Incubate 2015 - Pieken en dalen

Diverse locaties, Tilburg, 21 september 2015

De opkomst voor Incubate 2015 leek eerder matig te zijn. Nergens was het echt drummen, ook niet bij de eerder grote namen. Maar dat houdt ons uiteraard niet weg. Op zaterdag was er zo plaats voor pieken en dalen.

Incubate 2015 - Pieken en dalen



Ze komen uit (Belgisch) Limburg, Piquet, en dus "gaat het allemaal wat trager". De band startte dan ook ruimschoots te laat. Maar dat was vlug vergeten eens zangeres-gitariste Lien Moris haar bevallige mond open deed en wij meteen moesten denken aan Madou. Alleen was de bijhorende muziek een pak steviger, werd er zonder probleem overgeschakeld van zacht naar luid, van traag naar snel. Met teksten, die zowel in het Engels als in het Nederlands werden gezongen, lokte de band je in haar verleidelijke web om je dan in spinrag te winden. Hou ze in het oog, deze trage Limburgers, voor ze je te snel af zijn.

Sylvain Chaveau maakt soundscapes, zoals dat dan zo mooi heet. Daarvoor gebruikt hij een gitaar, die hij bewerkt met allerlei e-bow-achtige toestelletjes. Die waterval van klanken vult hij dan sporadisch in op de vleugel en met zijn (al dan niet vervormde) stem. Maar het kon niet echt bekoren en werd al snel vervelend.

Ook soundscapes, maar van een heel andere orde werden er gecreëerd door Dirk Serries en Rutger Zuydervelt. De ene gebruikte daarvoor zijn gitaar met attributen. De andere deed het op zijn laptop met samples en wat hij van Serries voorgeschoteld kreeg. Het resultaat was als een tornado van geluid die door de zaal raasde en alles op zijn weg meegraasde om dan langzaam door te trekken naar een volgende concertzaal.

Serries gebruikte een strijkstok, staafjes die hij door de snaren stak of een slide – vaak op onorthodoxe wijze - om zijn effecten op te wekken en wiegde daarbij heen en weer als een autistisch kind. Suyderveldt bleef er nuchterder onder en stak de kraak van vinyl of spaarzame beats door de mix. En wij, wij konden enkel de storm laten passeren.

Je zou hem in de categorie van Daniel Johnston kunnen steken. Of hem klasseren bij een Jeffrey Lewis, maar eigenlijk is hij een soort op zichzelf. Een wezen dat zich nergens iets van aantrekt, gewoon doet waar het zin in heeft en dan ziet waar het uitkomt. Hij moest het ook zonder trouwe kompaan Norman Blake doen, want diens vlucht werd geannuleerd. Dus was het Jad Fair, zijn misvormde (en uiteindelijk gebroken) gitaar en een stem, die je de knoppen van je versterker doet nakijken. Maar de combinatie bleek te kloppen en leverde een karig half uurtje jolige liedjes over (zijn) engel(en), over Casper The Friendly Ghost of over de dood.

Zijn gitaar klonk alsof ze net door de shredder gehaald werd en zijn stem eigenlijk ook. Wat nog overbleef waren de geluidseffectjes, die hij met zijn stem fabriceerde. Het geheel was hallucinant en onwerkelijk, maar wel leuk en dus ook voorbij voor je het wist. Precies zoals het Jad Fair betaamt.

Een mager afkooksel van Portishead en Massive Attack, en dan zijn we nog voorzichtig. O jawel, er werd volop gedanst op de stoelen van De Harmonie bij Monophona, maar uiteindelijk hebben we dit allemaal al wel eens gehoord, alleen beter en – vooral – origineler. Een laptopartiest, die zijn deuntjes aangevuld ziet worden door een zangeres- gitariste en een drummer… Niks nieuws onder de zon en zo snel uitgeleefd. Maar er zat een beat in en dat leek voor sommigen al voldoende.

Misschien even kunstmatig, maar zoveel plezanter was het bij Terakaft. De twee zangers-gitaristen leken de enige, authentieke bedoeïnen en kregen een (waarschijnlijk Franse,) uitstekende ritmesectie mee om hun Maliblues de wereld rond te dragen. Het was dan ook een feestje daar in de Midi, waarop het onmogelijk stilstaan was.

Het duo Salou en diens oom, Diara, getooid in min of meer traditionele klederdracht, wisselden de rol van solo- en ritmegitarist af samen met de vocalen, die de gitaarlijnen steeds mooi volgden (of omgekeerd). Soms werd er geknipoogd naar de Zuid-Afrikaanse stijl, maar meestal was het effectief een interpretatie van de blues, die werd gespeeld. Het werd een triomftocht en, gezien er in de zaal de ruimte was om te dansen, werd daarvan ook gretig gebruik gemaakt.

Na Leffingeleuren was het de beurt aan Incubate om het lichaam te laten infesteren door Hookworms. De combinatie van toch wel melodieuze noisepop en door effecten uit de kom getrokken zang was kriebelend en zorgde voor een bescheiden feestje voor het podium. Jammer dat andere oorden ons verleidden, anders hadden we dit best wat langer willen aanzien.

Het is altijd een dubbeltje op zijn kant met Badly Drawn Boy. We hebben hem al fantastische concerten weten geven, maar evengoed zwaar zien teleurstellen. Deze keer was het er ergens tussenin. Of het een geldig excuus was dat hij een beetje roestig was na enkele weken niet meer (solo) gespeeld te hebben, laten we nog in het midden.

En het begon allemaal zo mooi. Want de aankondiging van de integrale uitvoering van ‘The Hour Of Bewilderbeast’ bleek dan misschien niet te kloppen, opener The Shining mocht er meer dan zijn en beloofde het beste voor de rest van de gig. En bij Everybody’s Stalking bleek het ook nog te lukken. Maar van dan af werd het allemaal wat minder. Aanvankelijk leek het nog opzet dat het akkoordenschema van Something To Talk About was aangepast, maar naarmate je Damon Gough meer en meer zag worstelen met zichzelf en zijn akoestische gitaar, werd duidelijk dat dit toch niet helemaal de bedoeling was.

Want na toch weer een mooie cover van Richie Havens’ I Can’t Make It Anymore liep het helemaal mis met In Safe Hands, dat helemaal de soep werd ingedraaid. Het zou hem nog vaker overkomen. Met het latere gepruts met de sampler bij songs als Born In The UK werd het er trouwens allemaal niet beter op.

Maar daarbij bleef Badly Drawn Boy wel steeds zijn charmante zelf, spaarde hij zichzelf niet en vroeg hij het publiek om hem – Dylangewijs – voor Judas uit te maken toen hij de akoestische gitaar verruilde voor de elektrische, waarvoor hij dan ook nog eens dankte. Dat alles, samen met toch nog mooie versies van onder meer Pissing In The Wind en Golden Days, zijn ode aan zijn aan kanker overleden manager Jazz Summers, resulteerde in een matig concert.

Hij beloofde ook nog (eindelijk) aan nieuwe nummers te beginnen, maar dat was al bij al een eerder magere troost.

21 september 2015
Patrick Van Gestel