Dour 2016 - Topdagje!
Plaine de la Machine à Feu, Dour, 17 juli 2016
Weet je waarom we zo van Dour houden? De muzikale ontdekkingen loeren om elke hoek en overvallen je op de meest onverwachte momenten. We waren het terrein nog niet op - letterlijk - of we hoorden in de verte al veelbelovende klanken uit La Petite Maison Dans La Prairie onze richting uitwaaien.
FEWS vonden het zelf allemaal een beetje vreemd, zo om vier uur 's middags op een veel te hoog podium en voor een veel te grote, lege frontstage spelen. Maar wat we zagen, was een performance om u tegen te zeggen. Eindelijk nog eens een band die een vers vaatje postpunk op de kop kon tikken.
Voeg daarbij een deels innemende, deels enigmatische frontman (iémand moet toch eens zeggen dat hij qua mimiek op Rowan Atkinson lijkt!?) en je denkt bij jezelf dat de rest van de bands, die vandaag nog de revue passeren, hun beste beentje zullen mogen voorzetten. Na Zlatan en The Zoo leek het viertal iets te vlug door de setlist te zijn geraasd. "Hoe lang hebben we nog?". "15 minuten!" riep een toeschouwer en de band stak afsluiter Ill dan maar in een lekker lang uitgespannen jasje. En in de gaten te houden band! Halfvijf 's middags en al een voldane muziekhonger. Dank u Dour; dank u FEWS (cd).
Reeds vroeg op het hoofdpodium een stevige portie reggae en “fajah” met de energieke rasta uit Matinique. Twee dagen nadat Reggae Geel besloten had Sizzla definitief te schrappen van zijn affiche (opvallend hoe de naam op elke affiche met tape overplakt was), heeft Dour een alternatief gevonden. De energieke, razendsnelle raps en toasts in stevig gruntende ragga en dancehallsongs ging Yaniss Odua goed af. Helaas was de set van de Franstalige zanger wat rommelig en vielen in de meer gezapige rootsmomenten de wankele harmonieuze chants wat uit de toon. Extra bonus wel voor de gitarist van zijn vaste Artikal Band, die zelfs Jimi Hendrix-gewijs met de kin wist te soleren (jg).
Aanschuivend aan de bonnetjesstand hoorden we de volgende band in Le Labo aan hun set beginnen. Toch eerst even checken, dachten we. "On s'appelle J.C. Sàtan et on fait du rock". Zo eenvoudig kan het zijn. En de eenvoudige vlag dekte wel degelijk de lading die zou komen.
De sound bevond zich op het kruispunt van stoner-, post-, punk- en gewoon vettige bluesrock. Een kruispunt waar alle lichten op groen stonden en de nuances op elkaar inbotsten. Toegegeven, we hebben serieuze vooroordelen bij het concept “Franse rockband”, maar deze drie mannen en twee vrouwen uit Bordeaux sloegen die met de wapens genaamd gitaar, drums en geschreeuw in een halve set aan diggelen. U hoort ons al komen: alweer een naam om te onthouden (cd).
Dour goes Tomorrowland met de mashupset van de Sloveense producer Gramatik. Een powerbreak van trap, dubstep, bigbeats en house bomvol samples en herkenbare songs werd in tempo op het publiek afgevuurd. Moby? Check! George Clinton? Check! Chemical Brothers? Check! Zelfs de jarenvijftigswingbeats gingen mee door de mangelmolen. Vlaggen van vele verschillende landen wapperden in de lucht, vermengd met het stofzand van springende, juichende jongeren. Voorgeprogrammeerd, maar efficiënt. Enkel de meerwaarde van de gitarist op het podium wiens bluesy solo’s ver in de mix zaten, bleef hier beperkt tot “extra dynamiek” (jg).
We bleken twee versies van het uurschema op zak te hebben. Eentje kondigde Allah-Las aan om halfzes, het andere King Khan. Terug aanbeland in La Petite Maison zagen we bij wijze van compromis beide acts op het podium. King Khan kondigde op zijn eigen wijze de retro-rockers uit L.A. aan en bleef nog een beetje tussen de muzikanten rondhangen (later stond hij in de coulissen een erg druipend stuk fruit te eten).
De op sixties leest geschoeide deuntjes van The Allah-Las waren nogal onderling inruilbaar, maar vormden desalniettemin een welgekomen intermezzo. De fans werden ook vergast op een handvol nieuwe songs waarvan wij vooral 200 Santa La Brae onthouden. Catamaran sloot de set af (cd).
En toen was het tijd voor King Khan en zijn (naar eigen zeggen “sensational”) Shrines. Wie hem een paar jaar geleden in Dour zag verbroederen met Connan Mockasin, had King Khan stevig aangekruist op het zaterdaglijstje. Wij dus ook. En ja, het werd weer een show waarbij je, als je één seconde niet oplette, iets miste.
De persfotografen wisten niet waar eerst kijken en klikken (bijvoorbeeld op King Khans licht onappetijtelijke pakje met uitgesneden cirkels op de behaarde billen). We zagen al zangers en gitaristen het publiek induiken, maar een toetsenist met keyboard en al? Zotjes! Cultheld King Khan eerde zijn eigen helden (Little Richard, Sun Ra) en een resem bands die op de affiche staan vandaag (Allah-Las, J.C. Satan).
De vriend - ja, na het optreden waren we allemaal King Khans vrienden - die we trouwens het meest tegenkwamen aan andere podia vandaag, was inderdaad King Khan - respect! Naast het draaiboek voor het ideale feestje, had de band ook een boodschap meegebracht. I Wanna Be A Girl was een oproep om transseksuelen beter te beschermen, Children Of The World om gewoon met zijn allen rasoverschrijvend samen te leven. Krankzinnige band die je net als The Flaming Lips minstens eens in je leven moet hebben gezien (cd).
Wat een energie. Wat een overgave op de Cannibal Stage. Met zijn dertienen op het podium maakte Le Bal Des Enragés, de Manu Chao van de metal en punk, het publiek compleet gek. Een allstar coverband inclusief clowns, Braziliaanse danseres met pyropluimen, vuurspuwende hoofdtooi en carnavaleske tweedehandsplunjes. Verder wisselde de band voortdurend van line-up en frontman, aangevuurd door twee drummers. Zo schipperde deze energiebom tussen bluesrock (The Stooges, MC5), punk (Sham 69, Fugazi, Dead Kennedys), powerrock (Rage ATM, Nirvana) en stevige meebrul-hardcore (Hatebreed, Refused) met een spontaniteit die puur respect afdwong. Met de vlam in de pijp en eeuwige afsluiter Vive Le Feu (Les Béruriers Noirs) brulden band, roadies en publiek zich bij zijn derde passage stevig de Dour-annalen in.(jg)
Dour is altijd al een reggaefestival geweest. Dat wordt nog steeds geëerd met verborgen grootheden als Alpha & Omega, goed verscholen in de dubcorner. Opgewarmd door zoon Alpha Steppa, vuurde de gepassioneerde, bejaarde Christina Woodbrigde stevig zinderende dubsongs op de menigte af. Seismografische bassen kwamen tot leven in de onderbuik terwijl zinderende, profetische of zelfs politiek geaspireerde chants van ondermeer Gregory Isaacs of Big Youth de menigte bezweerden. (“What happens in Paris? / People get shot in the streets / We’ve never seen this /. Is there justice”?) Af en toe vielen ook vaste bandzanger Dan I of de bevallige Nishka live vocaal in, de zang netjes verknipt in na-echoënde boodschappen. Spirituality? Zeker. De eenvoud van dit soundsystem sierde. Een enkele cd-speler en een haperende laptop verplichtten om de diverse plates, die vol extra echo’s en effectjes werden gestoken, volledig uit te laten zingen en swingen.(jg)
"Wij hebben negen podia, meneer", dus kiezen is verliezen in Dour. Na hun sterke set op Sonic City vorig jaar, keken we uit naar het optreden van Protomartyr in Le Labo. King Khan had ons tot het eind aan de lippen gehouden zodat we maar de slothelft van Joe Casey en de zijnen konden meepikken. Via een wel heel kort streepje neo-new wave van The Soft Moon en de nodige vettigheid van de eetstands (andalouse én americaine was echt wel te veel saus voor één hamburger!) vatten we post aan The Last Arena voor de headliner van de dag.(cd)
De man naast ons startte een viking-hù (Euro2016, weetjewel) en duizenden mensen deden spontaan mee. Sigur Ros begon achter een matig transparant LED-scherm. Dat scherm creeërde een afstand, die de muziek aanvankelijk wat deed verdwalen maar toen, na een ouverture en Starálfur de muur bij de eerste tonen van Saeglópur omhoog schoof, brak de magie echt los. Tot trio gereduceerd keerde de band terug naar de essentie.
We misten de tierlantijntjes (strijkers, fanfare, carnavalskostuums) niet, maar sporadisch merkten we toch wat minder diepgang in de songs. Op andere momenten zat de wereldklasse net in die gestripte bezetting; bijvoorbeeld toen Ny Batteri dreigend werd ingezet door Jonsi en bassist Georg Holm. Met Vaka, Festival (Jonsi pompte een minuut lang de longen leeg), Kveikur en Hafsol leek het bijna op een greatest hitsset (greatest Duyster-hits, that is).
Afsluiten doet de Ijslandse band al sinds mensengeheugenis met Popplagid en wat ons betreft was dat kwartiertje energieontladingen hét hoogtepunt van Dour 2016 (maar The Pixies moesten nog komen...). Wat wel opviel, was dat de headliner de wei nauwelijks deed vollopen. Eens voorbij de centrale geluidstoren leek het jonge volkje vooral op ontdekkingstocht in andere hoeken van het festivalterrein.(cd)
Van Sigur Ros naar Fat White Family, je kan het een Contrast met grote C noemen. Voor al je feestjes bel je gewoon dit zootje ongeregeld uit Londen. Frontman Lias Kaci Saoudi is het prototype van een podiumbeest. In zijn hoog opgetrokken onderbroek hoste hij over het podium, dook hij het publiek in (bloed!) en trakteerde zichzelf op een wijndouche. Veel zagen we niet van het optreden, maar ze staan bijgeschreven op het lijstje “Binnenkort-Eens-Van-Naderbij-Bekijken”. (cd)
Ook voor Pantha Du Prince bleef weinig tijd over. Voor de gelegenheid een drietal, speelde Pantha Du Prince live het recentste album ‘The Triad’. Slotnummer Dream Yourself Awake riep voor ons echo's op van Underworld's Dark & Long... een betere overgang naar wat zou volgen, konden we ons niet voorstellen... (cd)
Waar The Prodigy eergisteren nog een beetje de pensioenleeftijd voorbij stond te wezen, slaagde Underworld er op een paar draakjes na wel in een relevante afsluiter te zijn. Karl Hyde maakte ook vanavond zijn rol als essentiële volksmenner waar (we willen de bijdrage van knopjeswonder Rick Smith niet minimaliseren hoor!). Het duo heeft intussen de leeftijd van de ouders van de gemiddelde festivalganger, maar er zat geen spatje sleet op de dansformule. Toegegeven, Ova Nova begon als iets waar je zou voorbijlopen, mocht het uit een tent met een mindere naam op het podium komen, maar barstte uiteindelijk toch weer los om over te lopen in een heerlijk Nylon Strung.
Push Upstairs was het voorspelbare bommetje, voor zover de wei na intussen vier festivaldagen nog kon ontploffen. Wat Seven Nations Army is voor de rock (en voor het voetbal), dat is Born Slippy voor dit volkje: een lijflied. Gestrekte armen, breed glimlachende gezichten, elkaar in de armen vallende onbekenden. Het ultieme nachtelijke festivallied, quoi. Voldaan verlieten we The Last Arena.(cd)
We hebben geleerd nooit met een volle maag te gaan slapen, dus onderweg naar de bedstee lieten we ons nog even binnenlokken in Le Labo, al was het maar omdat een vreemde uit een noordelijk gelegen provincie ons aanklampte met de woorden "La Mverte is “graaf”, man, “graaf”!".
La Mverte is een eenmansproject uit Parijs met één been in de jaren tachtig (synths! Italodisco! new beat!), één been in de jaren negentig (laagje house!) en één been in dit millennium (Kenji Minogue!). Die drie benen kwamen erg goed van pas bij dit uiterst dansbaar spul. De jongeman stond meer voor dan achter zijn toetsenarsenaal, maar 's nachts na tweeën mocht dat allemaal. Na een paar nummers waren ook wij uitgedanst en moe van alle ontdekkingen. Topdagje Dour! (cd)
Christophe Demunter, Johan Giglot