Elvis Costello & The Imposters - Wat we horen wilden
Openluchttheater, 26 juni 2022
"Wij gaan hier niet spelen wat jullie willen horen." Elvis Costello zei het met een demonisch glimlachje, toen hij uitlegde hoe het Rusty-project - de samenwerking met zijn voormalige kompaan Allan Mayes - tot stand was gekomen. Maar dat viel dus nogal mee.
Let wel, een optreden van Elvis Costello & The Imposters bevat altijd wel een paar verrassingen. We zouden teleurgesteld zijn, als dat niet het geval was. Maar er zijn ook the usual suspects, die aan bod komen. En soms word je dan zelf met de neus op de feiten gedrukt. Want toen iemand ons na het concert stuurde dat hij helemaal onder de voet was van de versie van I Want You, die werd opgevoerd, realiseerden wij ons dat we dit eigenlijk als "normaal" waren gaan beschouwen nadat we dat al een paar keer live hadden ondergaan. Maar dat is het dus niet: de lust, de jaloersheid, de woede die van deze live versie uitgaat, kan en mag je niet als "normaal" beschouwen, want zelden werden die emoties intenser overgebracht; zelden was een rauwe gitaarsolo meer to the point.
Maar we lopen op de feiten vooruit, want I Want You was de traditionele afsluiter van de set en er ging nogal wat aan vooraf. Vierentwintig andere songs met name. En het was uiteraard helemaal niet toevallig dat net Surrender To The Rhythm van Rusty als introductie tot de show werd gespeeld. Zo kreeg Costello meteen de kans om ons daar allemaal fijntjes op te wijzen. Even verderop, net voor Either Side Of The Same Town zou hij dat trouwens nogmaals doen, verpakt in een sappig verhaal over het ontstaan van die band.
Daarvoor waren al Accidents Will Happen en een krachtig Green Shirt gepasseerd, gebracht zoals we het van Costello kennen. Het was met andere woorden onmogelijk om mee te zingen, gezien hij de tekst steeds net iets voor (of na) de maat liet vallen, iets wat hij bijna steeds doet, als hij die oudere songs brengt, als was het om het voor zichzelf interessant te houden (hetgeen waarschijnlijk ook het geval is). Dat meezingen mocht en kon dan weer wel op de koppige versie van Good Year For The Roses verderop in de show. Meer nog, we werden er bijna toe gedwongen in Big Stars Have Tumbled, net zoals we met lichte dwang tot klappen werden aangezet voor een aantal andere songs.
Muzikaal was dit optreden, zoals telkens weer bij Costello, een feest. Want een heel spectrum tussen pop en rock werd aangestipt op steeds weer boeiende wijze. En ook de nodige uitstapjes richting bigband (Hetty 'O Hara Confidential) of jazzy blues (Big Stars Have Tumbled) werden gemaakt en gesmaakt. Costello is nooit vies geweest van experiment, welke kant dat dan ook op gaat.
Het is u ongetwijfeld al duidelijk geworden dat Costello zelf in bijzonder goede vorm was en hetzelfde kan gezegd worden van de ijzersterke Imposters, die hier met extra gitarist Charlie Sexton (ooit ook al actief bij Bob Dylan) voor een prima aanvulling hadden gekozen, die ook nog eens regelmatig met de frontman in duel ging (zoals in (I Don't Want To Go To) Chelsea). Davey Farragher wisselde elektrische en staande bas af (met het strijkerinterludium in The Man You Love To Hate misschien wel als hoogtepunt), Pete Thomas was de retestrakke metronoom van het gezelschap, terwijl Steve Nieve bijna elke song opkrikte met riedels uit de batterij toetsen voor zijn neus (gaande van piano over synth tot Hammond).
Persoonlijk waren we blij dat net Penelope Halfpenny (voorafgegaan door een schitterend verhaal over hoe hij als kind te biecht moest gaan) en What If I Can't Give You Anything But Love (naast nog een aantal andere tracks) uit de laatste plaat werden gepikt. Misschien wel omdat ze ons het meest doen denken aan de Costello van onze jeugdjaren en bovendien zijn het ijzersterke songs.
Evengoed waren we nochtans blij om eerder onbekende songs als het duo I Don't Like You Lyndon Johnson en Tipsy Woman te horen te krijgen. Want een concert van Elvis Costello & The Imposters is ook altijd een ontdekkingstocht. En dat was in OLT Rivierenhof niet anders. En dus kregen we uiteindelijk toch waarvoor we gekomen waren: een boeiend, afwisselend, grappig, emotioneel, strak, nu eens jachtig dan weer relaxt concert. Zoals we dat van Declan McManus, geen familie van worstelaar Mick MacManus, verwachten.