Dour 2019 - Dag 2: beestenfeesten
Dour, 10 juli 2019 - 14 juli 2019
De voorzichtige eerste bands, de eerste echt grote headliners en een broeierig avondprogramma: er viel behoorlijk wat te beleven op de tweede dag van Dour.
Ten eerste: Lenny Pistol. Wat een charismatische band, zeg. Met een denderend applaus van tien man en een paardenkop werden ze verwelkomd in Le Labo. Zo weinig volk was onterecht, want de band bleek bijzonder gedreven en getalenteerd. De lo-fi pop, die ze speelden, was krachtig, verfijnd en ongelooflijk meeslepend. Al van bij de eerste gitaarnoot wist de band het publiek in een wurggreep te nemen. En daar kwam het niet meer uit. De stem van de twintigjarige leadzanger paste perfect in het bedje van dromerige instrumentaaltjes dat de band neerplantte. Zo werden we onder meer overdonderd door het overweldigend intieme Pistil Boy. Goed, de jonge groep had nog wat last van kinderziektes. Zo zette de toetsenist per ongeluk de verkeerde melodie in en sukkelden ze wat met de gitaarpedaal, maar dat kan elke band overkomen. Feit blijft dat de zanger over behoorlijk wat charisma beschikt (soms zelfs te veel: hij kronkelde wel eens over de grond met zijn gitaar, terwijl het vooral de collega-gitarist was die de solo speelde) en wist iedereen zo te bekoren.
Niet veel later was het aan Hubert Lenoir, eveneens een jonge knaap, om te tonen wat hij in zich had. Behoorlijk wat, zo bleek. Met de attitude van een heuse diva (hij klom zelfs op de lichtconstructies, tot ongenoegen van de security) bracht hij dynamische nummers als Ton Hôtel en (onze favoriet) Recommencer. Het jazzachtige Momo werd er eveneens doorgeramd, maar eindigen deed hij met een knal: een stevige cover van Smells Like Teen Spirit. Tot tweemaal toe deed hij een "mic drop". Alleen gooide hij de microfoon effectief met volle kracht op de grond in plaats van die te laten vallen.
De eerste act in The Last Arena (aka de mainstage) kon ons jammer genoeg een pak minder bekoren. Het uit New Orleans afkomstige Tank And The Bangas heeft weliswaar behoorlijk wat goede muziek onder de arm, maar slaagde er desondanks niet in om die overtuigend te brengen. Vooral de slecht op elkaar afgestemde instrumenten (de sax werd bijvoorbeeld veel te vaak bedolven onder de andere instrumenten) vormden een struikelblok. De lieftallige Tarriona Ball probeerde de meubelen nog te redden met haar charisma. En dat lukte deels: haar dansmoves wisten de sfeer er wel in te houden ("Shake ya booty!" riep ze tijdens Hot Air Balloons en ze deed het even voor) en ook de verhaaltjes, die ze ophing aan de nummers, waren behoorlijk entertainend (bij Spaceships bijvoorbeeld), maar het bleek niet genoeg om het matige concert te redden.
Eveneens present: Vince Staples. Die toonde zich heer en meester van alle rappers die we tot nu toe zagen. En waarschijnlijk ook van wie we nog zullen zien. Als een roofdier, zonder dj, maar met een spelende tape, sloop hij over heel het podium. Vanaf Fun! werd al het al meteen duidelijk: Staples is er voor de rap en de performance, niet meer en niet minder. Refreinen liet hij over aan de spelende tape, zodat hij, woest naar het publiek kijkend, adem kon halen om vervolgens met een stevige verse van wal te steken. Dat was zo op Yeah Right, maar ook 745, BagBak en Blue Suede. Meer dan eens zette hij het publiek, dat stond te springen voor een moshpit, op het verkeerde been door de drop af te kappen. Typisch Vince Staples.
Deze rapper kwam gewoon tonen wat hij kon en daarmee onderscheidde hij zich van de andere rappers die we zagen, die vooral een hype willen veroorzaken. Enfin, hij knalde nog wat nummers uit het nieuwste album door de speakers, zo nu en dan polsend of het publiek zich nog vermaakte ("Ja? Goed om weten", was de reactie dan), versprak zich ("Thank you Dublin! Oh, we're not in Dublin, are we?") maar bewees vooral dat hij de baas was. No nonsense voor deze rapper, enkel puur vuur. En zo belandden we, na een kijkje genomen te hebben bij Death Grips (die zonder ook maar één enkele pauze speelden) al veel te snel bij het avondprogramma.
Overweldigd werden we door de Franse Møme, die met zijn dromerige chillwave (dikke, warme synths en ijle beats) de tent tot op de grond afbrak. Verstopt in een soort pokébal gaf hij een performance à la Petit Biscuit: vingervlug werkte hij met drumpads en synthesizers en liet daarnaast zijn talent op de gitaar zien. Playground en Aloha waren natuurlijk de grote publiekskrakers, maar ook nummers als Alive waren één en al genot.
Van de dromerige Møme vielen we dan weer in de snoeiharde Gramatik. Die opende met Future Crypto. En dat vat zijn set zowat samen: donkere melodieën, zware bassen en nauwelijks rustpunten. Opmerkelijk: de legende bracht voor de gelegenheid een gitarist mee, die de "leegte" na de drops interessanter moest maken. Tijdens Goldilocks Enigma kwam dat bijvoorbeeld fantastisch tot zijn recht.
Ook aan de andere kant, in de Red Bull Elektropedia Balzaal, ging het er hard aan toe. Pendulum gooide er de ene agressieve plaat (The Island) na de andere (Bonfire-remix) op. Nog even piepten we binnen bij Clozee, die als rijzende ster binnen de elektronische scene wordt gezien, om te zien hoe zij de stage kundig afbrak. En dat is niet overdreven: die basmuziek met tropische invloeden is inderdaad een verfrissend staaltje muziek.
Zo dansten we de nacht in. Op naar dag drie!