Eurosonic 2014 - Groenten, engelen, schoenen en andere vreemde combinaties
Diverse locaties, Groningen, 17 januari 2014
Muziek maken met groenten, het klinkt als een lullig idee. Ook na het zien van The Vegetable Orchestra weten we niet zeker of het geslaagd te noemen is. Het is een leuke gimmick, dat wel. Fluiten waren gemaakt van uitgebeende penen, clavecimbels van wortels en als drums gebruikten ze een pompoen. Het klonk niet slecht en wat experimenteel maar al bij al werd er geen beklijvende muziek gemaakt. Die waterradijs produceerde het meest exotische geluid: het klonk als een vervormde baby. Voor een hardrocknummertje op boerenkool werden pedaaltjes gebruikt. De in klassiek zwarte kledij gehulden muzikanten kweten zich met een passend serieux van hun taak. Een leuke opener, meer niet.
Uit Ijsland. En dan is het Sigur Ros- of Björk-spook nooit veraf. En zeggen dat Oyama geen raakvlakken met beide iconen heeft zou niet helemaal met de waarheid stroken. Ook zij durven al eens in koude postrockwateren zwemmen. Maar die worden ook wel opgewarmd met psychedelica en de golven durven al eens over de rockrotsen slaan. Bovendien zorgt de duozang , de toetseniste met de gitarist of de bassist, vaak voor een soort van romantische toets, die ons aan een band als STARS doet denken. Het was in elk geval vrij spannend, telkens een nieuwe song uit de Ijslandse geisers getoverd werd.
La Femme komt uit Parijs. Ster van de groep Clémence Quélennec droeg een tabouret en wat rode lippenstift zoals pakweg Michelle dat ook doet in ‘Allo Allo’. Ze speelde op één van de vier keyboards, die op een rij waren opgesteld. Ze werd aangevuld met nog meer keyboards, drums en twee gitaren. Ze brachten leuke elektropop, in het genre van Vive La Fête, maar nog prettiger. In Le Blues De Françoise refereerden ze hard naar Bonnie & Clyde van Gainsbourg, maar de tempowisselingen gaven de song een heel eigen wending. Sur La Planche zou een hit kunnen worden zoals Let’s Go Surfing er één was voor The Drums. Ook afsluiter Antitaxi was een absurd dansnummertje. Het was pretentieloos allemaal, maar zonder echt hard te proberen brachten ze toch een goed deel van het publiek aan het dansen.
Het festival had zijn toppunt bereikt! Op de tweede dag nota bene. Want Paus (spreek uit Paoes) had net zijn zet gespeeld en het had hier mogen eindigen. Boude taal, maar toch gerechtvaardigd. Want de durf van Battles werd gecombineerd met het hardcoreverleden en twee drummers, die zorgden voor extra spankracht. Die drummers deelden trouwens het hart van hun kit door samen dezelfde kickdrum en cimbalen te bezigen. En dan was er nog de bassist, die zijn instrument geselde en voor vaak onverwachte solo’s zorgde. Iets wat ook de toetsenist-gitarist nog eens deed.
U begrijpt dat dit een hallucinant resultaat moet geven. Bovendien werd het bewonderenswaardig goed geöliede geheel nog eens aangevuurd met vaak bijna gescandeerde en soms door effectpedalen gestuurde vocals. Eigenlijk schieten woorden tekort, maar als wij u zeggen dat we nu nog staan na te trillen, overdrijven we geenszins.
Benjamin Clementine liep over van zelfvertrouwen. Het gemak waarmee hij een zaal Hollanders deed zwijgen met een koele entree en één harde pianoaanslag maakte meteen indruk. Het nummer waarmee hij aanving leek een amalgaam te zijn van popnummers uit de muziekgeschiedenis. We herkenden flarden Whitney Houston, referenties aan Talking Heads en een stukje Chet Baker, maar het bleef wel een eigen compositie. De hele schouwburg hing van de eerste minuten aan zijn lippen.
Hij ging door met pianoballads en liet bij momenten zijn indrukwekkende stem horen. Zijn zwarte klank deed zelfs denken aan Nina Simone. Zou hij genen van haar hebben geërfd? Tussen de nummers door keuvelde hij nonchalant met het publiek. Ook dat ging hem af. Kortom, Benjamin Clementine is een rasperformer met een overschot aan talent. Het zou ons verwonderen als hij onbekend blijft.
Soul uit Ierland. En waarom niet? Want dan krijg je dat sappige accentje er gratis bovenop (ook al was het lang niet altijd te horen). Hozier kreeg al meteen een warm onthaal in de Der Aa Kerk. Zijn Take Me To Church, hier en daar al meegezongen door een eenzame ziel, was dan ook helemaal op zijn plaats. En het klonk bovendien geweldig in die gigantische gewelven, bewaakt door de engelen boven het kerkorgel. Zij zagen ook dat het goed was. Als hij met band optrad, maar ook en misschien nog meer als hij het in zijn eentje deed. Bovendien waagde hij het om een klassieker als Led Zeps Whole Lotta Love te herinterpreteren en klonk het resultaat misschien minder groots, maar toch minstens even intens. “I have a skill”, hoorden wij hem in het eerste nummer zingen. U zal het ons niet horen ontkennen.
Professionelen dansen niet; dat is geweten. En wij gedragen ons liefst zo professioneel mogelijk. Maar soms kruipt het bloed waar het niet gaan kan. In onze dansschoenen dus. En daar is Eurosonic op voorzien. Er zijn clubs die tot ‘s ochtends doorgaan. Desto speelde in een club in een uithoek van Groningen - wel tien minuten wandelen - op een uur waar wij nog wat energie over hadden. Dat was vroeg dus en dat was geen uur voor dubstepliefhebbers. Nochtans was zijn dj-set aangenaam te noemen en met al die plaats op de dansvloer waagden ook wij toch voorzichtig enkele pasjes.
Engels en dus per definitie een beetje hooghartig. Zeg maar cocky, om het met een Engelse – jawel – term te zeggen. Maar mooi was het ook, wat M O N E Y liet zien en horen. En dan wordt een mens al gauw iets milder gestemd. Zanger-gitarist Jamie Lee flirtte voortdurend met mannen en vrouwen in het publiek en dreigde bovendien zijn schoen te gooien toen een gsm afging. De tweede schoen verdween trouwens iets later ook in de coulissen.
Maar aan dramatiek dus geen gebrek. De doorleefde stem en bijhorende, hooggestemde gitaar van leadgitarist Charlie Cocksedge zorgden voor het ene uiterste terwijl de baspedalen en de frequent brommende kickdrum samen met de bassist voor het broodnodige tegengewicht zorgden. En dat was mooi. Niet meer, maar zeker ook niet minder.
En waarom zou de volgende Neil Young + Crazy Horse niet uit Denemarken kunnen komen? The Wands stelden zich in elk geval uitdrukkelijk kandidaat. En hoe! Want waar ze met twee gitaren en oceanen van fuzz al de bijhorende psychedelische roezen wisten op te wekken, werden er naar het einde van de set toe nog eens twee extra gitaristen bij gehaald. De apotheose was er dan ook één om in weg te zinken. Steeds sneller werden de snaren aangeslagen om uiteindelijk in een explosie van feedback – what else? – te eindigen. Veel meer kan een mens na een lange, vermoeiende dag niet vragen. Want het energievaatje voor de vrijdag van Eurosonic werd hier ruimschoots bijgevuld.
Van de éénendertig impromptu zalen die Eurosonic telt moet de Vindicat degene zijn die het hardst stinkt. Het is een soort bouwwerf met een triplex podium en een permanente laag plastieken bekertjes en andere overblijfsels van vettige avonden. Hier speelt men meestal hardrock.
Vanavond trad Madensuyu hier op, maar wij waren er voor Kid Karate. In de flyer werden ze omschreven als iets wat op LCD Soundsystem moest lijken, maar live leken deze Dubliners eerder in de buurt van de White Stripes en onze eigen Black Box Revelation te belanden. Eén guitarist, die zingt, en één drummer; u kent de formule ondertussen wel. We waren iets te moe om de set uit te zitten, maar dat gebeurt ons nooit als de muziek écht goed zit.
Patrick Van Gestel, Kristof Van Landschoot