Dour 2015 - Nukkig!

Festivalterrein, Dour, 20 juli 2015

'Alea iacta est', onze (kvl) en (pvg) verkeren stilaan in verre staat van ontbinding. Dag vier van het Dour festival bracht eindelijk die verfrissende plensbui en massa's goede optredens. Let maar even goed op!

Dour 2015 - Nukkig!



Goed begonnen is half gewonnen en dus trokken wij naar Le Labo om dag vier in te zetten. Want daar stond een stel Spanjaarden klaar om aan te tonen dat ook daar meer dan genoeg ruimte is voor gezonde gekheid. 

Za! is een duo uit Barcelona, dat het boekje al lang de deur heeft uitgegooid en de improvisatie in de vier armen sluit. O jawel, ze hebben een paar platen gemaakt, maar iets zegt ons dat wat in die tent op Dour te zien was, toch niet helemaal overeenstemde met wat er op die platen stond. Als je de ene op het podium ziet morrelen aan wat pedalen en de andere zich vanuit de tent met een trompet ziet mengen onder het publiek, ben je doorgaans niet bij een doorsnee bandje aanbeland.

En daar bleef het uiteraard niet bij: samplers, stemvervormers, op tomtoms geplakte of op zijn kop gehangen cimbalen, fluiten op de vingers, rappen in het Spaans (of dat veronderstellen we toch), ... Het zat er allemaal in en zorgde dat dit meer dan een optreden, maar eerder een performance was. O jawel, ook muziek kwam erbij kijken. En dan zaten ze ergens tussen Deerhoof en Battles in. Hoe dan ook was dit een opener van formaat, die ons meteen goedgeluimd de wei instuurde. 

Wij zagen Defeater ooit dit festival platspelen en waren dan ook benieuwd of ze dat kunstje over konden doen. Maar de opkomst was niet eventedig met de inzet, hetgeen dit keer toch een beetje een domper op de vreugde was.

Maar niet getreurd, ook nu wilde de band zich voor honderd procent geven. En de echte fans brulden de refreinen van songs als Dear Father en afsluiter Cowardice graag mee terwijl de vuisten de lucht doorboorden. En evengoed kregen diezelfde fans wat rust in het desondanks van woede zinderende No Savior. De bliksem was trouwens toch al ingeslagen en al molenwiekend en rondhoppend werd er aangetoond dat Defeater er nog steeds staat. 

Griekenland is een land dat barre tijden doormaakt, dat weet u. Maar Acid Baby Jesus raakt het de koude kleren niet. Ze maken prettige rock-n'-roll, die zo uit de jaren zestig lijkt te zijn overgevlogen.

Ze begonnen kalm aan de set met nummers die in de buurt van The Kinks vertoefden; nummers met hechte samenzang en simpele popstructuren. Verderop kwamen ze meer en meer in de buurt van garagerock uit en ze eindigden met een lange lap psychedelische gitaarmuziek in de buurt van Pink Floyd.

Ze leven misschien in het verleden, maar met zo'n muziek zullen wij de laatsten zijn die verzet aantekenen. Al zouden wij bij Angela Merkel willen aandringen om de schaar in die nektapijtjes te zetten. Je bent daar nu toch net bezig. Is het niet, Angela?

Afrika stond al eerder centraal op deze editie van Dour. Denk maar aan Songhoy Blues of het verjaardagsfeestje van Tony Allen. Ook Orlando Julius nam je mee naar zwart Afrika en had daarvoor het Londense jazzcollectief The Heliocentrics meegebracht.

En zoals dat hoort bij een grootmeester, wordt die eerst ingeleid. Dus vloog de band erin na een korte opwarming en verscheen pas dan de oude meester op het podium. In zijn enthousiasme vergat hij daarbij dat wij hem pas konden horen als hij voor een microfoon stond, maar dat weerhield hem er niet van om al volop zijn sax uit te testen.

Met zichtbaar genoegen gooide de man zich op de muziek. Daarbij beperkte hij zich niet alleen tot sax spelen. Ook zingen deed hij en de bongo's moesten er bovendien ook aan geloven. Alleen jammer dat de versterker van de elektrische piano het niet deed, anders had hij ook dat voor zijn rekening genomen. Maar dat was verder geen bezwaar. Er viel immers ook zo genoeg te beleven. 

Zoals de danseres bijvoorbeeld, die meteen aantoonde waar de lapdance zijn origine vond. Ook daarin werd ze trouwens bijgestaan door de bandleider, die zich met plezier waagde aan enkele, traditionele dansen. 

Resultaat: de tent stond algauw in brand en golfde mee op het ritme van dit selecte gezelschap. En achteraf zag je alleen maar blije gezichten op zoek gaan naar de volgende, muzikale prooi.  

Black Milk had een ritmesectie en een keyboardspeler meegebracht. En in het hiphopgenre is dat uitzonderlijk. Het gaf aan de set van de Detroitse rapper een organisch gevoel dat we missen als draaitafels worden gebruikt.

Dat brengt vrijheid en verantwoordelijkheid mee. Enerzijds kon hij gemakkelijk nieuwe wendingen introduceren in zijn nummers, waardoor de set een beetje weg had van een jazz-optreden. Ook al omdat hij de ruimte liet aan zijn muzikanten om te soleren en zich te profileren.

Maar anderzijds was hij ook de dirigent van het gezelschap en moest hij constant instructies geven in de vorm van "One more time", en het op den duur enerverende "Keep it going, keep it going". Het leukst was het samenspel tussen een rapper en zijn muzikanten. Het resultaat was dan weer eerder middelmatig.

Als er een concert niet uitdraaide zoals verwacht, dan was het dat van Carl Barât & The Jackals wel. Niet dat we de man synoniem stellen met de débâcles, die sommige optredens van de (inmiddels herboren) The Libertines waren, maar ontsnappen aan die schaduw was toch ook niet helemaal mogelijk. Dus stapten wij de tent in met enig voorbehoud. 

En het is natuurlijk een Engelsman. Dan heb je bepaalde "standards" hoog te houden. Het podium opkomen deden ze dan ook met de cockiness, die Engelse bands vaak eigen is. En uiteraard droegen ze allemaal (behalve drummer Jay Bone, die zijn blote bast wou tonen) leren vesten. 

Maar al heel snel werd duidelijk dat die vier kerels daar vooraan zich gewoon amuseerden. En dat sloeg dan weer over op het publiek. Met als resultaat dat zelfs wij dat eerder gemaakte voorbehoud moesten laten varen. 

De frontman ijsbeerde rusteloos over het podium, maar vergat daarbij geen moment zijn publiek, ging graag een potje kopboksen met sologitarist Billy Tessio en leidde een nummer als March Of The Idle stampvoetend uit. Na een wat vreemde pauze halverwege werd de akoestische gitaar omgegord voor enkele nummers, die Barât solo voor zijn rekening nam. Maar daarna stond nog een puike finale te wachten in de vorm van een garagerocker die muteerde tot het minstens even boeiende War Of The Roses.

Misschien is Carl Barât niet de grootste zanger, maar dat hij liedjes kan schrijven en weet hoe je een rockshow moet opbouwen, dat had hij hier met veel overtuiging bewezen.   

The Drums hebben het soort hit dat tegelijkertijd een zegen en een vloek moet zijn. Let's Go Surfing, met dat catchy refrein, is het soort nummer waar volk op af komt, dat enkel in de hits geïnteresseerd is.

Vandaar misschien dat ze die song opspaarden tot op het einde. Nochtans konden ze ook met de andere nummers overtuigen, al was het maar omdat zanger Jonathan Pierce een goed performer is. Hij zong geaffecteerd en danste aandoenlijk in zijn met gouden logo geborduurd vestje en met zijn perfecte haarsnit. Hier stond een metroseksuele man in vol ornaat!

Hij moet wel een moeilijke jeugd gehad hebben. Best Friend ging over het sterven van een dierbare, Me And The Moon over ruzie met een geliefde, I Need A Doctor over een destructieve relatie. Allemaal kommer en kwel in Drums-land, en door die pathetiek waren vergelijkingen met Suede of The Smiths nooit veraf. Wat licht na dit alles kregen we met het vrolijke Let's Go Surfing dat nog gevolgd werd door de mooie uitsmijter Down By The Water. Beiden werden massaal meegezongen.

Geoffroy Laporte is een Parijzenaar en heeft duidelijk geen zin in een band. 't Is te zeggen: onder zijn pseudoniem Jessica 93 niet, want verder speelt hij nog in heel wat bandjes. Maar op Dour was hij dus alleen met zijn gitaar, zijn bas en een doosje vol wavedrums, waarin hij duchtig graaide. De lacunes vulde hij dan op met zijn gitaar om daarna met de bas live verder te spelen. Of omgekeerd: eerst bas, dan gitaar. Met zang erbij leverde dat het soort van coldwavesongs van dertien in een dozijn op. Goed voor twee nummers en een half voor wij de tent uitstormden. 

Duo, duo? Vergeet het maar! Want het Moon Duo op Dour was een trio. Naast de gitaar van Ripley Johnson en de synths van Sanae Yamada stond er ook een drumstel op het podium. John Jeffrey sloofde zich daarop uit om het tempo van het Duo te volgen. 

De start van het optreden was verschroeiend en het enige wat nog ontbrak was de geur van verbrand rubber. Johnson deed wat hij ook al doet bij Wooden Shjips: zijn gitaar in een baan om de aarde sturen en Yamada zorgde daarbij voor de bassen en de af en toe - zoals in Night Beat - iets prominenter aanwezige blieps. De zang werd vooral door Johnson voor zijn rekening genomen en sloot eveneens aan bij wat hij met die andere groep doet. Af en toe werd daarop een uitzondering gemaakt: Free The Skull nam zij volledig voor haar rekening en ook in de refreinen stak Yamada af en toe een mondje toe.

Op die manier was het grootste deel van het optreden als een lange roes van als sigarettenrook opdwarrelende gitaarsolo's, speelse geluidjes en furieuze drums. Enig dipje was het middelmatige en te lange Free Action, maar daarna was het opnieuw volle kracht vooruit naar wat waarschijnlijk één van de hoogtepunten van alweer een lange dag was.

Net zoals computers al winnen van mensen in het schaakspel, zal het niet lang meer duren voor we een "live" optreden van een stuk software gaan verkiezen boven een menselijke muzikant. En Autechre zal als verantwoordelijke trendsetter van die evolutie aangeduid worden.

Er viel niets te zien op het podium in de Cannibal Stage. Pikkedonker was het, in al zijn kleurschakeringen. Wat Gsm-schermpjes lichtten op in het publiek, dat was alles. De soundtrack bij dit alles was van een wel heel erg chaotische structuur.

Net zoals je ogen aan het donker moeten wennen voor je iets kan zien, duurde het even voor je een lijn kon vinden in de muziek. Stuiterend en wringend en kletsend en neurotisch waren de geluiden die de computers produceerden; en luid ook. We dansten wat, al leek het eerder een poging om de ledematen bij elkaar te houden.

We overhoorden Jonathan Toubin toevallig een interview doen in de container van Radio United en raakten meteen gefascineerd. Hier was een man aan het woord die obscure plaatjes verzamelde uit de rythm & blues en Soul, en die ouderwetse vijfenveertigtoerenvinylsingeltjes kwam draaien. Dat moesten we mee maken!

Het gaf aanleiding tot een feestje zoals er op Dour of op om het even welk ander festival tegenwoordig slechts zelden te beleven zijn. Jongens en meisjes probeerden voor het eerst samen te dansen en hun bewegingen te coördineren in een koppeldans die nog geen naam draagt maar naar rock-n'-roll neigt.

Het was een mooi schouwspel en we kregen zowaar heimwee naar die balzaalfeesten waar onze ouders hun jeugd moeten hebben versleten. Ongelooflijk ook hoe krakkemikkig de geluidskwaliteit was van dat vinyl! Maar het droeg allemaal bij tot de charme van de avond. Jonathan Toubin, Let's Twist Again some day!

In de boombox gaf DJ Lefto het slotfeest van het dagje dat hij had mogen programmeren. De tent was goed vol gelopen, maar daar zal de plenzende regen ook wel voor iets tussen gezeten hebben.

Gewoontegetrouw bracht hij een mix van excellente, vooral instrumentale hiphop en dansbare wereldmuziek. We shazamden Flako's nieuwe single, een behoorlijk psychedelisch nummer met een onweerstaanbaar ritme, en Selda, een Turkse, activistische folkartieste uit de jaren zeventig.

We herkenden ook Inner Circle's Good Life en Flying Lotus' Never Catch Me met de videoclip van Kendrick Lamar op de achtergrond. Het moest niet allemaal obscuur zijn natuurlijk, Lefto is geen snob maar een liefhebber.

Kristof Van Landschoot & Patrick Van Gestel

20 juli 2015