John Murry - Dank u voor de shit
Huis 23 Ancienne Belgique, Brussel, 13 maart 2014
“Heroïne godverdomme, heroïne is een vloek”, Doe Maar legde de vinger al op de wonde. Maar heroïne heeft ook gezorgd voor een stel fantastische songs. De muzikale helden die er hun inspiratie in zochten zijn legio. Denk maar aan Lou Reed, Pete Doherty en talloze anderen. Of aan John Murry dus.
Het was die John Murry, die zijn tot songs verworden ellende aan de man kwam brengen in Huis 23 van de AB. Blijkbaar was de opkomst niet eens groot genoeg om de Club te rechtvaardigen. Maar het liet de aanwezigen verder koud. Want zij kregen nu een uniek huiskamerconcertje van een bijzonder praatgrage Murry, die zonder verpinken overschakelde van donkere muziek naar vaak absurde verhaaltjes over ninja’s van de NSA die de vrouw van een kennis ontvoerden, of over zijn discussie met een ambtenaar over het feit of hij nu twee of drie keer zijn paspoort was kwijtgeraakt.
Murry schreef zijn songs samen met Chuck Prophet en dat was helemaal niet zo onlogisch. Beiden hanteren het zelfde soort binnensmonds gemonkel waarbij zij de kaakspieren zo weinig mogelijk bewegen. En muzikaal is er de alt-country-/americanalink die beiden verbindt. Alleen zijn Murry’s songs zowat altijd bijna naargeestig, beklemmend terwijl Prophet de zon al eens durft laten schijnen.
Met enkel een akoestische of een elektrische gitaar zette hij vaak aparte versies neer van zijn songs. Versies, die zeker herkenbaar waren, maar toch steeds accenten kregen, waardoor de luisteraar aandachtig bleef. Dat ging dan van kleine wijzigingen in de tekst over toevoegingen van stukjes Dylan (Knockin’ On Heaven’s Door bij The Ballad Of The Pajama Kid) of Lennon (Imagine bij bisnummer Little Colored Balloons) tot vreemde, muzikale wendingen (Photograph) of abrupte eindes van liedjes (Things We Lost In The Fire).
Soms was het een beetje rommelig, maar altijd speelden emoties een grote rol. Alsof hij zijn ziel ter plekke aan het dissecteren was. Een nummer als het intense Little Colored Balloons weigerde hij bijvoorbeeld op de piano te spelen, maar was even pijnlijk mooi op de akoestische gitaar met de toevoeging van de hoorn – de enige extra inbreng van de avond – op de achtergrond. Het was de apotheose van anderhalf uur rauw gevoel.
Voor zijn eigen liedjes – zo zei hij zelf – moest hij al eens spieken op de setlist, maar covers onthield hij zo waarna hij zich Shade And Honey van Sparklehorse eigen maakte. Nog zo’n loner, die met zichzelf geen blijf wist. Het nummer paste perfect bij de rest van de songs, waarin eigenlijk nergens een echte inzinking zat.
Af en toe, heel af en toe zou je de hemel bijna danken voor de shit – in welke vorm dan ook – op deze wereld. Bijvoorbeeld op zo’n avond als deze.