jongeren die al sinds Pukkelpop 2004 wacht op de verrijzenis van Mclusky. Die verrijzenis was op papier onvolmaakt, met de vervanging van bassist John Chapple door Damien Sayell. Maar in de wereld van de rock-'n-roll is papier niet van belang en Sayell baste en krijste alsof hij al vijftig jaar in de band speelde. Hij mocht dan wel zijn zweet op ons plensen tijdens What We've Learned, de ogen en oren waren natuurlijk vooral gericht op mastermind Andrew Falkous. Falco trapte de show af met de droge begroeting "Good Sunday", om daarna meteen met een voorhamer de puntjes op de i te kloppen op het ritme van Without MSG I'm Nothing. Mclusky teert niet enkel op de drie cultalbums van twintig jaar geleden, maar dropte eerder dit jaar ook een handvol nieuwe songs. Unpopular Parts Of A Pig werd beukend omarmd door de zaal, maar toch kon Falco zijn sarcastische zelf niet bedwingen. "Bedankt om te doen alsof jullie de nieuwe songs goed vinden. We gaan dan nu de klassiekers spelen". En dat was niet gelogen, want Lightsabre Cocksucking Blues was het startschot voor een rondje pogo voor zestien tot zesenzestig jaar. Nog sarcastischer of cynischer werd het toen hij Alan Is A Cowboy Killer aankondigde als de favoriete song van zijn dochter ("Als je de song niet leuk vindt, vind je haar misschien ook niet leuk." Tja, wat doe je daarmee?), met de subtiele tekstflarden "You were such an ugly child / you were such an awkward child / you were such a stupid child". Nadat To Hell With Good Intentions een punt zette achter dit uurtje topsport - we ontdekten op dit ontdekkingsfestival veringen in de benen waarvan we geen weet hadden - zagen we een zaal vol lachende gezichten. Of grijzende gezichten. Mclusky surely did Leffinge.
Veel tijd om te bekomen hadden we niet, want deels overlappend met Mclusky stond ook Deeper vetjes aangevinkt op de planning. Toen we de Apollo-tent naderden, klonk het alsof Robert Smith aan het zingen was. Binnen klonk het als vroegere songs van The Cure of als Foals. Maar laten we ophouden met vergelijken, want deze band uit Chicago werd vooral een hoogtepunt van ons weekend omdat ze gewoon Deeper waren. Doordrenkt van invloeden uit de jaren tachtig en omliggende decennia, klonk het geluid van het viertal herkenbaar, maar de finesse lag hem vooral in het perfect doseren van de hoeveelheden pop, postpunk, new wave en postrock. Of ook in het mooi doseren van donker en licht. De set bestond verrassend genoeg vooral uit werk uit de vorige, donkere, plaat 'Auto-Pain' met een schaars aandeel voor de positiever klinkende opvolger 'Careful!' Elke song wou uitblinken en zocht vlak naast het vertrouwde pad ook zanderige zijweggetjes op. Deeper leek te beginnen waar een band als Whispering Sons ophoudt. De show in Leffinge was het eindpunt van de tour. Laten we hopen dat ze ook in 2025 eens de Atlantische Oceaan oversteken.
In het verslagje over Deeper las u zonet het woord 'finesse'. Laat dat nu het allerlaatste woord zijn dat we zouden kunnen bezigen in ons relaas over Cool Sorcery. Blijkbaar was dit gezelschap uit Brazilie wijsgemaakt dat het in Belgie koud is. "Maar het is hier net zo heet als op een gewone dag in Brazilie", zuchtte frontman en brein Marcos Assis. Cool Sorcery smeekte om water, maar die klimaatcrisis in het café hadden ze natuurlijk zelf op het geweten. De razendsnelle garagerock was van die aard dat elke song in zijn eentje een vierkante kilometer Amazonewoud kon ontbossen, de bomen versmeuld achterlatend. De bezwete lijven gleden voor het podium letterlijk langs elkaar in een non-stop razende moshpit. Alsof Leffinge plots aan de zee lag, was het springtij in het cafe. Zonder meer één van de wildste shows van het weekend en hekserij die we je ten stelligste kunnen aanraden. Dat kan op 17 september in de Cabron in Antwerpen en op 18 september in The Pit's in Kortrijk.
Vroeger op de dag hadden de Australiers van Great Gable ons de landgenoten van The Grogans getipt. De overgang na Cool Sorcery berustte ongetwijfeld op toeval, maar toen we de Apollo-tent binnenstapten, hoorden we net de zinsnede: "It's forty-nine degrees / stuck to the seat / and now I overheat". Het drietal uit Melbourne bracht garagerock van het minder vervaarlijke soort, maar entertainde de tent met uit het leven gegrepen liedjes. No Thanks (I'm Going Surfing) ging over prioriteiten in het leven. Drink Drink ging nogal evident over dronken worden, en werd opgedragen aan degene die de band tijdens de show van Cat Clyde een pintje trakteerde. I'm Not Sure ging over de essentie van hun bestaan als muzikanten, namelijk opgroeien zonder goed te weten wat te willen en dan maar muziek beginnen spelen. Allemaal heel herkenbaar, maar voor een keertje wisten wij wel zeker wat we wilden: om 22u verkassen naar Zaal De Zwerver voor King Hannah.
Deelnemen aan Leffingeleuren is belangrijker dan winnen. Dus bands worden er niet echt met het label "headliner" bedacht. Voor sommigen was dat op zondag wellicht Mclusky, voor anderen dan weer King Hannah, de band uit Liverpool die het festival mocht afsluiten. Met een ruime selectie uit de recente plaat 'Big Swimmer' creëerde King Hannah het ideale intieme sfeertje om een einde te breien aan dit lange muziekweekend. In een mooie rode jurk die je eerder bij een initiatie tango zou verwachten (en die je ook kan kennen van de video bij Big Swimmer), was Hannah Merrick nu eens de koele afstandelijke ijskoningin van dienst, maar dan weer de losjes kletsende vriendin die van de song Hell No zowat de rode draad door het optreden maakte. In een rustig, beklijvend Suddenly, Your Hand zong ze: "I like listening to Bill Callahan / he makes my heart feel warm". Wel dat is nu net wat wij kunnen zeggen over luisteren naar King Hannah. Het concert stond ongeveer volledig in het teken van de nieuwe plaat, maar we kregen amper de kans naar ouder werk te verlangen, want we vielen van de ene bloedmooie song in de andere, met als apoteose de titeltrack. Voldaan verlieten we Zaal De Zwerver en verlieten we Leffinge.
Voor wie tenslotte nog wil weten of die legendarische "Luxe wafels" echt zo lekker zijn? Wel ja, nadat we een paar keer de lange wachtrij voortijdig verlaten hadden, slaagden we er uiteindelijk toch in drie jetons in te ruilen voor zo'n rechthoekige delicatesse met bloemsuiker en slagroom. Minstens even smaakvol als de set van King Hannah, maar u zit niet te wachten op een uitgebreid wafelverhaal, vermoeden we. O ja, "Luxe" is geen pretentieus adjectief van de wafelbakker, maar gewoon het lokale dialect voor "Luikse".