Jóhann Jóhannsson - Toveren van onder een kale knikker
Ancienne Belgique, Brussel, 9 april 2009
Dat het Dominofestival mensen van alle leeftijden aantrekt werd nog maar eens bewezen. Achter ons twee dertigers, aan onze linkerzijde een groepje vriendinnen begin de twintig en rechts een koppel dat binnenkort op pensioen mag. Vóór ons twee Applecomputers met daarachter een mannetje voor de visuals en een jonge kerel van achtentwintig. Vingers glijden, drukken, voelen, wrijven. Ze creëren golven die tegelijkertijd slalommen tussen trance, minimal en lounge. Een etherisch en tijdloos gevoel.

Met opener Light Trough The Veins traden we binnen in een wereld die deed denken aan The Field ofte Axel Willner. Dat loungie begin ging over in fragmentarische en bij wijlen mathematische elektronica. De krakende en slepende beats in het nummer Vessel doen zelfs wat vervreemdend aan. Mede daardoor slaagde Hopkins erin de spanning niet snel los te laten. De twintigers knikten voorzichtig mee. Twee Apples en twee heren. Niet onaangenaam.
Welkom! We zitten in een zagerij, ergens in het midden van een drukke hoofdstad. Het regent hard en in de werkplaats is het door het vele lawaai moeilijk praten tegen elkaar. Fennesz lazen we op een bordje aan de ingang. De Oostenrijker lijkt alle geluiden uit zijn omgeving te comprimeren tot één achterwaarts afgespeelde ruis. Na het eerste nummer hoorden we de pensioengerechtigde tegen zijn vrouw fluisteren: “pokkeherrie” en dat kunnen we begrijpen.
Fennesz beluisteren is als kijken naar een abstract schilderij van iemand als Jackson Pollock. Of je passeert eraan en haalt je schouders op of je neemt het in je op en je laat je ervan doordringen tot de vervreemdende ervaring je verdooft. Noise voor de gevorderde muziekliefhebber dus.
Het blijft toch altijd een beetje vreemd. Zo'n duister type dat wat met zijn vingers zit te knutselen aan knoppen. Een mens zou zich voor minder afvragen hoeveel er al ‘in dat bakske’ voorgeprogrammeerd is en hoeveel hij live nog doet. Het was dan ook een opluchting voor velen wanneer ze een paar authentieke violen, een cello en een piano zagen opduiken. De zaal was intussen volgelopen en Jóhann Jóhannsson begon weer te toveren van onder zijn kale knikker.
Fordlandia, zijn meesterwerk uit 2008, leverde ook live beklijvende momenten op. In Melodia (I) namen de strijkers vakkundig de blaaspartituren over. Daarna volgden nummers uit 'Englaborn'. Ji & Karen en Slfrthingur zijn prachtige staaltjes van eenvoud en spanning.
We hoeven al lang niet meer te zeggen hoe perfect Jóhann, zoon van Jóhann, klassiek en elektronica weet te combineren. Toch zijn we telkens weer onder de indruk. Je zou voor minder. De spanningscurve tijdens het concert ging zo stijl omhoog dat iedere gevoelige snaar in je lichaam gespannen stond. Het was muisstil in de zaal toen het sextet het vijfde deel van hun Melodia inzetten. Een minutenlange climax die uitmondde in geweldig handengeklap en geschreeuw om méér was dan ook het logische gevolg. De oudjes op rechts sprongen overeind en wij, wij wisten het nu zeker: Jóhann Jóhannson is een grote meneer.
De bis werd afgesloten met Odi et Amo dat zo stilaan zijn lijfnummer begint te worden. Wij haten het niet, maar houden er van tot in de eeuwigheid, Amen.