Incubate 2013 - Psychedelica troef
Verschillende locaties, Tilburg, 24 september 2013
Dit jaar brengen we voor het eerst verslag uit vanIncubate, het festival voor onafhankelijke kunst en cultuur dat sinds 2005 in Tilburg wordt georganiseerd. Het evenement biedt plaats aan verschillende kunstvormen als film, theater, en beeldende kunst, maar de nadruk ligt op muziek en het ontdekken van nieuwe artiesten in het ondergrondse. Als opening van het clubseizoen is Incubate daarmee sinds jaar en dag vaste prik voor liefhebbers van alternatieve pop. Het opzet in Tilburg is eenvoudig: overspoel de binnenstad gedurende een week met driehonderd (300!) acts, nodig vrienden, wetenschappers en journalisten uit, en kijk wat er gebeurt. SXSW op zijn Brabants.
Deze keer togen we opnieuw naar Cul de Sac om te starten met een Nederlandse groep. Suit & Tie Johns, om precies te zijn. Een driekoppige band uit Nijmegen, die zichzelf nogal omslachtig omschrijft als “psychedelic garage disco-blues band”; licht trippende seventiespop is afdoende. Dat bedoelen we overigens niet laatdunkend. De band gooide er meteen de beuk in en op de nummers, steeds simpel maar trefzeker, viel afzonderlijk niet tot nauwelijks iets af te dingen.
Hoewel de bandleden niet als de jongsten meer oogden (ze zouden best kunnen zijn geboren in het decennium waaruit ze muzikaal citeren), viel het ons toch op dat het trio bepaald strak speelde voor een groep die pas even bij elkaar is. We konden dan ook weinig anders doen dan ongedwongen, maar gehoorzaam meeknikken met de groove.
Daarin schuilde ook het struikelblok. We konden ons niet aan de gedachte onttrekken dat Suit & Tie Johns zichzelf wel erg netjes aan de regels hield. Dat resulteerde, naarmate het optreden vorderde, in steeds makkelijker te voorspellen songstructuren en nog weinig opzienbarende riffs. Slechts eenmaal bewandelden de Nijmegenaren een andere weg dan die van de simpele houthakker: tijdens een mooie uitgeklede ballad, ergens halverwege de set. Het bleek het hoogtepunt van hun optreden, dat over de hele lijn wat te vanzelfsprekend, eenzijdig, en weinig spraakmakend bleek.
Precies drie omschrijvingen die in geen geval opgingen voor de groep waar we hierna onze tanden inzetten. Sky Needle loste onze hoge verwachtingen volledig in: lang geleden dat we nog eens zo’n volstrekt eigenzinnige band aan het werk zagen.
Het zestal musiceerde op zelf vervaardigde instrumenten. Dat deed het in een eigenlijk niet eens zo’n onorthodoxe bezetting met onder meer een drummer, zangeres, en drie gitaristen. De blikvanger van de groep, die eveneens het woord voerde, was Joel Stern. De als twee druppels water op Lockett Pundt lijkende jongeman zat op een krukje en bespeelde met zijn voeten drie gemanipuleerde opblaaspompen, die een geluid voortbrachten dat het midden hield tussen trompet en saxofoon. Tussen de nummers door verklaarde hij, met gevoel voor zelfspot: 'We are Sky Needle from Australia. Everybody there is like us.'
De nogal avant-gardistische, voor een groot deel geïmproviseerde muziek van Sky Needle viel het best te omschrijven als een soort psychedelische mantrapop. Dat klinkt moeilijk, maar dat was het in Paradox niet. Spannend en vervreemdend was het dan weer wel. De groep maakte er namelijk een oefening van om steeds wanneer er enige harmonie dreigde te worden bespeurd deze weer los te laten.
De nogal slecht geklede - maar dit terzijde - zangeres snikte, miauwde, kreunde, boerde, slikte, griende en gromde zich een weg door het optreden heen. En dat deed ze in feite erg bescheiden, zonder ostentatief de aandacht naar zich toe te trekken. Was ook niet nodig, want auditief gebeurde er al genoeg. Met name de song die eindigde in minutenlang, hymnisch geschreeuw, gaf blijk van de enorme toewijding van de groep. Ze mochten dan ook rekenen op een enthousiast, bij tijd en wijle volledig gebiologeerd publiek.
Sky Needle was zo’n krent die alleen uit de pap van Incubate te halen valt. Een van de absolute hoogtepunten van de jongste editie.
We sloten de tweede dag af met een ouderwets vlammende rock 'n roll-show in Cul de Sac. Eindverantwoordelijken? Het Amerikaanse Night Beats. Zou er eventueel nog iemand een band hebben verwacht die ging voorzien in zaterdagavondse housemuziek? De groepsnaam had een dag eerder al flink rondgegonsd. Op de voorlaatste editie van Le Guess Who? in Utrecht had Night Beats naar verluidt al flink huisgehouden; onversneden psychedelica en garage in de beste rauwe traditie van eind jaren zestig. Daar moesten we heen.
We zullen het geweten hebben. Het trio ontpopte zich als veruit de coolste band van de dag. Een schichtige zanger met het postuur van een kleerkast die er op gezette tijden gruwelijk gruizende solo's uitperste. Een boom van een bassist met zwartgelakte nagels, die steeds precies aanvoelde wanneer er een tandje bij werd gestoken. Een iele, langharige drummer met marimba's in de weer en hoorbaar een poster van wijlen Mitch Mitchell boven zijn bed.
De zaal liet zich overrompelen. Er werden vlak voor het podium diverse, onbedwingbare sigaretten opgestoken. En de band speelde almaar door alsof de duivel hen op de hielen zat. Tijdens een intens They Came In Through The Window droop de adrenaline van het plafond. En toen was het concert ineens afgelopen en ontwaakten we uit de ruigste trip sinds tijden. Een band om in de gaten te houden de komende jaren.