Jazz Middelheim 2018 - Mickey vermorzelt Miles en Monk

Park Den Brandt, 8 augustus 2018

 Jazz Middelheim 2018 - Mickey vermorzelt Miles en Monk

Dag drie van Jazz Middelheim kreeg als headline act het anonieme project Jazz Loves Disney. En ja, melodieën als die van Someday My Prince Will Come (uit ‘Sneeuwwitje’) inspireerden Miles Davis en andere jazzcats tot eigen interpretaties. Maar van enige inventiviteit was er geen spoor in de tuin van Kasteel Den Brandt. Het werd een oppervlakkige sing-along met Akuna Matata en You’ve Got A Friend In Me in weelderige orkestraties. Geef ons dan maar de avonturen van Robin Verheyen en Fred Hersch.

 

De boomlange Belgische jazztrots Ben Sluijs (saxofoon, fluit) verklaarde het hoofdpodium voor geopend rond de klok van halfvier. Bijgestaan door Dré Pallemaerts, al jaren één van onze sterkste drummers, en door jonge wolven Bram De Looze en Lennart Heyndels.  Maar jong betekent niet onervaren. Zo schudde De Looze tijdens Ice Crystal een wondere, erudiete pianosolo uit de mouw.

Bij momenten klonk Sluijs ons net iets te abstract: de brushes, de uitwaaierende melodielijnen. Geen wonder dus dat we rechtveerden bij de filmnoir-sfeer van Cellmates. Sluijs deelde ferme prikken uit in zijn jachtige solo, De Looze joeg expressionistische briesjes over zijn klavier, Pallemaerts kapte een kist ideeën uit over zijn trommels en Heyndels hield de jazztrein op de sporen. Knap.

Bij het Robin Verheyen Quartet lag de verhouding net anders. De nog altijd maar vierendertigjarige bandleader omringde zich met opa’s en niet de minste: Marc Copland (piano), Drew Gress (contrabas) en Billy Hart (drums). Die laatste speelde op platen van zowat het hele pantheon van jazzgoden: van Miles en Herbie tot Wes Montgomery en Joe Zawinul. De appreciatie voor de man uit het publiek sprak boekdelen.

Wie Verheyen vooral kent van TaxiWars, kon alleen maar toegeven: wat is die man veelzijdig, en wat beheerst hij een arsenaal aan ideeën en technieken. De sound van zijn kwartet lag mijlenver van wat hij donderdag neerzette met Tom Barman et al. Het ging er een pak vrijer aan toe, de solo’s kregen meer ruimte om te ademen. Er speelden zich romans af, geen kortverhalen. En thema’s en solo’s vloeiden ongemerkt in elkaar over. Niet gemakkelijk om meteen te vatten, wel mooi.

Indringend was de ode aan een IJslandse dorpje: Stykkishólmur, met Verheyen vurig op sopraansax en met een groove die Billy Hart ging lenen bij Birdland van Weather Report. Het stuk kende een heerlijk turbulent einde, alsof je Alice keer op keer in wonderland zag tuimelen.

Toen Verheyen daarna zijn duivels ontbond op Jabali’s Way - opgedragen aan Hart - zag je de doorgewinterde drummer grijnzen en denken: “Hear that kid!” Terecht, want op dat moment kwam de wereldklasse van de Turnhoutenaar bovendrijven.

Tegelijk, zoals we dat wel vaker voelen wanneer we oude jazzmuzikanten aan het werk zien, straalde Billy Hart een hartverwarmende les uit: ouderdom hoeft je niet te vertragen.  En de jonge generatie hoeft je niet overbodig te maken. Het is wat het is en, als je dat aanvaardt, is magie nooit ver weg.

Tussen de bedrijven op de Mainstage door nam saxofonist en (film)componist Sylvain Rifflet de concierge-rol op in de Club. Zijn duo met fluitist en elektronica-wizzard Joce Mienniel was moeilijk verteerbaar. Maar zijn ode aan de blinde New Yorkse straatcomponist in vikingtenue Moondog (1916-1999) (of toch het stukje dat we ervan meepikten) smaakte naar meer.

Rifflet en zijn band (met gitarist Philippe Gordiani en drummer-percussionist Bertrand Flament) schuurden zelfs aan tegen minder evidente genres als sludgemetal en zeuhl. Hopelijk was dit niet de laatste kans om Rifflet met het oeuvre aan de slag te zien. Le Moondog Jr. nouveau est arrivé!

Over naar het hoofdpodium. Daar speelde meesterpianist Fred Hersch zijn lichtspeelse ballads met weerhaakjes. Bij klaarlichte dag riep hij het gevoel van de nacht op. Het zacht bedwelmd naar huis wandelen onder het warme gele licht van de straatlantaarns uit het pre-led-tijdperk. Van veraf lijkt hij misschien een oersaaie droogstoppel, maar op zijn eigen, ingetogen manier straalde Hersch één en al warmte en nieuwsgierigheid, humor en dankbaarheid uit.

Opnieuw volstonden enkele van Hersch’ vingerstrelingen over de toetsen om je in vervoering te brengen. Die prachtige, verderlichte maar doorleefde touch! Reken daar nog het knisperende en knetterende drumwerk van Eric McPherson en de vette contrabassound van John Hébert bij en je hebt een geluid dat zich aan je vastklampte en niet meer losliet. Dit trio trekt dan ook al jaren de wereld rond en blikte onlangs nog het fel bejubelde ‘Live In Europe’ in in Flagey Studio 4.

Al bij de eerste nummers, Heartsong en Havana, ging de applausmeter in het rood. Hersch schrok er niet voor terug om zijn helden uitgebreid te eren: Sad Poet was voor Jobim. Er volgde een fleurige calypso van Sonny Rollins (“A shout-out to one of my favourite jazz musicians”). Bristol Fog was een ode aan de ondergewaardeerde Britse pianist John Taylor. En na een lyrische intro, die weggeknipt leek uit een pianoconcerto, mat Hersch zich de grillige stijl van Monk aan voor het thema van Round Midnight.

Het siert Hersch ook dat hij de neus niet ophaalt voor popmuziek. Zijn versie van For No One van The Beatles (‘Revolver’, 1966) was van een oogverblindende schoonheid en introduceerde een andere manier om de melodie te appreciëren - check ook zijn versie van And I Love Her (‘Trio + 2’, 2004). Bij wijze van encore waagde hij zich op zijn eentje aan And So It Goes van Billy Joel.   

Hersch, die al midden de jaren tachtig de diagnose aids kreeg, keek de dood al in de ogen. Toen hij tien jaar geleden ontwaakte uit een coma van twee maanden, kon hij niet eens een potlood vasthouden. Maar als bij wonder herstelde zijn virtuositeit aan de piano zich volledig. Het kan zijn dat we het ons inbeelden, maar Hersch’ levenskracht spreekt uit zijn muziek. Kippenvel.

Helaas, wat Hersch wist te verwezenlijken met For No One van The Beatles, was een Zeelandbrug te ver voor afsluiter Jazz Loves Disney. Er passeerden overbekende songs uit onder meer ‘The Lion King’, ‘Pinokkio’, ‘Belle en het Beest’, ‘Assepoester’, ‘Toy Story’ en ‘Sneeuwwitje’, vlekkeloos gespeeld door The Amazing Keystone Big Band uit Frankrijk en met wisselend succes gezongen door vocalisten als Myles Sanko en Selah Sue.

De voorste rijen in de tent werden niet zozeer bezet door jazzfans, dan wel door Disney-fans. Schrille kreten van herkenning en luid geklap volgden op elke aankondiging - inderdaad, een presentator moest zo nodig na elk nummer de boel stilleggen om het volgende te presenteren. Mickey Mouse vermorzelde Miles en Monk. Het avontuur en het experiment dat we eerder zagen op het hoofdpodium, verdween als sneeuw voor de zon. Met jazz had het weinig te maken.

Maar … dankzij Hersch en Verheyen, dankzij de fantastische locatie en het goede gezelschap, wandelden we voldaan en zacht bedwelmd naar huis, onder het warme, gele licht van de straatlantaarns.

12 augustus 2018
Fabian Desmicht