Le Guess Who? 2013 - Plakken wat je plakken kan
Verschillende locaties, Utrecht, 2 december 2013
En we waren nochtans zo gewaarschuwd: op Le Guess Who?, het jaarlijkse feestje voor muzikale avonturiers is niets wat het lijkt en kun je je maar beter niet vastpinnen aan aanvankelijke verwachtingen. Dat gezegd zijnde, bestond de eerste festivaldag uit zowel mee- als tegenvallers.
Rond 8 uur liep Tivoli Oudegracht, in capaciteit het grootste podium van Le Guess Who, rustig vol voor Dirty Beaches. De dj draaide Suicide en enkele minuten ver in het optreden van het duo Dirty Beaches werd die keuze pas goed duidelijk. Jesus & Mary Chain hadden daarbij overigens ook niet misstaan.
Een sinistere, kille beat bonkte door de halflege zaal. Alex Zhang Hungtai, zelfverklaard nomade met Taiwanese origines, bediende begeesterd een drumcomputer. Toen vervolgens, ogenschijnlijk uit het niets, zijn compagnon in leren jack aan een agressieve, alles verschroeiende gitaareruptie begon die uitmondde in een meer gezellige midtempopuls, waren we echt vertrokken.
Niet dat Dirty Beaches de zon vanavond werkelijk deed schijnen. Hun stuurloze no wave associeerden we eerder met een storm die elk moment kon opsteken. Daardoor bleven we voortdurend bij de les. Hungtai stond dikwijls met zijn rug naar het publiek gedraaid en ook hij en zijn medebandlid communiceerden alleen door elkaar af en toe een blik toe te werpen.
Ondanks zijn indrukwekkende, epileptische performance en het zo nu en dan bovenhalen van een saxofoon (die vanzelfsprekend geen enkele keer daadwerkelijk klonk als dat instrument) was er visueel dus niet zo veel te beleven. Kwam dat even goed uit: het filmische karakter van Dirty Beaches liet ons rijkelijk fantaseren over wat ons de komende dagen nog te wachten zou staan.
Ons vermoeden dat het na de openingsact snel een pak drukker zou worden voor King Khan & The Shrines bleek zowat het enige gegegronde van de avond. De Canadese band heeft nogal een reputatie als het op liveshows aankomt, maar onze persoonlijke kennismaking met de sire van de garagerock plus blazers was niet zo spetterend als gehoopt. Daarvoor was de show net iets te plichtmatig en eentonig.
De groep rondom de extravagante Arish Ahmad Khan bracht september jongstleden voor het eerst sinds 2008 weer eens een plaat uit: 'Idle No More', op Merge Records. Daarvan werden een noemenswaardig aantal (vijf, als we goed geteld hebben) nummers gespeeld. Wat zou het? King Khan & The Shrines zijn eerst en vooral een feestband. En dat hadden we geweten ook.
Op de drummer na (zelden zagen we er een zo stil achter zijn kit zitten) was het één en al beweging op het podium – en eronder. Khan, goud/zwart gekleed in onderbroek, mantel en kroon, dook diverse malen het publiek in voor een onderonsje. Tijdens I Wanna Be A Girl, zijn beste song, leek ons dat gepast. Maar na de derde keer werd het wat obligaat.
Jammer ook dat het geluid te wensen over liet. De driekoppige blazerssectie viel regelmatig weg in de mix. Het leek het merendeel van het publiek, dat weifelend een feestje bouwde, niet zo te deren. Toch noteerden we na een goed half uur het onvermijdelijke punt van kritiek dat one-issue-bands als King Khan tot in de eeuwigheid te verduren zullen krijgen: je hebt het allemaal vrij snel gehoord. Een aan Jay Reatard opgedragen nummer, het nieuwe So Wild, onderbrak kort even de onderbroekenlol, maar verschilde muzikaal nauwelijks van de rest.
The Fall, die daarna in primetime zou aantreden, kenden we eigenlijk nauwelijks – zo moeten we met het schaamrood op de kaken bekennen. Opvallend hoeveel bekijks de veteranen trokken. Jonge muzikanten van Dirty Beaches, Night Beats, King Khan en Ty Segall in levende lijve stonden broederlijk met elkaar te kletsen voorafgaand aan de show.
The Fall speelde daarop een prangende headlinerset waarover we verder niet zo veel kwijt kunnen. Mark E. Smith, getooid in een versleten pak en paarse polo, verschool zich het grootste gedeelte van het concert op een stoel achter de gitaarversterker, zijn cynische teksten voorlezend van papier. Daarmee leidde The Fall de ondergang van de avond in.
Omdat we lang bleven plakken, kwamen we nadien niet meer binnen bij het gruizige ACU om Night Beats te zien – een impressie van hoe het had kunnen zijn geweest vindt u hier. Eigen schuld, dikke bult. Het illustreerde tegelijkertijd mooi hoe ontspannen de sfeer op het festival is, en dat nieuwsgierigheid nu eenmaal soms zijn tol eist.