Filter festival - Voor de wispelturige muziekminnaar
Trix, 31 oktober 2019
Filter festival bleek ook dit jaar op maat gemaakt voor de veeleisende, wispelturige muziekminnaar. Experimentele rock ging er hand en hand met verfrissende country, een eenzame piano moest het opnemen tegen een keur aan instrumenten. Het was goed voor een avondvullend programma, dat wij tot de laatste noot opsoupeerden.
Zelf kennen we hem vooral van Wolf Parade, maar Spencer Krug heeft nog meer reïncarnaties. De meest pure daarvan zagen we misschien wel op Filter Festival, waar hij zich achter geen enkele bandnaam of alias schuil hield, maar enkel met piano zijn ribbenkas voor ons opentrok. Dat deed hij met enkel een buffetpiano, die hij nu eens liefkozend streelde en dan weer verwoed behamerde, wiebelend op zijn pianokrukje en als het ware zichzelf lucht toewaaiend met één hand, als hij ze niet beide nodig had op het klavier. “Let’s go, let’s do it”, begon hij zijn set, bizarre, oudere songs over ongeziene onderwerpen als de Minotaurus afwisselend met nieuw werk. Het was het mooist als het erg intens was, het was het meest gevoelig, als hij zich wist in te tomen. Het was zeer de moeite en het was veel te snel afgelopen.
Nog meer mysterie zat er verstopt achter het masker van Orville Peck, die in zijn stijlvolle met cactussen en skeletten bestikte pak de hele zaal in een uur betoverde, zichzelf relativerend met de nodige ironie als hij zijn keel opzichtig schraapte na een vocale uithaal (Ooh Las Vegas) of als hij met veel misbaar naar adem zocht tijdens het fluiten bij afsluiter Take You Back. Maar wat was het een genot om de paarden daarna dan op hol te horen slaan of getuige ten zijn van de tot muziek verworden rodeorit die het toepasselijk getitelde Queen Of The Rodeo was. Van de overdaad aan reverb op de plaat was op het podium geen sprake. Daar was de nu-country zuiverder, deed hij evenveel aan Johnny Cash als aan Roy Orbison denken. Met zijn uitstekende, netjes in bruine pakken - met uitzondering van de backingzangeres-gitariste, die de voorkeur aan roze gaf - gestoken en van stetsons voorziene band in rugdekking was dit een feest van herkenning, maar dan op een heel originele manier. Op Halloween werd hier de country zowaar nieuw leven ingeblazen.
We hadden ons vergist, verwachtten ons aan meer piano, maar Mottron concentreerde zich vooral op de synth en zijn enigszins geforceerde Engels. Dat was best leuk, maar had ook niet veel langer dan dat half uurtje moeten duren. Daarvoor was het niet boeiend genoeg.
Vergeef ons onze zonden dat we ook gitaargod Thurston Moore niet echt geloofden. Sinds hij bij Sonic Youth tot de goddelijke status werd verheven, wordt hij zo al genoeg de hemel ingeprezen. Maar wij hebben altijd al problemen met religie gehad en hoewel er soms engelen leken te zullen opdagen, werd er dan even gauw water bij de wijn gedaan. Dus bleven wij maar met de voeten op de aarde en zorgden we dat we op tijd waren voor het volgende hoofdstuk van Filter. Wij gunnen u uw geloof, laat ons dus ook het gebrek aan het onze.
Er waren er, die het moeilijker hadden met Why? De club was dan ook maar goed half volgelopen voor de nieuwe show van de antifolkhiphopcroonpoppers. Nochtans was dit in ons boekje een hoogtepunt. Dat had te maken met de line-up waarbij de meerwaarde van gitariste-bassiste en backingzangeres Gaby Smith - er werd trouwens veelvuldig van instrument gewisseld - ten zeerste gewaardeerd werd. Yoni Wolf kon zich zo volop op zijn woorden focussen en op die manier je hoofd vullen met vraagtekens. De andere Wolf, Josiah, verzorgde het percussief gedeelte en dan waren er nog Doug McDiarmid, die de toetsen grotendeels voor zijn rekening nam, en gitarist Matt Meldon, wiens solo's de songs af en toe de experimentele rockkant op duwden.
Maar vergis je niet: Yoni Wolf voelt zich nog steeds het best in zijn vel als hij, zwervend over het podium zijn raps op je kan afvuren en de beat zich traag voortsleept om het volgende moment weer de metronoom voorbij te schieten. Er werd volop geciteerd uit het uitstekende 'AOKOHIO', waarbij Peel Free (“I was born choked in a shroud of thick smoke”) bijna logisch als de geboorte van de show fungeerde. Omdat de songs vaak kort en puntig zijn, kreeg je amper de tijd om je te vervelen. Opgroeien bij Why? gebeurt nu eenmaal razendsnel. Voor je het wist was je een song kwijtgespeeld en hoorde je plotseling The Vowels, Part 2 voorbijkomen.
Telkens weer werd het publiek uitgedaagd om vragen te stellen, waarop dan ook steevast werd gerepliceerd, het ene antwoord (waar hij zijn schoenen had gekocht) al onzinniger dan het andere (omtrent de line-up van de band). Maar eens de muziek dan losbarstte, was het weer één en al ernst, ook al was het vaak zoeken in de waterval aan woorden van Yoni Wolf. Ach, we begrijpen het wel: dit was niet het meest voor de hand liggende optreden. Zang en raps, rock en pop, experiment en levenslied werden allemaal door elkaar geklutst om een stevig gepeperde omelet op te leveren. Maar ons smaakte het allerbest.
Het Battles van nu is al lang niet meer het Battles van tien jaar geleden. Toen wij de band voor het eerst aan het werk zagen, stonden er vier man op het podium en waren ze werkelijk baanbrekend waar het experimentele rock aanging. In Trix waren er daar nog twee van over, maar drummer John Stanier en gitarist-synth-tovenaar Ian Williams hadden geen moeite om de zaal in beweging te krijgen.
En dat was al het geval vanaf de opener. Het kraken en piepen, rammen en vlammen was duidelijk nog niet verminderd. Wel was het opvallend dat er veelvuldig stemmen werden verweven tussen de massieve brokken geluidjes, voortgestuwd door het energieke drumwerk van Stanier. Dat werkte de ene keer al beter dan de andere en leek soms ook voor de twee heren verwarrend te zijn. Maar ze waren professioneel genoeg om dat op te vangen en het publiek kon aan de funk niet weerstaan zodat er volop werd geschuifeld en gewiegd.
De energie is er dus nog steeds, maar het was wel een ouder nummer (Atlas) dat echt de zaal in brand zette en zorgde voor bierdouches. Het gebrabbel van voormalig partner Tyondai Braxton was goed voor een laatste rilling door het vermoeide publiek.
Baanbrekend kan je het duo niet echt meer noemen. Daarvoor is er te veel concurrentie, maar ze staan er nog. En ook dat is een verdienste.