Dranouter 2014 - Engelen worden niet oud
Festivalterrein, Dranouter, 5 augustus 2014
Dranouter Festival betekent vriendelijke mensen, veel couleur locale en zacht glooiende heuvels waartussen zich halfweg de zomervakantie flarden muziek krinkelen. Al lang niet alleen meer folk en met de blik op het verleden, maar ook moderne, frisse klanken die weliswaar vaak in meer of mindere mate teruggaan op de traditie.
Zoals een pint de beste manier is om een kater te sussen, zo is een Latijns-Amerikaans feestje met La Chiva Gantiva de beste manier om de uitgezakte oogleden terug recht te trekken en de verzuurde dansbenen te masseren.
Niet dat veel volk deze mening leek te delen. Hoezeer frontman Rafael Espinel de tien man en een paardenkop ook aanmaande om dichterbij te komen en zijn zes kompanen opzwepend stonden te spelen, toch bleef Dranouter aanvankelijk aan de kleigrond kleven.
Maar uiteindelijk geraakte de Kayam toch vrij goed gevuld en bracht de zomerse Afro-Colombiaanse funkrock toch wat borsten en billen aan het trillen. Zelfs de mannen gooiden hun cool af en persten enkele stramme dansmoves uit de benen. Echt wild werd het pas aan het eind: te vroeg op de dag, te veel campingstoeltjes en een beetje miscast tussen Hannelore Bedert en Rosanne Cash misschien?
Die Rosanne Cash kreeg drie dingen van haar vader: een gouden stem, een pak inspiratie en… een lijst van honderd essentiële countrysongs (die pa haar op haar achttiende verjaardag cadeau deed).
Die drie zaken gebruikte ze vandaag. Daarbij vooral puttend uit 'The List' en haar laatste album ‘The River And The Thread’ waarop veel nummers staan die hun inspiratie vonden in de rijke geschiedenis van de Cash-familie en haar eigen ervaringen..
Samen met haar huidige echtgenoot (“Al twintig jaar lang, maar het voelt als eenentwintig”) John Leventhal bracht ze veertien nummers, maar het voelde als eenenveertig. De set kabbelde te veel en nooit werden we echt in vervoering gebracht ondanks het toch wel sterke songmateriaal. Leventhal leek soms over zijn snaren te struikelen en Cash zelf leek enkel “professioneel enthousiast”. Hier hadden we meer van verwacht.
Bij de Canadezen van Le Vent Du Nord brandde het heilige vuur wel. Als percussie volstonden hun voeten. De diatonische accordeon, de fiddle, de piano, de gitaar en de draailier deden de rest. U raadt het al; dit was muziek die je enkel op Dranouter of kleinere folkfestivals hoort. Canadese folk (een mengeling van sea chanty’s, Keltische folk en cajun) die een loopje nam met de tijd op twee manieren.
Enerzijds klonken de songs (zoals het in België opgenomen Le Dragon De Chimay) alsof ze uit een andere tijd kwamen, anderzijds vloog de tijd hier ook voorbij omdat je ogen en oren te kort kwam. Voor muziekliefhebbers met moderne oren klonk dit misschien als folklore, maar de bloemenmeisjes van zestien en jonger, die op blote voeten voor de banken dansten, dachten er anders over. Net als de rest van de tent trouwens, want op de duur zat niemand nog neer.
Wel helemaal van deze tijd en ook zeer straf was Gabriël Rios. Zijn album ‘The Marauder’s Midnight’ zal klaar zijn in september, maar door het speciale releaseprocedé (een song per maand) kent u daar al meer dan de helft van en Rios putte er ook danig uit.
De verloren zoon - hij spendeerde drie jaar in New York zoals u vast weet - startte alleen net als bij zijn gewone concerten solo en per song liet hij zich vervoegen door een muzikant. Bij Straight Song kwam de bassist erbij, bij Skip The Intro, de celliste en bij City Song de driekoppige blazerssectie.
In tegenstelling tot het concert dat onze man vorig najaar zag, was er in de festivalsetlist wel plaats voor enkele klassiekers als Angelhead en Broad Daylight. Dit laatste kreeg zelfs een wel heel bijzonder rockabillyjasje aangemeten.
Zo werkte Rios gestaag naar het hoogtepunt toe dat ingezet werd door het delicate Work Song, overging in de beste song van het jaar: Gold en via het nog niet uitgegebrachte Swing Low uitmondde in Police Sounds.
Even fakete Rios daarna te verdwijnen, maar we hadden nog een cover van Vamanos Pa’l Monte van Eddie Palmieri tegoed. Smaakvol concert van een echte gentleman.
Het Schotse Lau maakte het zichzelf en het publiek in de Club niet gemakkelijk met de Keltische folk tunes waarin ze op creatieve wijze omgingen met accordeon en samples. Rasmuzikanten dat wel, maar zelfs voor het Dranouterpubliek duurde het allemaal wat lang en staken de composities te ingewikkeld in elkaar. Naar het einde toe werd het beter, maar toen was twee derde van de banken al leeg. Alleen de Schotse jongeren die afgekomen waren in het kader van Flanders Ethno gingen uit hun dak.
Een uur later besteeg de groep die we hier drie jaar geleden een banjo zagen breken onder luid tromgeroffel het podium van de Club. Toen al wisten we: dit wordt groot. En kijk, Geppetto & The Whales toonden meteen wat we al eerder opmerkten: een enorme evolutie.
De banjo en de bijhorende vrolijkheid raakte wat op de achtergrond ten voordele van melancholie en soms stuurloos lijkende, psychedelische stukken waaruit dan toch weer telkens een mooie melodie ontsprong. We telden slechts tien songs in dit uur, dus dan begrijp je wel dat de Kempenaars de tijd namen.
Wel gebleven waren de wonderlijke samenzang en de vele meisjes op de eerste rijen en er mocht ook al eens meegefloten worden zoals in Cocklane Ghosts. Noem ons wat je wil, maar wij vinden Geppetto & The Whales nog altijd het best wanneer ze zichzelf durven beperken. We misten dan ook Time, Juno en Oh My God maar we genoten van 1814, Jonathan en Duquesne’s Horse.
De ene jarige mocht de andere afsluiten in de grote tent. Laïs bestaat twintig jaar (half zo oud als het festival dus) en brak hier in 1996 door. Een moment dat duidelijk nog altijd grote emoties opriep bij Nathalie Delcroix, Annelies Brosens en Jorunn Bauweraerts. Ook veel folkliefhebbers koesteren die tijd. Laïs zorgde toen zelfs voor een echte heropleving van hun favoriete muziekgenre en stond zelf twee keer op Werchter.
Twintig jaar later zijn hun “kannekes” al lang niet meer proper (dixit Brosens), maar hun keelgeluid klinkt nog altijd even helder en krachtig. Gesteund door een band waarin topmuzikanten speelden als Bjorn Eriksson, Hans Quaghebuer, Thomas De Smet, Stoffel Verlackt, Geert Waegeman en gastbijdrages van Stefan Timmermans kon dit dan ook niet fout gaan.
Voor hun verjaardagsfeestje stelden de drie dames een eigenzinnige setlist samen. Uiteraard werd het vooral uit de debuutplaat geput (zeven songs). De andere platen kwamen er bekaaid vanaf: twee uit ‘Dorothea’, eentje uit ‘Douce Victime’ en eentje uit ‘The Ladies Second Song’ en dat was het. Al de rest bestond uit Zweedse en Bosnische traditionals en covers van o.a. Bob Dylan (One More Cup Of Coffee (Valley Below)) , Linda Perhacs (Chimacum Rain), Joan Baez (Matty Groves) en The Stanley Brothers (Angel Band).
Met een catalogus als die van Laïs werden er dan ook een pak songs gemist. Geen Doran, De Wereld Vergaat, Dorothea of Rinaldo bijvoorbeeld en dan beperken we ons nog tot de meest bekende.
We onthouden echter een dynamische set waarin a capella nummers (In The Heart, Het Zoutvat en Zeven Steken) werden afgewisseld met energieke uitvoeringen van De Wijn, Le Renard Et La Belette, Kanneke en een rockabillyversie van Les Triplettes De Belleville. ’t Smidje leidde zelfs tot de Dranouterversie van een moshpit: een wilde jig.
Daarna volgde nog vooraan op het podium een a capella versie van Angel Band. En ja, zo klinkt Laïs nog altijd. Engelen worden nooit oud.
In het voorjaar van 2015 trekken de dames naar de culturele centra van Vlaanderen. Benieuwd of ze daar hetzelfde gaan brengen. Hier was het alvast een waardige afsluiter.