Festival Dranouter 2015 - De bekroning

festivalterrein Dranouter, 10 augustus 2015

Festival Dranouter is er voor jong en oud, dat werd deze morgen op schattige manier duidelijk toen we bij het betreden van het festivalterrein werden verwelkomd door een ons onbekend vier- à vijfjarig meisje dat, terwijl ze uit een flesje water dronk, haar andere hand opstak als begroeting. Haar wijsvingertje priemde omhoog alsof ze een oude cafémaat begroette. Ook op de podia een mix van jonge ervaring en oud enthousiasme.

Festival Dranouter 2015 - De bekroning



In de Club werden we vandaag begroet door een bende jonge Ieren: The Young Folk. I’ve Been Here Before  heette hun derde nummer; een grove leugen, want deze band stond nog nooit eerder op Belgische bodem. Met meerstemmige folkpop vechten ze om een plaatsje op de bus van Mumford & Sons, Bear’s Den en aanverwanten. En dat deden ze aardig, want af en toe neigde hun sound ook naar die van Villagers. En die combinatie van folky vrolijkheid en Ierse melancholie klonk heel goed.

Het meest in het oog springende op het podium was de trombone. Die was vastgemaakt aan een statief zodat Alex Borwick ook banjo en toetsen kon spelen (nee, smartass, niet allemaal tegelijk). Verder was het showgehalte mager, maar de leuke muziek maakte dat meer dan goed.

Hun debuutalbum ‘The Little Battle’ vond heel wat aftrek aan de promostand, zelfs nog voor het mooie slotduo Way Down South en Way Home waren gespeeld. Deze jongens zien we nog terug.

Als recensent vermijd je best het woord “kippenvel”, maar I Will, I Swear liet ons geen keuze. Al van bij opener Summer Nights hadden ze ons liggen en verscheen het woord in ons boekje en de rillingen op onze ruggengraat. Fien Deman mag dan nog een beetje houterig zijn in haar lichaamsexpressie - zeker vergeleken met die van Lara Chedraoui een dag eerder - maar haar stem is een enorm krachtig ontwapeningsmiddel, zeker als die ook nog eens ondersteund wordt door een strijkerstrio (op blote voeten) en intrieste pianotoetsen.

Naast de nummers uit ‘Strings Of Gold’, de eerste dubbele single Long Days/ Sleep en Mess kregen we ook nog mooie versies van Blue Blood (Laurel) Coffee (Sylvan Esso) en Give Me The Knife (Billie). Allemaal meer dan goed genoeg om ons drie kwartier het zwijgen op te leggen en te genieten. Tikkeltje jammer van de microfoontroubles tijdens Better Than This, maar verder een lange emotietrip.

Nog meer jong volk in de Klakeye met Surpluz, al klonk dit bij tijden eeuwenoud. Surpluz werpt zich dan ook op als de erfgenamen van de Vlaamse, traditionele muziek. Ze doken in de archieven van Herman Dewit, snuffelden in oude geschriften en liedboeken en vonden op hun weg nog twee extra leden: Jonas Cole en Hanneke Oosterlijnck. Het zestal kwam hier op Dranouter met een volledig vernieuwd programma dat vol enthousiasme de vondsten op het podium bracht voor een zaal vol liefhebbers van de traditie.

Maar zoals ons vader altijd zei wanneer hij bij het kaarten verloor: “’t Begin is voor de kinderen, straks is het mijn beurt.” Met Calexico barstte het feest pas echt los. In een rottempo vuurde de band twaalf nummers op ons af. Nog rustig startend met Frontera/Trigger, maar dan met Falling From The Sky en Cumbia De Donde, twee nummers uit de laatste cd ‘Edge Of The Sun’, de boel opzwepend tot de grote tent omgetoverd werd in een texmexfeestje van ongekende omvang.

Helaas kreeg Calexico maar een uurtje toegemeten. Er moest dus gekozen worden, wat altijd verliezen betekent. Met Maybe On Monday uit prijsbeest ‘Algiers’ werd even gas teruggenomen om, na een intense gitaarsolo van Jairo Zavala, met Roka (Danza De La Muerte) uit het bijna tien jaar oude ‘Garden Ruin’ de boel terug op te zwepen. Vooral het koper van Jacob Valenzuela en Martin Wenk joeg de temperatuur de hoogte in. Bullets & Rocks is eigenlijk een rocknummer, maar de tegelijk opzwepende en bezwerende trompetpartij gaf het die typische Calexicosignatuur.

Uit de nieuwe plaat zou geen enkel nummer meer volgen. Niet verwonderlijk eigenlijk, want op de andere nummers zijn de gastbijdragen te belangrijk. Met Fortune Teller en vooral dan het trio Across The Wire, Sunken Waltz (met een hoofdrol voor accordeon en lapsteel) en Corona doken we dan maar wat dieper in het verleden van de band om zelfs uit te komen bij Crystal Frontier. Afsluiten deed Calexico met de cumbia Guëro Canelo. Een uur was nog niet eerder zo kort hier op Dranouter.

Als contragewicht voor het fiëstagevoel trokken we nog een keer naar de kerk voor Broken Twin, de band rond Majke Voss Romme, een brunette met een voorliefde voor doorleefde, donkere songs, door haar drie muzikanten van een serieuze postrockstempel voorzien. Broken Twin wist een paar keer zwaar te ontroeren. Met Glimpse Of A Time bijvoorbeeld, maar ook met Sun Has Gone en de Tim Hardingcover A Reason To Believe. Heel intens was ook Out Of Air waarbij de brandramen in hun lood trilden toen de bassist zijn instrument met een strijkstok bespeelde en Romme geknield zat te zingen alsof ze in een gebed verzonken was. Broken Twin biedt echter geen makkelijke nummertjes met strofe-refrein-strofe-refrein-refrein en zo verloor de band toch gaandeweg wat publiek.

Ondertussen waren The Waterboys  van start gegaan in de grote tent. Mike Scott zag er niet uit. Het leek wel alsof hij de zomer tot nog toe had doorgebracht in een kelder, zo bleek was hij. Maar hij was wel in goed humeur, want toen hij opkwam, kondigde hij Jan De Smet af zoals die op zijn beurt hen had aan aangekondigd: met een kort liedje.

Daarna werd afgetrapt met Destinies Entwined, tevens de opener van het huidige album ‘Modern Blues’, een plaat die ruim aan bod zou komen waardoor het rockgehalte van de show een pak hoger lag dan verwacht en brother Paul de funk erin joeg met zijn energieke toetsenwerk.

En zelfs al doken Scott en co eens in ‘Fisherman’s box’, dan nog kwamen ze daaruit met We Will Not Be Lovers waarin brother Paul zo tekeer ging dat twee roadies zijn keyboard met tape moesten komen vastplakken. Pas in Fisherman’s Blues kwamen de folkies aan hun trekken, maar dan hadden ze eerst ook al Medicine Bow en een stevig rockend Rosalind moeten slikken.

Dat The Waterboys niet vies zijn van pathos en barokke arrangementen is een open deur intrappen. Dat de band het meest indringend klonk als duo was dan weer wel een verrassing. Het samen met violist Wickham gebrachte Don’t Bang The Drum hield moeiteloos de hele Kayam stil.

Via de Long Strange Golden Road stevenden Scott en kompanen op de uitgang af. En wij? Wij waren blij verrast te mogen vaststellen dat The Waterboys nog alive and kicking zijn, zelfs met een frontman met een zomerverkoudheid.

En zo kreeg de eenenveertigste editie van Festival Dranouter een fantastisch slotakkoord met een derde dag vol moois. En dan zou Flogging Molly de zweep nog een keer over de ruggen van de festivalgangers jagen.

Marc Alenus en Lieve De Pesseroey

10 augustus 2015
Marc Alenus