Leffingeleuren 2014 - Verdeelde meningen en de bescheiden triomftocht van Robbing Millions

Festivalterrein, Leffinge, 23 september 2014

Bijzondere en een beetje vreemde versie van Leffingleuren was dit. Met zowel verwachtingen die niet ingelost werden als – heel – aangename verrassingen en erg  uiteenlopende meningen. En een opvallend lage opkomst de eerste avond. De afwezigen hadden ook dit keer ongelijk, ook al was dat niet altijd meteen duidelijk.

Leffingeleuren 2014 - Verdeelde meningen en de bescheiden triomftocht van Robbing Millions



Veel verdienstelijke, onschadelijke niemendalletjes ook – zoals Woods, een soort van Gomez ‘Light’ in de zaal van De Zwerver. En een paar teleurstellingen, zoals Trentemøller en Woven Hand. De eerste wegens te weinig spannend, de tweede wegens geen goesting. D.E. Edwards en de zijnen blonken uit in ongenuanceerdheid. Net zoals Tricky, trouwens. Maar bij de humeurige Brit werkte het tòch. Tricky zag zijn publiek graag, Edwards had er lak aan. Ook het gestamp van The Opposites – ‘the poor man’s Jeugd van Tegenwoordig’ – ging aan ons voorbij. Maar niet getreurd: er bleven  voldoende hoogtepunten over om ze even voor u op een rijtje te zetten.

Van Trentemøller hadden we vooraf zelf veel verwacht, maar dat bleek – voor ons, althans - een misrekening. Geen spanning in het optreden, een beetje handjeklap en een nochtans uitstekend musicerende band (met onder meer Kazu Mikuno van Blonde Redhead en Jana Hunter in de rangen) die niet echt ergens naartoe ging. Marie Fisker liet faf en toe een flard van haar pakkende stemgeluid horen, maar helaas verzonk ook zij teveel in de modderige mix om te overtuigen. De helft van de aanwezigen vond het fenomenaal, voor de andere helft was dit iets geweest voor een aparte lounge-tent. Wij behoorden tot de tweede groep. Can’t win ‘m all…

Maar ‘elk nadeel hept ze voordeel’. De beperkte houdbaarheid van Trentemoller live gaf ons des te meer tijd voor Robbing Millions – we krijgen het na weken oefenen nog steeds niet moeiteloos uitgesproken. Een geluk bij een ongeluk. De Brusselaars begonnen eraan voor een man of vijf (de paardenkop was voor het hoofdpodium blijven plakken om zeker niks van Magnus te missen), maar dat kon de pret niet drukken. Een zanger met opgerolde broekspijpen en een gepenseeld snorretje, een bassist die eruit ziet als een kruising tussen de jonge Adam Clayton en de bassist van Kjagoogoo en een gitarist met de Les Paul op ‘halve hoogte’. Geen twijfel mogelijk: Robbing Millions houdt van de jaren ’80.  Dat was ook van meteen te horen: ijzertserke, snedig songs met echootjes van Orange Juice en af en toe nadrukkelijk verwijzend naar andere jaren ’80 epigonen als MGMT.

Wie erbij was, zag hoe Robbing Millions een van de beste shows van deze editie van Leffingeleuren afleverde. En hoe ze – ten overvloede – nogmaals het bewijs leverden dat de spannendste muzikale avonturen in België op dit moment te beleven vallen in het popgenre. Ruwer en ongepolijster dan Balthazar, maar even eigenzinnig, met soms vreemde 7/8 maten en catchy as hell. Prachtige samenzang, ongrijpbare maar prachtige zinnen als ‘you told me I was a lovely carnivore’, een blootvoetse zanger – een Belgische Freddie Mercury voor de 21ste eeuw, die de hele tijd danste op de ritmes in zijn eigen hoofd en muzikanten die elk op zich voor spektakel zorgden. Wat wil een mens nog meer? Niemand in ons gezelschap die er graten in zag om hiervoor het eerste kwartier van Magnus te missen. Op basis van de songs en de zelfverzekerde, achteloze klasse die ze hier tentoon spreidden, voorspellen wij Robbing Millions een hele grote toekomst.

Sex – of liever: testosteron - op het hoofdpodium. Eindelijk! Tom Barman verkoos een plekje in het donker: opvallend genoeg was hij de enige, helemaal aan de zijkant van het podium, die geen spot op zich gericht kreeg. Maar Barman’s ster schittert ook – en vooral – in het donker. Barman als 21ste eeuwse crooner, CJ Bolland als orkestleider en Tim Van Hamel als een soort van dolgedraaide Marc Boland op gitaar, het bleek een gouden driehoek.

Singing Man was ook zonder de aanwezigheid van Tom Smith – met vocals uit een doosje – bezwerend én very Depeche Mode. Jump Needle, French Movies, Soft Foot Shuffle, Regulate, Assault on Magnus – met een in monnikskap gehulde Alan Gevaert op bas - waren even zovele uppercuts. Magnus is een genre op zich én een kwaliteitslabel. Het nadeel is dat ze zelden echt verrassen: je wéét dat het goed zal zijn. Magnus zijn ‘men for all seasons’. They get the job done, ze kunnen eigenhandig een hele festivalavond redden als dat nodig is. Met als bonus de aanwezigheid van drummer Christophe Claeys, ook bij Balthazar indertijd een lust voor het oog en nu meer dan ooit, en duidelijk perfect in zijn vel zittend, een plezier om bezig te zien.

Onze zaterdag begon indrukwekkend, met Gabriel Rios in Rythm & Blues modus. Grappig eigenlijk, dat Rios bij zijn terugkeer na twee jaar New-York vrij weinig East Coast souveniers heeft meegebracht , maar wel een zompige Missisipi Delta sound, die ‘m bovendien op het ranke lijf gesneden lijkt. Een cello, een contrabas, af en toe een trompet – voor ons was die zelfs niet nodig geweest, en zijn eigen gitaarspel en aangeboren klasse, meer had Gabriel Rios niet nodig om indruk te maken.

Een prachtige, smachtende versie van Voodoo Chile, met afwisselend streepjes  Elvis en Dylan (‘Sick of Love’) te horen zijn, Straight Song, Burning Son – waarin we plots wél echo’s van New-York en Gershwin herkennen. Rios en zijn begeleidingstrio grepen meteen naar de keel. En wel als een pitbull, om niet meer los te laten. Ondanks zichzelf – zijn jongensachtige en zelfrelativerende commentaartjes tussendoor waren eigenlijk het enige dat een helemààl adembenemend concert in de weg stond – moest Rios qua charisma, performership en songmateriaal (af en toe moesten we zelfs aan Joni Mitchell denken) niet onderdoen voor wereldsterren als Ben Harper. Hoogtepunt van een even sober als krachtig concert: de gedreven, ‘zwarte’ versie van Broad Day Light.

“Ik vond het verschrikkelijk slecht”, was het eerste dat Stéphane Misseghers ons te melden had na het concert van Tricky. En het zàg er ook allemaal niet goed uit op het podium”. Waarna hij ons honderduit vertelde – en ronduit  lyrisch werd - over St Grandson, nieuw Gents talent waarmee de dEUS drummer momenteel in de studio zit. Misseghers was niet de enige die dat vond. België houdt niet erg van Tricky. Zijn platen worden vaker wel dan niet met de grond gelijk gemaakt en op de radio horen we hem zelden. Hoogstens vernemen we hier of daar wat voor een onhebbelijke wietverslaafde pummel die Christopher Stewart wel is. En het zal allemaal wel zijn, maar het zal ons ook vierkant aan de reet roesten. Wij hebben – sedert gisteren, merci Philippe! – àlles van Tricky en we vinden geen enkele plaat slecht. Ook zijn optreden aan de Leffingebrug stelde ons niet teleur.

Schoonheidsfoutjes waren er nochtans genoeg. Op het podium gedraagt Tricky zich inderdaad als een dictator en een bullebak. Zijn muzikanten houden de hele tijd de ogen gespannen op hun baas gericht. Want als Tricky een cue geeft die niet meteen wordt opgevolgd, dan zwaait er wat. Die – aan James Brown refererende – aanwijzingen waren trouwens een leuke gimmick gedurende vijf minuten, maar daarna was het plezante er snel af, wegens te voorspelbaar en te weinig relevant.  En tòch vonden wij Tricky fantastisch.

Vanwege de geweldige drummer, En niet in het minst vanwege zangeres Francesca Belmont (ze brengt ook zelf – steengoeie – muziek onder de naam Franky Riley), in haar huidige verschijningsvorm, mogelijk de meest sexy vrouw die we ooit op een podium zagen. Belmont ziet eruit én ze danste als de Aalsterse new-wave godin Peggy B., die ons tijdens ons laatste humaniorajaar vrijwel elke dag verschillende keren met verstomming sloeg.  Ja, het was een concert zonder nuances, dat dreef op soms ergerlijk banale Black Sabbath riffs, Tricky zelf was de hele tijd apestoned en hij had verdorie héél wat meer uit ‘Maxinquaye’ mogen spelen. Maar de intensiteit en de vreemde, beklemmende dynamiek op het podium zorgden voor een meer dan indrukwekkend concert. En dat vond een volledig volgelopen tent mét ons. Tegen de frisgewassen recensent die na vier nummers zijn biezen pakten en later die nacht het concert met de grond gelijkmaakte, zeggen wij vriendelijk: “Good night and good luck. And off you fuck”.

Oscar & The Wolf traden wij met een gezonde dosis scepsis tegemoet. Dat doen we altijd met het snoepje van de maand. Die argwaan werd er niet minder op toen we hen deze zomer voor geluidsbehang hoorden zorgen tijdens een hip feestje in een miljoenenappartement aan de Croisette van Cannes. En al helemààl niet toen  meteen na de laatste noot van Tricky iemand ‘Wolf’ had geroepen en het terrein werd overspoeld door een vloedgolf van nimfjes en androgyne jongentjes met een gemiddelde leeftijd van om en bij de zeventien.  Maar kijk, al na twee nummers lieten we ons volstrekt weerstandsloos inpakken. Het met palmbomen aangeklede en in hemels feestlicht badende podium zag er plotseling twee keer zo groot uit. Max Colombie en zijn band lijken voor deze schaal gemààkt en dat is straf, voor een groepje dat acht maand geleden nog zo goed als onbestaand leek en een  onderkomen vond bij een management dat zich eigenlijk vooral met filmproductie bezighoudt. Er zullen er wel een paar zijn zijn die zich voor de kop kunnen slaan, intussen. Oscar & the Wolf heeft een eigen smoel, een eigen sound en met zanger Max Colombie en zijn klaaglijke zang die ergens tussen neus- en keelholte vandaan lijkt te komen ook een heel eigen stem. Een oprechte band ook, vermoeden we, want we kunnen ons niet voorstellen dat deze jongens ooit dit soort muziek begonnen te maken met het idee daar rijk van te worden.

En live, voor een publiek van deze omvang, zorgden ze voor een unieke concertervaring. Wij zijn er net iets te oud voor geworden, maar de adoratie en begeestering die we zaterdagavond zagen bij tout les garçons et le filles de leur age was bepaald indrukwekkend. En àlles klopte: van de lichtshow – die niet moest onderdoen voor die van supersbands als Queen – over de moves en de beleefde gastvrijheid van Colombie en hun geweldige versie van Gala’s Freed From Desire tot het confettivuurwerk aan het eind. Een punt van kritiek is misschien dat de songs nogal onderling inwisselbaar zijn. Het hele optreden glijdt een beetje op hetzelfde elan voort. Desalniettemin vonden wij het prachtig en pakkend om - vanop een afstandje - te zien hoe een zo jonge groep met toch niet meteen evidénte muziek de massa in vervoering brengt. Game, set & Match voor Oscar & the Wolf. Al spookte één vraag wel door ons hoofd na dit visueel, akoestisch en productioneel indrukwekkende spektakel: ‘Wie betààlt dat in godsnaam allemaal”?

Woven Hand ontgoochelde. Een derde keer Tom McRae in goed een jaar vonden – ondanks de uitstekende performance en de charme van de Brit – toch nét des guten zuviel en dus was al onze hoop gericht op Wannes Capelle en zijn Zesde Metaal. En ons vertrouwen werd niet beschaamd. We zouden ze dolgraag nog eens een keer in – ik zeg maar wat – de AB zien, voor een wat toegewijder publiek. Maar ook hier maakte het Zesde Metaal, in het mooiste West-Vlaams en een van de meest melacholische Nederlandstalige stemmen die we ooit hoorden, onze zondag goed. Met onder meer een prachtig Ier Bie Oes. Onze vaste zondagse fietstocht (Gent-Nieuwpoort-Gent) moest eraan geloven om Het Zesde Metaal te zien, maar met Ploegsteert werden we daarvoor meer dan rijkelijk beloond.

En zo zit ook ons festivalseizoen er op. Van Les Nuits Botanique tot Leffingeleuren: het was ons wat!

23 september 2014
Peter Lissens