Dour Festival - Extremen

Festivalterrein, Dour, 21 juli 2010

Vreemde dingen gezien op vrijdag : rasechte Americana van een Franse groep (Coming Soon), excentrieke geluidsexperimenten (Zu vs Dälek, South Central) en de meest sublieme reggae (Michael Rose) en hiphop (Flying Lotus). Het motto "Voor elk wat wils" kon niet meer van toepassing zijn.

Dour Festival - Extremen



Ook voor vreemde vogels als UFO Goes UFA (Petite Maison Dans La Prairie) was er plaats op Dour. Een drumster in een luipaardpak (inclusief staart) die bovenop de basdrum zat, een zanger die ook al ontsnapt leek te zijn uit het dichtstbijzijnde opvangcentrum en een gitarist die zijn instrument met de nodige grimassen folterde. De muziek die dit zootje produceerde, paste daar volledig bij : psychedelische, uitwaaierende, trage songs. Het handvol aanwezigen was ongetwijfeld gecharmeerd.

Met een naam als The Bones (Eastpak Core Stage) kan je niet anders dan rammelende punkrock spelen. En hoewel het zijn charme had, waren we er na drie nummers wel op uitgekeken.

De mensen die nog aan het dromen waren, konden in La Petite Maison Dans La Prairie de prachtmuziek van Syd Matters beluisteren. De Parijse band bracht hoofdzakelijk nummers met harmonisch koorgezang. Daaruit bleek dat de bandleden niet alleen geweldig konden zingen, maar ook nog eens verschillende instrumenten bespeelden. Zo werd er overgegaan van piano naar gitaar, van gitaar naar dwarsfluit en van zang naar piano om bij het volgende nummer weer van plaats te wisselen. Een rijk muzikaal universum met andere woorden.

Het optreden van de Franse groep Coming Soon (Red Frequency Stage) werd erg gesmaakt. Naar eigen zeggen kan hun muziek omschreven worden als een combinatie van Dylan, Pavement en de donkere kant van Johnny Cash. Wij zagen er eerder The Jayhawks in, maar dan zonder de harmonieën en met de wat eentonige zang die groepen als Violent Femmes kenmerkt. Noem het dwarse Americana, zo u wil, maar dan wel uit Frankrijk. Elk van de groepsleden kreeg uitgebreid de kans zijn eigen nummers voor te stellen, al was het vooral cowboy Howard Hughes die met stetson en gouden jasje de visuele show stal. De nummers waren eenvoudig en afwisselend en de band liet een ontspannen en geïnspireerde indruk.  Vooral de erg jonge drummer Leo Bear Creek was een opmerkelijke verschijning, al hebben we nog dergelijk jong grut aan het werk gezien.

Waar de oude garde het vrijdag liet afweten, zorgde de nieuwe lichting zaterdag voor de bevestiging, te beginnen bij Typhoon (Club Circuit Marquee). Die zetten net als in de ABclub weer een sterke show neer. Doordacht en helder rapte Glenn de Randamie over de strakke beats die zijn dj aanvoerde. Het album ‘ Tussen Licht En Lucht’ kwam uitvoerig aan bod en het optreden kende een hoogtepunt bij het scanderen van “Typhoon Bumbaye”, naar het voorbeeld van Ali’s Rumble in the Jungle. Geen typische hiphop-opschepperij, maar openhartige Nederhop.

Zoals steeds kreeg ook reggae zijn verdiende plaats op het hoofdpodium. Midnite (Last Arena) is één van de minder gekende acts, maar al gauw bleek dat ze hun plaats hier waard waren. Rootsreggae volgens het boekje. Van animo was er echter weinig sprake. De sfeer bij latere reggae-optredens zou heel wat beter zitten.

Met reeds drie releases op Warp, waaronder het recente ‘Los Angeles’, is Flying Lotus (Club Circuit Marquee), het neefje van Alice Coltrane, goed op weg om een gevestigde waarde in de underground hiphopscene te worden. Hij begon zijn set met rustige, vloeibare beats en probeerde het publiek toch wakker te schudden door enthousiast mee te bewegen. Af en toe voegde hij een bekende instrumental aan de setlist toe, zoals Addictive van 'Truth Hurts'. Op het einde toe trok hij alle registers open met zwaardere bassen, dubstep en zelfs jungle. Dat de donkere sound uit Bristol tot zijn inspiratiebronnen behoorde, was overduidelijk en resulteerde in een originele beat-orgie.

Met een naam als Zu vs Dälek (Petite Maison Dans La Prairie) wist je al vooraf dat je niet met een doorsnee hitparadegroepje te maken zou krijgen. Zu is een Italiaanse avantgardegroep die met bas, drums en baritonsax improvisaties maakt die de grenzen van de populaire muziek opzoeken. Dälek bestaat uit een dj/geluidskunstenaar en een mc, die ook niet vies zijn van een experimentje meer of minder. De geluidscollages waren vreemd genoeg vrij melodisch. Nergens werd het experiment zo extreem dat het onbeluisterbaar werd.

Met South Central (Dance Hall) kregen we jong geweld uit Brighton voorgeschoteld. De oren van menig toehoorder suisden na hun doorgang nog uren na. Ze brachten schreeuwerig werk zoals Higher State Live, maar toonden zich ook van hun zachtere kant in AEON of Revolution. Zelf klasseren ze zich onder punk, elektro en experimental. Na hun optreden in de Dance Hall kon je het zo verwoorden: een goede, soms harde mix van het Goose en The Killers. South Central mag dan tot de ordinaire ‘bands met de kap op’ behoren, hun muziek is steengoed.

Elk jaar zijn er op eender welk festival enkele groepen te vinden die onderweg hun bagage verliezen. Deze keer was het de beurt aan Miracle Fortress. Wie uitkeek naar deze pocketversie van Arcade Fire in La Petite Maison Dans La Prairie, werd een beetje teleurgesteld. Miracle Fortress moest instrumenten lenen van andere groepen, waardoor hun eigen sound zoek was. Toch hebben ze het er gedurende twintig minuten niet slecht van afgebracht. Om het met de woorden van bassiste Jessie Stein te zeggen: “It feels like walking down the street and having success at the same time.”[pagebreak]

De Dance Hall zat afgeladen vol voor de doortocht van I AM X. Het moet voor dergelijke vleermuizen een marteling zijn om bij daglicht hun kunsten te vertonen. Van lichtschuwheid was nochtans geen sprake. Chris Corner en zijn band kregen de toeschouwers moeiteloos op de knieën. Nummers als Bring Me Back a Dog werden woordelijk meegebruld. Sinds zijn vorige doortocht op dit festival hebben deze extravagante zwartrokken duidelijk een meer dan behoorlijke fanbase in deze contreien. Toen het publiek dan ook smeekte om toegiften, werd daaraan graag voldaan zodat met een zinderend After Every Party I Die afscheid werd genomen.

Al sinds 1975 bouwt Steel Pulse (Last Arena) aan de weg van Jah en nog steeds rocken de heren een behoorlijk eind weg, ook al zat er toch wat sleet op de stem van David Hinds. Met een blakende zon in de rug ging de Last Arena maar al te graag mee in de riddims . De zomer leek eindelijk te gaan beginnen en Steel Pulse zorgde voor de soundtrack.

Hoewel ze net iets te vroeg op de avond geprogrammeerd stonden in de Dance Hall, bracht het Zweeds-Britse dj-duo Punks Jump Up het publiek alvast in een heuse partymood. Wie op hun uiterlijk afging en eighties- en ninetiessongs verwachtte, kwam bedrogen uit. Enkel Just Can’t Get Enough kon aan die eisen voldoen. Voor de rest speelden ze remixes van Alter Ego, The Gossip en Yelle. Weinig originele nummerkeuzes, maar wel één groot feest!

Op festivals is het nu eenmaal de gewoonte om een greatest hits-set te spelen. Dat was ook het geval bij Michael Rose (Last Arena), met dit verschil dat hij slechts zelden België aandoet. Het was dan ook geweldig toen de bezieler van Black Uhuru Sponji Reggae inzette. Rose was duidelijk in een goede bui en nam regelmatig de tijd om aan de zijlijn de nodige ganja tot zich te nemen. Zijn groep speelde een hechte set en bewees hiermee nogmaals dat rootsreggae nog steeds populair is. Naast hits als Police And Thieves kwamen ook enkele songs van zijn nieuwe album aan bod. De sfeer tijdens het concert zat zo goed dat alles vlotjes werd geslikt. Daarmee willen we helemaal niets afdingen op de kwaliteiten van deze band. Uiteraard werd er – naar goede gewoonte bij reggaezangers - een loopje genomen met het tijdschema, zodat een stomend Guess Who’s Coming To Dinner ruim een kwartier na het voorziene einde zorgde voor een afscheid met een knal.

Aan de website van Andy Jenkinson te zien, is de man een beetje blijven steken in de eerste helft van de jaren negentig, toen acid house, rave en hardcore regeerden over het Engelse land. Na een eerste luisterbeurt klinkt zijn techno gedateerd en soms zelfs slecht, maar na enkele pogingen herken je de subtiele verwijzingen naar de geschiedenis van de housemuziek en kom je tot de vaststelling dat de broer van Squarepusher wel in staat is om mooie melodieën te creëren. Dat was ook te merken aan zijn liveset die voldoende afwisselde tussen de hierboven vermelde genres. Terwijl house en techno vandaag dichter bij elkaar liggen door de minimale trend, blijft Ceephax Acid Crew (La Petite Maison Dans La Prairie) koppig tegen de stroom ingaan en presenteerde hij een elektronische mix die het jonge publiek waarschijnlijk niet gewoon was. Voor elke liefhebber van de legendarische Roland-drumcomputers was dit echter vingers aflikken.

Waar religie voor reggaeliefhebbers een excuus is om van de geneugtes des levens te kunnen proeven, is de god tot wie David Eugene Edwards zich wendt een harde, repressieve god. Dat bleek al uit de muziek die hij met Sixteen Horsepower maakte en ook Woven Hand (Red Frequency Stage) zit in hetzelfde straatje, al leunt dat laatste project dichter bij rock aan. Maar op een podium is Edwards de bevlogenheid zelve. Als een oude indiaan gezeten in het centrum van het podium leidde hij zijn band doorheen de zondige festivalwereld, zoals Mozes het uitverkoren volk door de Rode Zee gidste. De intensiteit die van zijn aangezicht was af te lezen, was zoals steeds bijzonder groot. Bovendien speelde de band alsof hun leven ervan afhing. Dit soort rootsmuziek zou iedere atheïst kunnen bekeren. Je mocht nog zo’n afkeer hebben van het genre, je kon niet anders dan onder de indruk zijn.

Voor de hardere breakcorefans stond er de derde nacht naast X&Trick ook Drumcorps op het programma. Wie zich even wou laten gaan in een wereld van chaos, was in La Petite Maison Dans La Prairie aan het juiste adres. Drumcorps bracht een overweldigende mix van hardcore en breakcore. Met zijn gitaar, laptop en lange zwevende dreadlocks deed de Berlijnse Aaron Spectre de tent ontploffen. Eén ding staat vast: nummers als Thin Retro God en bij uitbreiding alle andere nummers zijn niet voor gevoelige luisteraars bestemd.

21 juli 2010
Patrick Van Gestel