Le Guess Who? 2013 - Verloren zonen en schoffies
Verschillende locaties, Utrecht, 2 december 2013
Na de lichte teleurstelling van de eerste avond besloten we de hype rondom Connan Mockasin maar te laten waaien en startten we met een oude bekende. The Dodos speelden in Ekko met veel zelfvertrouwen de laatste show van hun Europese tour. Een show die oerdegelijk was. Precies zoals we gehoopt hadden, en eigenlijk ook precies zoals we al jaren van ze gewend waren.
Hoewel de laatste twee platen van The Dodos ons niet direct meer uit onze stoel deden springen van verbazing, blijft de band simpelweg te goed om zomaar links te laten liggen. De groep, die nu weer als een drietal opereerde door de toevoeging van Joe Haege op synthesizer en gitaar, bleek bovendien in grote vorm te verkeren. De nummers van het laatste album 'Carrier', die Meric Long veelal op elektrische gitaar uitvoerde, werden door de subtiele toevoeging van toetsen voorzien van extra gogme. Met name The Ocean sprong er uit; een poeslieve en verderlichte melodie van Long, krachtig en trefzeker getransporteerd op de onorthodoxe partijen van voormalig metaldrummer Logan Kroeber.
'Time To Die', het minst dynamische album van The Dodos, werd zo goed als volledig overgeslagen, maar van de debuutplaat kwamen nog enkele oudjes voorbij. Red and Purple, een onverwoestbaar nummer waar Animal Collective ten tijde van Feels slechts van had kunnen dromen, zat al vroeg in de set verstopt. Een keiharde versie van Fools betekende de afsluiter. The Dodos bewezen nieuw en oud publiek dat ze een allround band zijn mét persoonlijkheid.
Na The Dodos werd het zaak om snel het wat meer afgelegen De Helling te bereiken, waar Ty Segall die avond de scepter zou gaan zwaaien. Niet alleen mocht hij zijn eigen show opvoeren (een integrale versie van zijn laatste, grotendeels akoestische album 'Sleeper'); ook had hij bevriende artiesten opgetrommeld om zijn naprogramma te verzorgen, waaronder White Fence.
Om bij het begin te beginnen; van een zogenaamd akoestische set van Ty Segall was geen sprake. Akkoord, de vier heren zaten op krukjes. Tot zover de illusie dat het een rustig avondje zou worden. Er kwamen namelijk veelvuldig elektrische gitaren aan te pas, en af en toe nam Segall ook even plaats om het drumstel af te ranselen. Het griezelige The Man Man, de single van 'Sleeper', vormde daarbij een hoogtepunt. Het moge genoegzaam bekend zijn dat Segall niet zomaar de jonge revelatie van de rock 'n roll is beginnen heten. De beste man had vanavond niet alleen een sterke attitude, maar ook krachtige songs.
Net als White Fence, overigens, die vlak na het optreden van de publiekslieveling mochten aantreden en daarmee met recht gepresenteerd konden worden als de headliner van de avond. Die status maakten ze zonder al te veel moeite waar. Net als op plaat – hun meest recente heet 'Cyclops Reap' en kwam dit jaar uit op Castle Face Records – bracht de band een aangename afwisseling tussen poppy (Only Man Alive) en psychedelischer (Pink Gorilla) nummers. The Velvet Underground klonk nooit ver weg.
Frontman Tim Presley, die overigens een dag eerder nog een paar nummers meespeelde met zijn oude band The Fall, toonde zich een waar vakman, precies wetend wanneer het weer tijd werd voor een lekker furieus solootje. De echte spel van de band, of toch tenminste de absolute blikvanger, was echter drummer Nick Murray. Op zijn dooie gemakje mepte hij zowel de band als het stagedivende publiek dikwijls tot de orde. De uitzinnige sfeer in de zaal, waar Ty Segall zich zoals beloofd ook bevond, werd door de band gelaten voor kennisgeving aangenomen.
Segalls voogdijschap over De Helling bleek vanavond the place to be, maar het was opvallend hoeveel trouwe, meezingende fans er eveneens op de rock 'n roll af waren gekomen. De sfeer zou dit festival niet vaker zo gemoedelijk worden. Rumoeriger wel; vrijdagnacht nog even tijdens het chaotische optreden in ACU van de schoffies van Fat White Family uit Londen. Maar muzikaal gezien hadden we onze honger toen al gestild.