Jazz Middelheim 2015 - Grof geld inzetten op Cécile McLorin Salvant

Park Den Brandt, Antwerpen, 17 augustus 2015

Het goot op de derde festivaldag. Hemelwater en eerbetonen. Iedere muzikant, elke band zette zijn schop in het verleden. Sommigen gingen bijna een eeuw terug in de tijd. En dat maakte van deze Hemelvaartsdag ook echt een feestdag. Al was het vooral de toekomst die lonkte: terwijl regen de tent geselde, maakte de nog altijd maar vijfentwintigjarige Cécile McLorin Salvant - met parapluutjes als oorbellen - het, euhm, mooie weer.

Jazz Middelheim 2015 - Grof geld inzetten op Cécile McLorin Salvant



Robin McKelle en haar Flytones openden de dans. Haar krachtige, licht hese stem, stomende ritmesectie en wervelwind van een toetsenist kregen het zittende publiek op de benen. Niet vanzelfsprekend als je voor een bende nuchtere Belgen staat te spelen, bij klaarlichte dag. 

McKelle, een kind van muziekstad Memphis, haalde daarvoor alle trucs uit de kast: soulstandards als Don't Let Me Be Misunderstood (Nina Simone, The Animals) en Take Me To The River (Al Green) en Green Onions (Booker T & the MG's), een stoomtreinversie van Proud Mary, een crescendo rond het mantra 'Do you wanna have a good time', een tikje Tina Turner en een portie James Brown. 

Tegen het einde van de set rekte McKelle haar songs te lang, in een poging om het publiek op temperatuur te houden. En de stemfantasietjes die ze toen uitstootte, vielen zwaar op onze maag. Misschien was het dan toch nog een halve dag te vroeg om deze feestband al los te laten. Hoe dan ook, sympathieke openingsact.

De Canadese Cécile McLorin Salvant gaf McKelle een lesje in stemcontrole. Ze spreidde haar duizelingwekkende pallet aan klanken meteen tentoon. Tijdens Sweet Man Blues, dat Ethel Waters opnam in 1925, pakte ze uit met een vibrato die je anders alleen op oude 78-toerenplaten hoort. En in Papa's On The Housetop, origineel uit 1930, waagde ze zich vol overgave en komische timing aan de stem van de vader, die op het dak een schuilplaats vindt voor zijn rumoerige gezin.

Salvant graait graag in de ton van schandelijk vergeten songs. Bloemetjes en bijtjes liggen haar niet zo. Wel teksten die door merg en been gaan. Zoals Bessie Smiths Haunted House Blues: "Go tell the undertaker to fix that old coffin of mine." Zoals Billy Holidays Fine And Mellow: "My man don't love me / Treats me oh so mean / He's the lowest man / That I've ever seen." En zoals de treurzang waarmee ze moederziel alleen afsloot. "Don't be surprised if you see me hanging from a tree," roept een meisje haar gruwelijke vader tot de orde.

Bonussen te over trouwens: het fantastische gitaarspel van David Blenkhorn, een warme gloed die afstraalt op het publiek en een nagenoeg perfecte articulatie en inleving in het songmateriaal. Salvant is de relevatie van de dag. Geen discussie. En dat met de minst feestelijke set van allemaal. 

Ook artist in residence Jason Moran dook in het verleden. Niet om er disfunctionele families te bezoeken, wel om de geest van meesterentertainer Fats Waller weg te plukken uit een rokerige danstent.

"This is supposed to be a party," verkondige Moran, die zijn toetsen weleens verliet voor een dansje of om luchtbongo's te spelen. Toch maakten hij en zijn band de belofte maar deels waar. De discobol schitterde meteen bij de zuiderse opener Jingo Lo Ba, maar verloor zijn glans al snel bij minder opzwepende songs als Ain't Misbehavin'.

Een aantal passages gingen zelfs met hun volle gewicht aan onze oogleden hangen. De zangers - standaard Lisa E. Harris, en trompettist Leron Thomas op Two Sleepy People  - misten dan ook de diepgang van Salvant. Op andere momenten hing de ziel van Waller boven de tent, en niet alleen omdat Moran een cartoonesk Fats-face van papier maché droeg. Het kleurrijke ensemble bracht een gesofisticeerde versie van Wallers interbellummuziek, maar de beloofde party viel net iets te licht uit.

Dr. John bracht dan weer een ode aan Louis Armstrong, zonder Satch-masker, maar mét zonnebril en een dread die als een leguaan rustte op zijn rug. Op zijn 75ste ademt de excentrieke zanger/pianist nog altijd New Orleans. Armstrong zou hem in een droom hebben bezocht. Hij zei: "Dr. John, jongen, ik wil weten hoe jij mijn muziek zou brengen." Tromboniste Sarah Morrows goot Armstrongs songs in nieuwe arrangementen en de plaat 'Ske-Dat-De-Dat' was een feit.

Dat de nieuwe versie van What A Wonderful World ook live moeilijk in het oor lag, voorspelde niet veel goeds. Het origineel is dan ook zo iconisch dat elke poging gedoemd is om te mislukken. Mac The Knife sneed meteen een paar centimeter dieper, net als I've Got The World On A String (met een wederom briljante McLorin Salvant) en Sometimes I Feel Like A Motherless Child. Als een oude legende die woorden zingt, moet je even slikken.

Dr. Johns geknepen stem bleek intact. En zat hij er wat statisch bij? Dan leidden de kleppers in zijn band de aandacht af. Niet het minst de Belgische trompettist Bart Maris (o.a. Flat Earth Society) die meer dan eens het laken naar zich toe trok. 

De uitgebreide blazerssectie verhulde soms Dr. Johns verdiensten als pianist. Maar zijn vingers zegevierden tijdens een hoekige solo in Sometimes I Feel Like A Motherless Child. En nog meer tijdens de solo in Such A Night, een classic van hemzelf uit 1973. Het leek alsof de New Oleansiër toen pas echt thuis kwam.

Wie geeft zijn integrale oeuvre een update over veertig jaar? Wij zetten nu al grof geld in op Cécile McLorin Salvant.

17 augustus 2015
Fabian Desmicht