Gent Jazz Festival 2008 - Over politiek, ersatz en oud worden

Bijloke, Gent, 15 juli 2010

Dag zes van het Gent Jazz Festival was volledig gewijd aan de muziek van Cuba, al generaties lang een van de muzikale hot spots op onze aardkloot en dus een keuze waar zeker iets voor te zeggen viel. Salsa, bolero, son, mambo, ... allemaal ontstonden ze in het drukkende klimaat van het Caribische eiland, in periodes van slavernij en onderdukking door buitenlandse bedrijven, tijdens een clash tussen Europese en Afrikaanse tradities.

Gent Jazz Festival 2008 - Over politiek, ersatz en oud worden



Maar wie al eens op Cuba heeft rondgetrokken weet dat de kitsch nooit veraf is. Het is even pijnlijk als fascinerend om te zien hoe Cubanen, nochtans van nature trots en patriottisch, in staat zijn om hun onschatbare muzikale erfgoed te grabbel te gooien voor een paar dollars, meestal uit de hand van een rijke Europese of Canadese toerist, hoogkapitalistisch bourgoisvolk dat ze verondersteld worden te verachten.

Ook op het Gent Jazz Festival ontwaarden we nogal wat politici, kabinetards, mensen uit de culturele sector en anderen die het aan hun stand verplicht zijn om naar de juiste muziek te luisteren. Ze kregen als eerste Roberto Fonseca te horen. Aan de magere opkomst voor het podium te oordelen geen bekende naam. Voor ons was het alvast de eerste keer dat we hem aan het werk zagen. Promoteksten en enig opzoekwerk op het internet hadden ons nochtans geleerd dat de pianist de vaandeldrager is van de hedendaagse Cubaanse jazz.

Welgeteld twee minuten had Fonseca nodig om ons ervan te overtuigen dat die betiteling terecht is. Zijn muziek bleek een intense cocktail van jazz, Latijnse ritmes en soms Arabische invloeden. Fonseca blijk bovendien overduidelijk een pianovirtuoos. Zijn spel is er niet op gericht om de grenzen van de harmoniek te verkennen, maar des te meer op dynamiek, intensiteit en, zoals het een goede Cubaan betaamt, ritme. Het samenspel met zijn ritmesectie (bas, percussie en drums) was indrukwekkend: spectaculair gejongleer met polyritmiek en tegenritmes. Wat ons betreft een echte ontdekking.

De rest van de avond werd gevuld door sonzangeres Omara Portuondo en het Orquesta Buena Vista Social Club, een voortzetting van de groep wiens succes ook voor haar de internationale doorbraak betekende.

Het verhaal is bekend: de Amerikaanse gitarist Ry Cooder trekt tijdens de permissieve(re) Clintonjaren naar Cuba, op zoek naar de vergane gloriën van de son. Hij treft onder anderen Portuondo aan, in omstandigheden die allerminst hun status van muzieklegende weerspiegelen – zanger Ibrahim Ferrer verdiende bij als schoenpoetser – en onder de naam Buena Vista Social Club nemen ze een plaat op die wereldwijd scoort. Cineast Wim Wenders maakt een even succesvolle film over het collectief, met als een van de meer ontroerende scènes diezelfde Ferrer die compleet overweldig raakt door de glamour van New York op weg naar een concert. Een modern sprookje.

Op Gent Jazz was eerst Portuendo was aan de beurt. Het feit alleen al dat ze op 79 jaar nog op tournee is en met overtuiging op het podium staat is een huzarenstuk te noemen. Dat iemand na al die jaren het nog in zichzelf kan vinden om haar muziek avond na avond met overtuiging te brengen, daar hebben wij alleen maar respect voor. Het maakt er onze weerzin des te groter op om te moeten schrijven dat haar gezegende leeftijd wel degelijk een invloed had op de act.  Ze slaagde erin om af en toe vocaal goed uit te halen, zoals tijdens haar pièce de résistance Dos Gardenias. Maar haar souplesse is niet meer die van vroeger. Ze werd begeleid door uitstekende muzikanten, maar ook zij konden het concert niet boven de middelmaat uittillen. Toen Guantanamera werd aangeheven, kreeg alles zelfs iets klefs. Doodjammer.  

Hetzelfde gebeurde bij het Orquesta Buena Vista Social Club, dat het ondertussen zonder de oorspronkelijke supersterren Ibrahim Ferrer, Ruben Gonzales en Compay Segundo moet stellen. Zij zijn ondertussen overleden, en ook de meeste nog spelende leden zijn niet echt 'piep' te noemen. We kregen een gelijkaardig “net niet”-niveau als het concert van Portuondo. Lichtpuntjes waren enkele goede pianosolo’s en de laúd van Barbito Torres. Het spel van gitaarlegende Manuel Galbán is echter zodanig afgetakeld dat iemand hem ervan zou moeten overtuigen om te beginnen aan een oververdiend pensioen.

De grens tussen entertainment en kitsch is dikwijls onduidelijk, en zowel Portuondo als de Buena Vista Social Club kweten zich ondanks de ouderdomsverschijnselen met overgave van hun taak. Maar toen ook het Orquesta Buena Vista Social Club begon aan Guantanamera werd het ons wat te veel. De artiesten die we op de Cuba-avond van het Gent Jazz Festival zagen passeren, verdienen meer dan op hun oude dag nog te moeten opdraven voor shows zonder veel diepgang, ter vermaak van de Vlaamse hoogopgeleide klasse.

15 juli 2010
Bram Beelaert