Isobel Cambell & Mark Lanegan - Eenzame wals met ondermaats balorkest

Ancienne Belgique, Brussel, 18 september 2010

Isobel Campbell en Mark Lanegan hebben nooit veel meer met elkaar gedeeld dan een muzikaal verstandshuwelijk. Hun eerste wittebroodsweken waren zakelijk, al hadden ze samen net een onovertroffen eersteling voortgebracht. Bij de tweede huwelijksreis kwamen de eerste barsten aan de oppervlakte. 'Sunday at Devil Dirt' bestond voornamelijk uit b-kantjes en op tour liet Lanegan Isobel Campbell meer dan eens in de steek. 'Hawk', de moeilijke derde, zorgde voor een onvoorziene wending. De Schotse chanteuse kwam aanzetten met een bizarre ménage à trois met groen blaadje Willy Mason. Toen ze de jongen uitnodigde op tour als voorprogramma en – laten we eerlijk zijn – als back-up voor de wispelturige Lanegan, vreesden we even voor een geleidelijke defenestratie van die laatste. Deze week bleek dat het zo ver niet zou komen.

Isobel Cambell & Mark Lanegan - Eenzame wals met ondermaats balorkest



Natuurlijk had Willy Mason geen gemakkelijke taak. Vergelijkingen met Mark Lanegan zijn nu eenmaal onvermijdelijk als je een cd, een zangeres en een podium met hem deelt. We deden ons uiterste best om ons op Mason en zijn muziek te concentreren, maar de jongen had het niet. Niet de gitaarsound en ook niet de songs. Zijn stem had een mooi timbre, maar de nodige beheersing en variatie ontbraken veel te vaak. Zijn liedjes konden we hooguit als 'sympathiek' bestempelen. Ook de zanglijnen waren niet bijster interessant. Exit Willy Mason.

Bloedmooi en zowaar toepasselijk. Isobel Campbell had geen betere opener kunnen kiezen dan We Die And See Beauty Reign. Wij konden enkel instemmend brommen bij het horen van de eerste noten uit Lanegans steenkoolzwarte keelgat. Het eerste deel van de set werd subtiel en zachtjes opgebouwd. You Won't Let Me Down Again nestelde zich in ons hoofd comfortabel naast Lanegans solowerk. Come Undone baadde onaantastbaar en kwetsbaar tegelijkertijd in een Lynchiaans wit licht. Licht versnelde versies van Who Built The Road, Free To Walk en Ballad Of The Broken Seas bouwden langzaam op naar een eerste hoogtepunt: The Circus Is Leaving Town, met een sublieme Lanegan in de hoofdrol.

En dan kwam Mason Lanegan vervangen en loste de sfeer op in het niets. Ineens viel het op dat de begeleidingsband middelmatig was en de bassist zelfs ronduit slecht. In Cool Water ging Mason flagrant in de fout. Isobel Campbell probeerde de song en haar poulain nog te redden door te doen alsof het haar schuld was dat het misliep, maar het kwam niet meer goed. Genant wordt het pas echt toen Mason tijdens Say Goodbye een ongestemde gitaar oppikte, in paniek schoot en vervolgens dan maar deed alsof hij speelde. Mason droop uiteindelijk af, Campbell probeerde de schade in te perken met een mooi en breekbaar Saturday's Gone, maar de band bleef onzeker en ongeconcentreerd voor de rest van het concert.

Het was bijna bewonderenswaardig om te zien hoe Mark Lanegan en Isobel Campbell zichzelf en elkaar recht hielden, terwijl de band achter hen de spanning in Back Burner verknoeide, een koude elektrische gitaar door het voor de rest vlekkeloze Honey Child, What Can I Do? liet razen en onvergeeflijke fouten speelde in de Hank Williamsklassieker Ramblin' Man.

Met of zonder band, het duo Campbell-Lanegan werkt nog steeds. We genoten van de bissen en kunnen hen deze wisselvallige passage probleemloos vergeven.

18 september 2010
Lene Hardy