Fat Freddy's Drop - Volgens het boekje

Ancienne Belgique, Brussel, 10 oktober 2013

Fat Freddy’s Drop staat te boek als Nieuw-Zeelands populairste exportproduct na de kiwi, al beschikt deze bonte bende zo mogelijk over nog meer pit. Wij zagen de zeven heren al aan het werk op Feest in het Park 2012 en afgelopen zomer ook nog op Couleur Café, waardoor we wisten waaraan we ons mochten verwachten toen ze de AB aandeden. We kregen waarvoor we gekomen waren: langgerekte nummers, een diversiteit aan genres en de onweerstaanbare drang om hen daarvoor vroegtijdig te bedanken.

Fat Freddy's Drop - Volgens het boekje



Het hoofd helemaal leegmaken, alleen het notitieboekje bovenhalen om nu eens neer te schrijven hoeveel nummers ze eigenlijk spelen in zo’n set, en voor de rest twee uur lang alleen maar genieten. Dat was de enige taak die we onszelf oplegden toen de intro van Blackbird, de titeltrack van hun nieuwste studio-album, de Brusselse club binnenrolde.

Daar stonden ze dan: zeven mannen onder even veel spots, stuk voor stuk strak in het pak. Met uitzondering van de breedgeschouderde DJ ‘T-shirt’ Fitchie, die zijn collega’s van achter zijn MPC en andere elektronica aanstuurt. Hij wordt in die functie bijgestaan door de bedeesde frontman-zanger-gitarist Joe Dukie, die die eerste titel eigenlijk alleen maar draagt omdat hij de zanger-gitarist van het gezelschap is. Het zijn veeleer de drie blazers aan de andere kant van het podium die het publiek ophitsen door het tegen elkaar op te nemen en zo met hun longinhoud te pochen.

Maar goed, nummers tellen dus. Allerminst een sinecure bij een optreden van Fat Freddy’s Drop, dat een aaneenschakeling is van opbouwen en afbouwen, climaxen en anti-climaxen, tempo- en genrewisselingen tussen de nummers door, maar ook in de nummers zelf. Denk maar aan hun bekendste hit Roady, dat in de live-versie van hiphop naar reggae en rock gaat en terug, in een tijdspanne van ruim vijftien minuten.

Het was de lichtman die ons telkens weer uit onze trance moest halen en ons erop attent moest maken dat we nu tot algemeen gejuich mochten overgaan, nadat de helft van de aanhoorders eerder al uit zijn dak ging tijdens de zoveelste solo of versnelling. Zo maakte die lichtman ook actief deel uit van de groep. Of toch zeker van de show.

Een beetje jammer toch wel, die perfect ingestudeerde nummertjes, want de groep stond in de late jaren negentig nog bekend als een echte jamband die live constant improviseerde. Dat verrassingseffect was er nu niet meer bij, ook niet toen trombonist Joe Lindsay halverwege de show zijn kostuumbroek inruilde voor een shortje en zich kontschuddend in het zweet werkte tijdens slotnummer Shiverman.

Het oorverdovende applaus dat daarop volgde, na exact honderdtwintig minuten speeltijd, namen ze dankbaar in ontvangst. Tijd voor een bisnummer was er natuurlijk niet meer, maar de Nieuw-Zeelanders lieten ons niet gaan alvorens ons te feliciteren met ons mooie land inclusief hoofstad en club, en de “We will be back”-belofte. Dan zijn wij er gewoon weer bij, want al doen ze het tegenwoordig helemaal volgens het boekje; vervelen doen ze geen moment!

Oh ja, voor de nieuwsgierigen: het moeten er een stuk of acht geweest zijn. Of misschien toch negen. Moeilijk!

10 oktober 2013
Wouter Verheecke