Down The Rabbit Hole 2019 -

Down The Rabbit Hole, 5 juli 2019 - 7 juli 2019

Down The Rabbit Hole 2019 -

Speelden België en Nederland met dEUS en De Staat de eerste dag nog gelijk, dan kwamen de Nederlanders vandaag niet eens aan spelen toe. Toch niet op het grote podium. Maar onze noorderburen gaven ons wel een les in openheid. Of is het maar een indruk dat Nederland veel meer openstaat voor onze bands dan omgekeerd? Hoe dan ook: op dag 2 was het uitkijken naar SONS en Balthazar. Hoe zij het er van af brachten, leest u hieronder.

“We hebben net vernomen via de organisatie dat deze tent helemaal kapot mag", grapte Robin Borghgraef drie songs ver in de set. Dat moesten de jongens van SONS geen twee keer zeggen. De fans surften al vanaf opener Family Diner over de handen van de volgepropte Fuzzy Lop en sprongen en zongen alsof hun levens ervan af hingen. “Die mannen zijn goed bezig”, spoorde De Borghgraef hen nog aan, en zette toen Lonely Boy van The Black Keys in. Het gevolg laat zich raden.

Naughty was bij geen enkele band zo'n toepasselijke songtitel als bij de Melseelse zonen on speed. Bewees dEUS gisteren dat zij de oude meesters waren van de Belgische indiescene, dan bewees SONS dat de toekomst verzekerd is. De nummers van dit viertal mogen dan wel (nog) niet zo ingenieus ineengeknutseld zijn als die van Barman en de zijnen, SONS compenseert dat ruimschoots met catchyness en power.

Het nummer Skin bewees nochtans dat de jongens meer kunnen dan een uur lang raggen. Maar zelfs dat doen ze dan weer als de besten. Down The Rabbit Hole raakte helemaal het noorden en alle andere windstreken kwijt bij de bom die Tube Spit heet. Mensen moesten naar buiten om snakkend naar adem te happen. Keep On Going, heren van SONS, de grote podia zijn maar een kwestie van tijd.

Op het grootste podium trapte een andere Belgische band af, net toen de gitaren van SONS eindigden in feedback. Balthazar heeft ondertussen al een serieuze status veroverd. En ondanks een pauze en tal van nevenprojecten kwam de band begin dit jaar keihard terug met ‘Fever’, en I’m Never Gonna Let You Down Again was hopelijk een belofte aan de fans.

Helaas hadden Maarten Devoldere en Jinte Deprez typisch Belgisch weer van de vorige eeuw meegebracht. Een milde motregen bluste weliswaar het stof op de ondertussen niet meer zo Groene Heuvels, hij joeg ook een pak mensen naar de tenten toen hij bij Grapefruit overging in een zwaardere variant.

Tegelijkertijd bleef er toch een pak volk staan, en nooit eerder zagen we zoveel mensen zwoel dansen op Down The Rabbit Hole. De zwoele grooves van onze landgenoten lenen zich daar natuurlijk geweldig goed toe. “Raise your glass to the night”, zong Devoldere. Hij had er “to the rain” van kunnen maken, want Balthazar maakte er ondanks alles een feest van. Bij Changes zocht Devoldere zelfs het publiek op. Dat veroorzaakte een golf van enthousiasme en de menigte sprong nog een keer extra op en neer als wou ze de druppels zo van zich af schudden.

Met een broeierig en uitgesponnen Fever en een striemend Entertainement zette Balthazar de kroon op deze festivalshow. De volhouders wonnen nog maar een keer.

Ondertussen was Ólafur Arnalds begonnen aan zijn show in de Teddy Widder. De grootste tent van het festival stond vol met schuilende mensen die niet meteen voor de muziek kwamen en de IJslander had nog wel meer problemen. Nog voor de eerste tonen uit zijn piano dwarrelden, bleek zijn laptop geen teken van leven te geven. Ook verder in de set bleef de multi-instrumentalist kampen met technische problemen. “We have to change the cable”, klonk het wanhopig.

En dan was er nog de regen die maar bleef neerkomen op het zeildoek van de tent en zowaar de ijle muziek overstemde. Geen ideale omstandigheden dus, maar voor wie de oren spitste en de ogen sloot, was dit toch een verademing tussen alle muzikale geweld van de andere podia door. Met drie violisten, een celliste en een inventieve drummer mee op het podium creëerde Arnalds ondanks alles een uur van schoonheid. Hij had beter verdiend.

Zes jaar. Zo lang hadden de fans moeten wachten op een nieuw album van Vampire Weekend. En onlangs was het dan zover: ‘The Father Of The Bride’ was daar en het album verraste. Het was fris, maar onconventioneel. Hoe zouden de songs live klinken? Wel, we kunnen kort zijn: fantastisch! “No time to discuss it.”

Dat waren ook de eerste woorden die Ezra Koenig door de speakers joeg. En vanaf die eerste woorden en noten van Bambina voelde je een golf van positieve vibes over Down The Rabbit Hole waaien. De band had er duidelijk zin in, de fans waren meer dan klaar en zelfs de weergoden raakten in een goede bui. Na nog een paar plagerige druppels, klaarde de hemel op. Op het podium kregen we White Sky en in realiteit een regenboog aan de hemel. Wat een magisch momentje, zo om kwart voor tien ’s avonds.

Uiteraard kwam niet alleen het recente album aan bod. Cape Cod Kwassa Kwassa zorgde voor euforie en ook het heerlijke Step met zijn pseudo klavecimbelwatervalletjes zat al vroeg in de set. In Sympathy mocht de in opvallende fluo kleren uitgedoste Brian Robert Jones op zijn roze gitaar een Jimmy Hendrix-moment beleven, en de hele band leefde zich eens lekker uit op de SBTRK-cover New Dorp. New York. Hoewel, cover… dat nummer was altijd al een beetje van Koenig.

Harmony Hall werd vanaf het eerste gitaarloopje herkend en uit duizenden kelen klonk het: “I don’t wanna live like this, but I don’t wanna die.” Dat was echter nog niets met wat er gebeurde bij Cousins en A-Punk. Eerstgenoemde was goed voor uitzinning op en neer springen en bij A-Punk werden grote wereldbollen (bekend van de cover van ‘Father Of The Bride’) door de massa doorgegeven terwijl unisono en telkens op het juiste moment “Hey hey hey hey!” werd geschreeuwd en uitzinnige danspasjes ten berde werden gebracht.

Als afsluiter werd gekozen voor Jokerman van Bob Dylan. Beetje vreemde keuze na de uitzinnig meegezongen klassiekers, maar wel goed voor een algemeen gevoel van eenheid. Wereldvrede was nog nooit zo dichtbij als dit uur van Vampire Weekend. Beste show ook van de dag en tot hiertoe zelfs van de twee dagen.

Heel wat serieuzer ging het eraan toe in de Teddy Wilder-tent bij Thom Yorke. Die was trouwens veel te klein voor de legendarische Radiohead-frontman. En omdat we tot aan de laatste noot van Vampire Weekend hadden genoten, zat er voor ons niets anders op dan op een heuveltje voor een groot scherm te gaan zitten. Was er trouwens vandaag niet nog veel meer volk dan gisteren? Zo voelde het althans.

Dat was nog niet eens zo’n gekke keuze, want toen we toch even via de achterzijde van de tent naar binnen blikten, werden we verblind door de felgekleurde visuals die achter Yorke en zijn maatjes Nigel Godrich, Traik Barri en Oliver Coates werden geprojecteerd.

Hoofdmoot van de set was uiteraard ‘ANIMA’, het pas verschenen album, maar gelukkig diepte Yorke ook uit zijn oudere solowerk op. Dat leverde vreemde wissels qua stemming op. Het ging van voorzichtig dansbare nummers zoals Harrowdown Hill en The Clock over een verstild pianonummer als Dawn Chorus tot ziedende clubbangers als Default.

We hadden niet veel verwacht van Yorke, die – dat vinden wij toch – soms klinkt als een overjaarse zeur. Maar de man was in grote vorm en bewees van grote klasse te zijn.

Nog meer legendes, visuals en dansbeats uiteraard bij Underworld, dat dag twee mocht afsluiten. De band rond Karl Hyde bracht onlangs nog eens zes nieuwe songs uit, maar blijft uiteraard het bekendst van Born Slippy, hun Trainspotting-anthem.

Van de nieuwe songs, haalde trouwens enkel Border Country de setlist, die door Hyde en zijn kompanen samengesteld was met maar één missie: Down The Rabbit Hole te laten kreunen onder zware bassen en die dansbenen, die nog niet moe waren van bij Yorke, nogmaals in beweging te krijgen. Hyde gaf trouwens zelf het goede voorbeeld. Van Two Months Off tot en met een allesvernietigend Born Slippy (NUXX) liet hij zijn energie de vrije baan. Wie kon daar stil bij blijven staan?

Down The Rabbit Hole, 07-07-2019

 

7 juli 2019
Marc Alenus