Jazz Middelheim 2016 - Rockode aan Ornette Coleman

Park Den Brandt, Antwerpen, 14 augustus 2016

Dag 2 van Jazz Middelheim stond volledig in het teken van de te vroeg gestorven Ornette Coleman, één van de vele giganten in de jazzmuziek. Colemans centrale motief doorheen zijn hele carrière vatte hij al op 'Somethin' Else', één van zijn vroege albums. Hij doorbrak vele conventies in de jazz, bracht legendarische albums uit als 'The Shape Of Jazz To Come', 'Free Jazz' en 'Sound Grammar', en alleen al daarom verdient hij uitgebreid hulde.

Jazz Middelheim 2016 - Rockode aan Ornette Coleman



Hoofdact vandaag was dan weer dichteres en punkveterane Patti Smith. Verder was het vooral uitkijken naar het Big Vicious-project van Avishai Cohen (die gisteren al met zijn kwartet op het festival speelde), de te gekke improv van ICP Orchestra en vanzelfsprekend de Ornette Coleman tribute. Eric Thielemans kreeg het zijpodium voor zich en mocht vier keer in verschillende gedaantes (solo, als duo met Hart, met The Mechanics en in XL-bezetting met ERF) spelen.

Maar eerst was er een Artist Talk met schrijver Ashley Kahn, die dus ook in het teken stond van Ornette Coleman. Dergelijke talks leveren soms interessante informatie en inzichten op. Zo bijvoorbeeld zou er een box met de allerlaatste Coleman-opnames in de schuif liggen.

Kahn had voor dit gesprek de druk met zijn mobiel in de weer zijnde Denardo Coleman uitgenodigd, evenals de immer enthousiaste Han Bennink (die wat later optrad met ICP) en saxofonist David Murray. Er werden uiteraard herinneringen aan Coleman opgehaald, maar het aanwezige publiek kreeg ook toelichting over 'harmolodics', één van de filosofisch-theoretische concepten die leidden tot Colemans genredoorbrekende status in de jazz. Af en toe werd er al eens een Colemanfragment beluisterd zoals Good Old Days (de opener van 'Empty Foxhole' uit 1967). Niets fijners dan de artiesten en het aanwezige publiek gezamenlijk te zien genieten bij het beluisteren van de opname.

Op de Main Stage mocht Avishai Cohen zijn Big Vicious-project uit de doeken doen. Dat project ontstond enkele jaren terug in de Lower East Side van New York tijdens improvisatiesessies met bassiste Meshell Ndegeocello. Met twee gitaren (Yonatan Albalak en Uzi Ramirez) en twee drummers (Aviv Cohen en Dan Mayo) ging het er behoorlijk stevig aan toe. En toch is het, zoals de bende stelt, noch rock noch jazz.

Als opener kregen we de Big Vicious-versie van Pyramid Song (Radiohead) voor de kiezen. Die klonk avontuurlijk en opwindend en lokte het publiek de main stage binnen. Big Vicious is nog pril en nieuw, waardoor de band rond Cohen niet gehinderd werd door repertoirekeuzes. Af en toe had huet optreden de allure van een zweterig concert in de New Yorkse clubscene, aangevuld met toefjes psychedelica. Als de band voluit ging was dat indrukwekkend, al was er evenzeer ruimte voor nuance en subtiliteit. Een zeer goed optreden met een goede respons vanuit het publiek.

In de Club vond er een solo optreden van percussionist Eric Thielemans plaats. Die werkte eerder bij Maak's Spirit en het Ben Sluijs Quartet (die op de laatste dag geprogrammeerd staat), speelt onder meer ook bij Tape Cuts Tape, maar maakt zich de laatste tijd vaker vrij voor eigen projecten, zoals 'A Snare Is A Bell' en EARR (Ensemble Artists Repertoire Research), een los-vast-collectief met een erg uiteenlopende bezetting. Zijn vertrekpunt is het zoeken, het twijfelen, het onderzoeken, zo bleek uit een recent interview in Jazzmozaiek.

De aparte percussie trok de aandacht van het publiek, dat maar traagjes de weg naar de tent vond. Het werd een erg bijzonder, maar vooral ook mooi concert. Eerst nog voelde de percussie wat ongewoon aan, maar gaandeweg fascineerde dit werk. De muziek leefde, vibreerde. Naar het einde toe speelde hij een compositie op fietswiel en strijkstok om het geroezemoes van buiten te begeleiden. Thielemans liet verstaan dat het hem niet echt stoorde. Een muzikant die zich zo gepassioneerd overgeeft aan de muziek verdient nochtans meer en beter. Aangenaam ook om te merken dat mentor Billy Hart (met wie Thielemans later als duo zou spelen) al even polshoogte kwam nemen.

Op de Main Stage mocht ICP (Instant Composers Pool) Orchestra zich voorstellen. Van de originele bezetting, opgericht in 1967, bleef enkel drummer Han Bennink over. Muzikale inspiratiebronnen waren Monk, Ellington en Nichols. Om van daaruit een heel eigenwijs en eigenzinnig parcours te rijden. Zolang het maar boeide en spannend was. Dat was de voorwaarde. Het ICP-verhaal is tegelijkertijd ook het tragische verhaal van componist-pianist Misha Mengelberg, die met dementie te maken kreeg (Check de docu 'Misha Enzovoort', die op het festival ook te koop was).

"ICP 's amuse". Het zou het centrale motief van deze te gekke bende kunnen zijn. De soundcheck alleen al klonk dolletjes. Het piepte, het kraakte, het kraste, botste en het brak de ziel open. Wie ingedommeld was, werd door het ICP-orkest meteen wakker geschud. Er zat schwung in, maar ook meer romantische passages, die wat deden denken aan de platen die tekenaar-muzikant Robert Crumb maakte.

ICP is bij uitstek ook een democratische orkestformule: iedereen draagt bij aan een unieke, muzikale identiteit. Wie goed oplette zag ook dat het onconventionele spel (een drumstokje dat  tijdens het spel al eens zijn weg  verloor, Bennink die zijn drumsticks al eens omgekeerd vasthield,... ) net het concert maakte.

U merkt : we waren enthousiast. Er zat humor in (een aan een Nederlands renpaard opgedragen nummer); branie ook. Op de setlist prijkte ook werk zoals Where The Sunflowers Grow, Rambling Rake, Yon Horizon, een compositie/bewerking van een nummer van Charles Ives uit het nieuwe, recent uitgekomen 'Restless In Pieces'. ICP is misschien niet de meest toegankelijke band op dit festival, maar dat maakte de ontdekking er niet minder om.

In de Club kreeg Eric Thielemans de kans om in duo met mentor Billy Hart op te treden, een optreden waar hij in een recent interview heel hard naar uitkeek. Hart is een veteraan in de jazzscene, die met alle groten (Miles Davis, Wes Montgomery, Herbie Hancock,...) heeft gewerkt, en de laatste tijd vooral in de weer is met zijn eigen Quartet (met Mark Turners, Ethan Iverson en Ben Street). Met dat kwartet bracht hij op het roemruchte ECM-label twee albums ('One Is The Other' en 'All For Our Reasons') uit.

Het duo had op voorhand niets echt afgesproken, maar wilde low-key van start gaan. Het concert was een muzikaal gesprek, een dialoog die ze on stage uitvochten. Hart bespeelde de drumkit eerst met paukenstokken, Thielemans vulde aan met zachte brushes. Later werden de rollen omgekeerd. Het was interessant om te zien hoe beide muzikanten elkaar complementeerden. Er heerste een speelse, maar vooral ook amicale sfeer. Naar het einde toe merkte je steeds meer hoe beide muzikanten zich op dat podium amuseerden. Zo was er bijvoorbeeld de passage waarin Thielemans de haast levensgrote gongs bespeelde, waarna je Hart met zichtbaar plezier hetzelfde zag doen. Een fijn concert.

Tegen dan was het op de Main Stage uitkijken naar Denardo Vibe, de ode aan Ornette Coleman. Die wordt geleid door diens zoon, die zonder enige twijfel een uitstekend drummer is. Ornette Coleman stond in 2007 nog op Jazz Middelheim, gaf er toen een concert dat we ons, net geen tien jaar later, nog herinneren. Helaas is de kans klein dat we ons binnen tien jaar dit concert nog zullen herinneren. Een jammere zaak, want dit had één van de uitschieters op dit festival moeten worden.

We zagen een achtkoppige tribute-band die zich in het zweet werkte en het opgekomen publiek in hun verhaal meekreeg, maar muzikaal maar zeer zelden raakte. All power, no soul. Naar het einde toe waren er gelukkig nog een aantal fijne momenten. Zo kwam Avishai Cohen nog enkele nummertjes meejammen, wat nog maar eens de enorme versatiliteit van de man onderstreepte en de keuze voor zijn residency op dit festival alleen maar bevestigde.

In een volgepakte Club deden The Mechanics iets te geks met Colemans 'Dancing In Your Head' (1977). Een wat alternatieve Colemantribute dus die, in tegenstelling tot de Denardo Vibe, gelukkig wel werkte. Er kwamen veel gitaren (Pawlowski, Trouvé en vooral Jean-Yves Evrard) aan te pas, maar het was vooral de tandem met de ritmesectie (Thielemans uiteraard achter de drumkit) en Roman Hiele op electronics die de zaak heerlijk deed swingen.

Dit was een abstracte, muzikale oefening die evenwel erg aantrekkelijk bleek. "Thank You, Ornette! Thank You, Ornette!", hield Trouvé ons voor: "Jazz Is Not Dead!" The Mechanics tekenden  voor een prikkelend en sprankelend concert, dat hopelijk ook een vervolg krijgt in een albumrelease.

En dan was het tijd voor de hoofdact. Patti Smith behoeft geen verdere introductie. Op het festival bracht zij een een programma van woorden en muziek. Ze heeft een trits klassiekers achter de hand, dus dat kon en mocht vooral niet misgaan. En met ervaren muzikanten als Tony Shanahan (bas, piano), Jackson Smith (gitaar) en Sebastian Rochford (drums) zat het helemaal snor voor een topact van dit formaat.

De tent zat afgeladen vol. Meer dan terecht, zo bleek. Want de punkveterane kwam, zag en overwon. En dat heeft veel, zoniet alles te maken met de manier waarop zij het publiek al van bij het begin voor zich had gewonnen. Patti Smith is heel uitdrukkelijk "not a jazz-singer", al hield ze een kort maar bevlogen pleidooi voor  improvisatie en muzikale vrijheid. De sfeer van alles kan, alles mag en we zien wel waar de avond ons brengt.

Met haar 'Collected Lyrics' boek (1970 - 2015) in de hand bracht Smith ons, onder sobere pianobegeleiding, meteen al een erg straffe lezing van Birdland (uit 'Horses'). En passant spuugde ze achteloos enkele keren een dikke fluim op de grond. Een tekst die er echt uit leek te moeten, over de relatie tussen een jongen en zijn vader, over de menselijke natuur. Een tekst ook die veel levenswijsheid in zich had en gelinkt kon worden aan de stream of consciousness-poëzie van William Burroughs, net als Arthur Rimbaud nog steeds een van Smiths favoriete dichters.

Patti Smith was goed bij stem, zo bleek onder meer tijdens het countryeske Wing, dat uit  'Gone Again' geplukt werd. Het verklankte zeer fraai de feel van cameraderie en gelijkheid tussen artiest en publiek. Iets verderop, bij het opzetten van haar bril, bedankte ze Antonie Van Leeuwenhoek (over wiens naam ze struikelde) voor zijn wetenschappelijke bijdrage, die haar onder meer in staat stelde om Allen Ginsbergs' Holy Holy Holy / Footnote to Howl te citeren. Qua ritmiek en feel was en is dat jazz. "Everything is holy! Antwerp is holy! Kerouac is holy! Ginsberg is holy! Corso is holy!" Ze kreeg er het publiek direct mee op de hand en eerde tezelfdertijd de door haar zo geliefde beat poets.

Dancing Barefoot zette dat opgehitste publiek aan tot dansen en iets later werd Frederick ingezet, een ode aan de vader van stergitarist Jackson Smith, die aan de zijde van Patti op het podium te zien was. Ghost Dance werd dan weer opgedragen aan de Hopi-indianen en herinnerde eraan dat zelfs in erg troebele tijden dans nog altijd een belangrijke, helende rol kan spelen. Al was net dat nummer vocaal gezien een iets mindere prestatie.

De dag stond in het teken van Ornette Coleman en dat was Smith niet ontgaan. Jazz is maar een woord, stelde ze. En om de avontuurlijke spirit van Coleman te eren verkende ze, net als hij dat deed, onbekend terrein. Zachte drumtikjes bouwden de spanning op. Het voelde aan als een geïmproviseerd coda op The End van The Doors. De deuren der perceptie openden zich en Patti nam het publiek mee op reis. "The boy, the beast, and the butterfly". Een fraai hoogtepunt.

Het verlies van Prince werd door haar omgezet in een versie van When Doves Cry, een nummer dat op 'Land' te vinden is. Zowel zang als emotie kwamen erg oprecht over. Het was een bijzonder mooie, zomerse avond. Ze stond erop om de organisatie, catering en vrijwilligers te bedanken voor het uitstekende werk dat ze leverden en droeg een erg krachtig en stevig rockend Summer Cannibals aan hen op ("Eat the summer cannibals. Eat! Eat! Eat!"). Daarmee stuwde ze het concert nog maar eens naar hogere sferen.

Patti Smith nam de akoestische gitaar ter hand en zette een werkelijk betoverend, transcendentaal Beneath The Southern Cross (uit 'Gone Again') in, een ode aan het zijn en aan de vergankelijkheid van schoonheid. We stonden even buiten de tent en keken in de bosrijke omgeving van Park Den Brandt, even hemelwaarts. Die song rekte ze heerlijk uit, tussendoor nog wat fluimen op de grond spugend. "Freeeeedoom!", riep ze op volle kracht. Ja, jullie in de zeteltjes. Jullie ook. "Fuck the chairs", riep ze het publiek toe. Ik ben geen jazz-zangeres, ik ben één van jullie. Als je wil dansen, dans dan. Memorabel moment, eentje voor de boekjes.

En dan trok ze nogmaals een blikje klassiekers open : Pissing In A River werd aan Ann De Meulemeester opgedragen en een door het publiek overstemd Because The Night volgde, net als Power To The People. Patti Smith is naast dichteres en muzikante-vocaliste natuurlijk ook activiste. Haar moreel kompas draait nog altijd in de goede richting: " Fuck racism  Fuck nationalism / Fuck powerful governments / Power to the people". Het volk is de grootste vredesbeweging ter aarde. Wees sterk, ook in moeilijke tijden, waarbij ze zich tot de jongere generatie richtte.

Met Gloria (ook al uit 'Horses') besloot ze haar set van woorden en muziek. Een zeer straf en levenskrachtig concert van een uitstekende headliner. Ergens in de hemel knikte Ornette Coleman goedkeurend terug.

14 augustus 2016
Philippe De Cleen